Openbaar Ministerie

Arrest over geheimhoudingsovereenkomst vernietigd

---

De Hoge Raad heeft vrijdag het arrest van het gerechtshof te Den Haag over de geheimhoudingsovereenkomst tussen het OM en een criminele informant vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam.

In deze zaak gaat het om de geldigheid van een overeenkomst tussen een informant en het Openbaar Ministerie waarin een geheimhoudingsverplichting is opgenomen. In cassatie is de vraag aan de orde hoe deze geheimhoudingsverplichting zich verhoudt tot de grondwettelijke verplichting van de minister van justitie om inlichtingen te verschaffen aan het parlement (art. 68 Grondwet) en tot de wettelijke verplichting van het Openbaar Ministerie om inlichtingen te verschaffen aan de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD, thans AIVD).

De informant had hierover een kort geding aangespannen tegen de Staat en gevorderd - kort gezegd - dat de Staat zich van verdere inbreuken op de overeengekomen geheimhouding zal onthouden. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de Staat in strijd met de overeenkomst het bestaan van de overeenkomst in de openbaarheid heeft gebracht en dat dit ertoe heeft geleid dat hij thans voor zijn leven heeft te vrezen. De president van de rechtbank heeft de vordering toegewezen. Het toegewezen verbod had ook betrekking op het geven van inlichtingen aan het parlement als bedoeld in art. 68 Grondwet alsmede het doen van mededelingen aan de BVD.
Wat betreft deze laatste twee punten heeft het hof te den Haag in hoger beroep het vonnis van de president vernietigd. Wel heeft het hof met het oog op de veiligheid van de informant bepaald dat eventuele inlichtingen aan het parlement geheel vertrouwelijk moeten worden verstrekt. De Hoge Raad heeft uitgesproken dat de informant in elk geval tevoren op de hoogte moet worden gesteld als er inlichtingen aan het parlement worden verstrekt, zodat hij in de gelegenheid is hiertegen bezwaar te maken.