Provincie Friesland
BEVINDINGEN INFORMATEUR BETREFFENDE EERSTE RONDE BESPREKINGEN COLLEGEVORMING FRYSLÂN
Opdracht
Mijn opdracht was 'een eerste inventarisatie te maken over de inzet van de partijen voor de college-onderhandelingen en de wijze waarop partijen tot een bestuursakkoord willen komen.'
Aanpak
Op maandag 24 maart en dinsdag 25 maart j.l. heb ik met de lijsttrekkers van alle nieuw gekozen Statenfracties gesproken. De meesten lieten zich vergezellen door een tweede vertegenwoordiger.
Tijdens die gesprekken heb ik verkend wat de mogelijkheden zijn om tot een nieuw college van Gedeputeerde Staten in Fryslân te komen.
Deze gesprekken zijn zowel in een zakelijke als constructieve sfeer verlopen.
Ik heb volgens een vast stramien de fracties een aantal vragen voorgelegd.
Samengevat betrof dat de volgende vraagpunten:
Welke conclusies worden uit de verkiezingsuitslag getrokken voor de samenstelling van het nieuw te vormen college (eerste en tweede voorkeur).
Welk type bestuursakkoord wordt voorgestaan.
Welke inhoudelijke punten moeten bij voorkeur in het bestuursakkoord geregeld worden en waar ziet men mogelijke knelpunten.
Met deze aanpak heb ik beoogd om aan de hand van het antwoord op deze drie hoofdvragen na te gaan welke fracties het meest in aanmerking komen om met elkaar in de tweede ronde nadere gesprekken te voeren.
De antwoorden op de vragen 2 en 3 zouden ondersteunend kunnen werken bij de interpretatie van de vraag (ad 1) naar de voorkeur met betrekking tot de meest gewenste coalitie.
Het moge duidelijk zijn dat de besprekingen met 10 statenfracties een palet aan mogelijkheden heeft opgeleverd.
Het is mijn opdracht de college-onderhandelingen op een zodanige wijze te begeleiden dat een college kan worden gevormd dat kan rekenen op draagvlak bij de meerderheid van Provinciale Staten. Met dit belangrijke gegeven als vertrekpunt kom ik hieronder tot mijn bevindingen.
Bevindingen
Voorkeur politieke samenstelling
Bij de meeste fracties bestaat er overeenstemming over het feit dat de twee grootste statenfracties - CDA en PvdA- in elk geval moeten worden uitgenodigd voor de gesprekken over het nieuw te vormen college.
Ook heb ik overeenstemming kunnen constateren over de wenselijkheid om het college uit meer partijen dan de twee genoemde te laten bestaan. Bij de vier grootste fracties bestaat over dit punt eveneens unanimiteit.
Vervolgens is de vraag aan de orde welke andere fracties dan bij de programmatische besprekingen in de vervolgfase zouden moeten worden betrokken.
Ook op dit punt vallen er thans reeds heldere conclusies te trekken.
Ik heb namelijk zowel een meerderheid bij Provinciale Staten in het algemeen als bij de vier grootste fracties aangetroffen die er voor pleit om bij die besprekingen zowel de FNP-fractie als de VVD-fractie te betrekken.
De FNP-fractie, omdat de verkiezingsuitslag dit volgens betrokkenen zonder meer rechtvaardigt. De VVD-fractie omdat de samenwerking tot nu toe en de daarbij behorende programmatische overeenstemming zulks rechtvaardigt.
Ik maak hierbij wel de kanttekening dat de FNP-fractie op dit punt een afwijkende mening heeft. Haar eerste voorkeur gaat uit naar een coalitie die zich beperkt tot de drie grootste fracties maar zij vindt het voeren van gesprekken tussen de vier bedoelde fracties niet onbespreekbaar. Enerzijds heef de FNP expliciet gewezen op de programmatische verschillen die er tussen haar en de VVD bestaan, anderzijds sluit zij niet op voorhand een van de vier grootste fracties uit voor het voeren van programmatische besprekingen. In die fase zal dan blijken of er wel of niet een reële basis is voor samenwerking.
Alles afwegend tekent zich een royale meerderheid in Provinciale Staten af die er op aan koerst om als eerste na te gaan of CDA, PvdA, FNP en VVD in vervolggesprekken tot overeenstemming kunnen komen.
Voorts wil ik er melding van maken dat als de voorkeur, die op basis van de door mij gemaakte inventarisatie op de grootst mogelijke steun in Provinciale Staten kan rekenen, toch niet haalbaar blijkt, nadere afwegingen moeten worden gemaakt omdat de tweede voorkeur van de vier grootste fracties uiteenloopt. In dat geval zijn in afnemende mate van draagvlak drie varianten ingebracht: de coalitie CDA-PvdA-VVD, de coalitie CDA-PvdA-FNP en een coalitie, bestaande uit PvdA, FNP, GrienLinks, SP en D66.
Voor wat betreft de kleinere fracties hebben de meesten in hun eerste voorkeursvariant aangegeven dat zij voor zich zelf geen plaats in het college zien weggelegd. In meerderheid pleiten deze zes fracties er voor om in elk geval de (grotere) fracties (FNP/PvdA) die verkiezingswinst hebben behaald uit te nodigen.
Meer concreet: al deze fracties pleiten voor het betrekken van de FNP bij de programmatische onderhandelingen, vijf van de zes vinden dat ook gelden voor de
PvdA, vier van de zes voor het CDA en twee van de zes voor de VVD. Dit leidt tot uiteenlopende voorkeursvarianten, variërend van een college met de als links aangeduide fracties, waartoe dan ook de FNP wordt gerekend, tot diverse tussenvarianten, al of niet met medewerking van de Christenunie/SGP.
Omdat geen van deze varianten op dit moment een eerste voorkeur geniet bij een Statenmeerderheid, acht ik het weinig vruchtbaar daarop thans inhoudelijk nader in te gaan.
Ik heb de (kleinere) fracties ook gevraagd hoe zij zich ten opzichte van het bestuursakkoord zullen opstellen, als dit door de beoogde coalitiefracties wordt opgesteld maar daarin tegelijk een aantal voor hen belangrijke zaken wordt opgenomen. Gebleken is dat sommige fracties in dat geval ondersteuning van het bestuursakkoord bespreekbaar achten, terwijl andere fracties hebben aangegeven de handen bij niet-deelname aan het college hoe dan ook vrij te willen houden.
Type bestuursakkoord
Er bestaat bij alle fracties overeenstemming over de wenselijkheid te komen tot een akkoord op hoofdlijnen. Door diverse fracties is daarbij als argument ingebracht dat het recentelijk ingevoerde dualisme meer kansen krijgt naarmate er minder sprake is van een gedetailleerd ('dichtgetimmerd') bestuursakkoord.
Inhoudelijke programpunten
Ik heb alle fracties gevraagd aan te geven wat voor hen belangrijke punten zijn die in het bestuursakkoord wat hen betreft geregeld zouden moeten worden. Tevens heb ik gevraagd of er sprake is van zodanige inhoudelijke knelpunten dat deze coalitiebesprekingen in de hierboven bedoelde zin ernstig zouden kunnen bemoeilijken, zo niet op voorhand onmogelijk zouden maken.
Bij deze inventarisatie is mij niet gebleken van het bestaan van ononderhandelbare punten. Ook in dit opzicht heb ik in het algemeen en bij de vier grootste fracties in het bijzonder een basishouding aangetroffen van het naar elkaar willen luisteren.
De thema's die de fracties in het bestuursakkoord geregeld willen zien heb ik -geclusterd- in een schema gezet, dat als een soort agenda kan dienen bij de vervolgbesprekingen. Ik merk met nadruk op dat het hier een eerste inventarisatie betreft en dat het fracties vrij staat tijdens eventuele vervolgbesprekingen hun definitieve inbreng te leveren. Tocht is het wellicht zinvol hier alvast een bondig overzicht te geven van de punten, die in deze fase van het proces naar voren zijn gekomen.
Daartoe verwijs ik naar de bijlage, die bij deze bevindingen is gevoegd. Ik heb die bijlage, gelet op de unanieme wens om een programma op hoofdlijnen te maken, ook tot hoofdlijnen beperkt.
Er bestaat naar mijn mening in deze oriënterende fase geen aanleiding om thans inhoudelijk nader op deze thema's in te gaan: het is immers de bedoeling dat dat juist in de vervolgfase aan de orde komt. Op één thema ga ik straks nog wel nader in.
In algemene zin kan ik nu al wel de conclusie trekken dat weliswaar elke fractie in meerdere of mindere mate eigen specifieke punten heeft die men in het bestuursakkoord geregeld wil zien maar dat anderzijds op basis van het aantal gemeenschappelijke (dan wel onderling niet apert strijdige) punten voldoende aanleiding bestaat om programmatische besprekingen te openen tussen fracties, die qua deelname kunnen rekenen op een royale meerderheid in Provinciale Staten.
De overige fracties krijgen nog gelegenheid om te zijner tijd op het concept-bestuursakkoord commentaar te leveren. Informateur en/of de deelnemende fracties kunnen dat commentaar uiteraard bij de vaststelling van het definitieve akkoord betrekken. Dat geldt uiteraard ook voor hetgeen in de eerste ronde al door deze fracties naar voren is gebracht.
Zoals eerder aangegeven acht ik voldoende reden aanwezig om tenslotte nog expliciet stil te staan bij één thema, dat (ook) in de besprekingen van de afgelopen dagen een prominente rol heeft gespeeld.
Dat betreft de discussie over de vervolgstappen rond de Zuiderzeelijn.
Het moge duidelijk zijn dat het hier een delicaat onderwerp betreft, waaromtrent zowel binnen Provinciale Staten als binnen de vier grootste fracties verschillende posities zijn ingenomen, waarbij ik de posities zelf als bekend veronderstel.
Tegelijk heb ik geconstateerd dat het bestaan van die verschillende posities voor geen van de vier grootste fracties reden is geweest om elkaar op voorhand uit te sluiten. Ik leid daaruit de bereidheid af om na te gaan in hoeverre er in de vervolgfase een formulering kan worden gevonden, waarbij zowel rekening wordt gehouden met bestuurlijke realiteiten als met politieke verschillen die er op dit punt tussen fracties bestaan. Of de bereidheid in de vervolgfase bij alle fracties in dezelfde mate daadwerkelijk aanwezig is zal moeten blijken maar het komt mij voor dat dit thema in het begin van de vervolgfase op hoofdlijnen moet worden verkend, waarna eventuele uitwerking verderop in het proces kan plaatsvinden.
Vervolgfase
Ik neem mij -in afwachting van het te voeren openbaar debat - voor om het proces van collegevorming te vervolgen overeenkomstig het stappenplan zoals dat door de Statenfracties voor de collegevorming is geaccordeerd. In het desbetreffende voorstel is nog de mogelijkheid opengelaten of de vervolgfase door een of twee informateurs moet worden begeleid. Ik meld hierbij nog dat alleen de PvdA de wenselijkheid van een tweede informateur voor de vervolgbesprekingen naar voren heeft gebracht. Ik neem hierover geen standpunt in en wacht de uitkomsten van het openbare debat af.
RESUMEREND
Nadat ik met alle nieuw gekozen Statenfracties heb gesproken en na een inventarisatie opgesteld te hebben van de door deze fracties ingebrachte politieke en inhoudelijke stellingnames kom ik tot de volgende bevindingen:
Bij een meerderheid van Provinciale Staten bestaat de wens om te komen tot een vervolgfase waarbij wordt getracht programmatische overeenstemming te bereiken tussen CDA, PvdA, FNP en VVD.
De FNP opteert als eerste voorkeur nadrukkelijk voor een coalitie, bestaande uit CDA, PvdA en FNP maar sluit de VVD voor het voeren van programmatische besprekingen niet op voorhand uit.
Er is geen sprake van punten, die voor een van de hiervoor genoemde fracties 'ononderhandelbaar' zijn; in die zin zijn er geen inhoudelijke beletselen om programmatische besprekingen als hiervoor bedoeld aan te gaan.
Op basis van deze bevindingen geef ik de Statenfracties in overweging er mee in te stemmen om:
de informatieronde te vervolgen met het openen van inhoudelijke programmatische besprekingen, waartoe de fracties van CDA, PvdA, FNP en VVD worden uitgenodigd;
de hiervoor bedoelde fracties te verzoeken om bij de programmatische besprekingen aandacht te schenken aan punten, die vanuit andere Statenfracties in de afgelopen week en tijdens het openbare debat zijn aangedragen.
Tenslotte geef ik de statenfracties in overweging een standpunt in te nemen over het al of niet wenselijk zijn van een tweede informateur.
Drs. Ing. Jacob Reitsma,
Informateur collegevorming Fryslân
Bijlage:
Thema's voor een Bestuursakkoord
geselecteerd en omschreven vanuit de wens van een akkoord op hoofdlijnen
in dit stadium in willekeurige volgorde
(over een motto is nog niet nagedacht)
1. Inrichting van het bestuur
a. Noordelijke samenwerking
In de afgelopen jaren is intensief in SNN-verband met Groningen en Drenthe samengewerkt. Deze samenwerking stond en staat sterk in het teken van de uitvoering van het Kompas voor het Noorden. De vraag wordt gesteld hoe de Friese inzet voor de Noordelijke Samenwerking voor de komende Statenperiode kan worden gekarakteriseerd.
b. Regelgeving en procedures
Er bestaat bezorgdheid over de omvang van regelgeving en de uitgebreidheid en complexiteit van procedures. De vraag is aan de orde of van de kant van de provincie gericht kan worden ingezet op beperking en vereenvoudiging.
c. Gemeentelijke herindeling
Gelet op de partijpolitieke standpunten terzake is er geen signaal afgegeven voor initiatieven voor gemeentelijke herindeling van boven af.
2. Economie en werkgelegenheid
Economie en werkgelegenheid vormen gezien de al lang en nog steeds bestaande achterstanden reeds lange tijd belangrijke pijlers in het provinciale beleid. Juist nu de economie stagneert en de werkloosheid weer oploopt is een nadere bepaling van de provinciale inzet in het Bestuursakkoord gewenst.
Mee in verband hiermee wordt een strategiebepaling voor het nog open staande Langman II (2006-2010) gewenst.
3. Ruimtelijk-economische ontwikkeling
In de afgelopen periode zijn de (economische) kernzones krachtig gestimuleerd. De vraag is aan de orde in hoeverre de huidige balans in benadering tussen kernzones (mal) enerzijds en platteland (contramal) herijking behoeft. Daarbij zijn twee invalshoeken in het geding:
- concentratie/spreiding van wonen en werken
- de financiële facilitering
Speciale aandacht in deze context vragen de positie van Leeuwarden en die van de regionale centra op het platteland.
4.Volkshuisvesting
Aandacht is gevraagd voor de inzet van het instrument woningcontingentering. Daarbij zijn drie aspecten aan de orde:
- de inzet van het instrument als zodanig ja of nee
- de ruimtelijke spreiding van de woningen
- de samenstelling van de woningen naar type.
5. Plattelandsbeleid
Diverse ontwikkelingen op het platteland geven reden tot zorg. De wens is om nog krachtiger vorm te geven aan een op uitvoering gericht integraal en gebiedsgericht plattelandsbeleid.
6. (Agrarisch) natuurbeheer
Al vele jaren inmiddels voert de provincie een krachtig (agrarisch) natuurbeleid uit, gebaseerd op duidelijke afspraken met betrokken partijen en belanghebbenden. De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur vormt hierin een belangrijke pijler. De wens is geuit de ambities nader onder ogen te zien, gezien de krimpende Rijksbudgetten.
7. Waterhuishouding
In samenwerking met diverse betrokken partijen wordt aangaande omvangrijke vraagstukken inzake waterbeheersing en waterkering beleid ontwikkeld. In februari jl. hebben de Staten besluiten genomen over hoofdkeuzen en randvoorwaarden voor de toekomstige afwatering in Fryslân. Voor het vervolg is een traject uitgezet.
De vraag is aan de orde of de huidige inzet gecontinueerd kan worden.
8. Verkeer en vervoer
De afgelopen jaren is op het terrein van verkeer en vervoer een aantal initiatieven genomen voor projecten van majeure aard. Van belang zijn afspraken hoe hiermee in de komende Statenperiode verder te gaan. Een belangrijk aspect daarbij is de (voor)financiering van deze projecten.
In dit verband wordt ook de positie van de openbaar vervoerbedrijven meegenomen.
9. Zuiderzeelijn
De problematiek van de Zuiderzeelijn vraagt om afspraken over wat er in de komende Statenperiode van de kant van de provincie moet gebeuren.
10. Taal en cultuur
De Friese taal en cultuur nemen in de Friese samenleving en dus ook in het provinciale beleid een belangrijke plaats in. De vraag is aan de orde of over het Fries taalbeleid in het Bestuursakkoord afspraken moeten worden opgenomen.
11. Onderwijs en kennisinfrastructuur
Aan onderwijs en kennisontwikkeling wordt veel gewicht toegekend, enerzijds vanuit het verminderen van relatieve achterstanden in onderwijsparticipatie, anderzijds vanuit de bijdrage aan de versterking van de economische structuur en de kwaliteit van het werkgelegenheidsaanbod. Daarom vragen onderwijs en kennisinfrastructuur om een programmatische inzet in het Bestuursakkoord.
12. Zorg en welzijn
De beschikbaarheid, de spreiding en de toegankelijkheid van welzijn- en zorgvoorzieningen zijn voor de leefbaarheid in Fryslân van groot belang. Daarin worden diverse tekortkomingen geconstateerd. Vandaar dat een inzet vanuit een duidelijk provinciaal beleid gewenst wordt.
13. Veiligheid
In de samenleving leven vanuit uiteenlopende redenen gevoelens van onveiligheid.
Het wordt van belang geacht in het Bestuursakkoord aan te geven op welke wijze door de provincie kan worden bijgedragen aan het wegnemen van oorzaken, die leiden tot gevoelens van onveiligheid.
14. Energie en grondstoffen
In Fryslân vragen regelmatig onderwerpen op het gebied van energie en grondstoffen om aandacht. Genoemd worden in dit verband de bevordering van duurzame en alternatieve energie zoals wind- en zonne-energie en de kwestie van gaswinning Waddenzee.
15. Financiën
Vanuit de gedachte dat de in het Bestuursakkoord te benoemen ambities in overeenstemming zijn met de financiële mogelijkheden mogen uitspraken over het financieel kader in het Bestuursakkoord niet ontbreken. Daarbij is het belang dat de beschikbaar gestelde middelen ook daadwerkelijk worden ingezet. In dit kader wordt ook aandacht gegeven aan de NUON-aandelen.
16. Overige genoemde punten
- privatisering nutsbedrijven
- debat normen en waarden
- Europese samenwerking
---- --