Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AF6343 Zaaknr: 03/821, 03/822, 03/823, 03/824,
13/123078-02
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 25-03-2003
Datum publicatie: 26-03-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: raadkamer
RECHTBANK AMSTERDAM
TWAALFDE MEERVOUDIGE RAADKAMER
RK nummers: 03/821, 03/822, 03/823, 03/824
Parketnummer: 13/123078-02
BESCHIKKING
Op het bezwaarschrift ex artikel 51d lid 3 van het Wetboek van
Strafvordering (Sv) van:
1. ,
wonende aan de , ,
2. ,
wonende aan de , te ,
3. ,
wonende aan de , ,
4. ,
wonende aan de , ,
voor dit bezwaarschrift domicilie kiezende ten kantore van hun
raadsman mr. Th.U. Hiddema aan de Wilhelminasingel 109, 6221 BH
Maastricht.
Procesgang.
Dit bezwaarschrift is op 13 maart 2003 ter griffie van deze rechtbank
ontvangen.
De rechtbank heeft op 20 maart 2003 klager, de heer , diens
raadsman mr. Th.U. Hiddema, de raadsman van verdachte, mr. A.A.
Franken en de officier van justitie mr. J. Plooy gehoord in
niet-openbare raadkamer.
De verdachte is opgeroepen, maar heeft op 20 maart 2003 schriftelijk
afstand gedaan van zijn recht om in raadkamer op het bezwaarschrift
gehoord te worden. Deze afstandsverklaring is bij de stukken gevoegd.
Inhoud van het bezwaarschrift.
Het bezwaarschrift richt zich tegen het onthouden van processtukken -
te weten het proces-verbaal van nader verhoor van de verdachte op 19,
20 en 22 november 2002 door de rechter- commissaris belast met de
behandeling van strafzaken in deze rechtbank - door de officier van
justitie aan klagers.
Door de officier van justitie aan de rechtbank overgelegde stukken.
Op verzoek van de raadkamer heeft de officier van justitie de in zijn
brief d.d. 6 januari 2003 aan mrs. Franken en Böhler genoemde en reeds
aan mr. Hiddema verstrekte stukken in de onderhavige procedure
ingebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie aan de leden van de raadkamer
op hun verzoek een afschrift van het proces-verbaal in kwestie ter
kennisneming verstrekt.
Ontvankelijkheid van klagers.
Klagers zijn gerechtigd zich als benadeelde partijen te voegen in het
strafproces tegen verdachte.
Tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat zij dit op het
moment van het indienen van hun bezwaarschrift nog niet hadden gedaan.
De bezwaarschriftprocedure op de voet van artikel 51 d lid 3 Sv is
toegesneden op de situatie dat een benadeelde partij zich al heeft
gevoegd.
In de fase die daaraan vooraf gaat, moet een slachtoffer zijn verzoek
om informatie in het kader van de bepalingen van de Wet openbaarheid
van bestuur doen.
Daarom is thans eerst aan de orde de vraag of het bezwaar van klagers
wel in het kader van artikel 51 d lid 3 Sv door de raadkamer van deze
rechtbank kan worden getoetst.
Bij de beoordeling van deze vraag gaat de rechtbank van het volgende
uit.
De raadsman van klagers heeft bij brief van 17 december 2002 aan de
officier van justitie meegedeeld dat klagers zich wensen te voegen in
de procedure en hij heeft daarom om afschrift van het dossier
gevraagd.
Op 24 februari 2003 heeft de raadsman van klagers aan de officier van
justitie verzocht om verstrekking van de uitgebreide verklaring die
verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris belast met de
behandeling van strafzaken in deze rechtbank heeft afgelegd.
De officier van justitie heeft bij brief van 27 februari 2003
geweigerd aan dit verzoek te voldoen.
Hierop is door de advocaat - tijdig - het bezwaarschrift ex art. 51d
lid 3 Sv ingediend.
Tijdens de behandeling in raadkamer heeft een der klagers, te weten de
aldaar aanwezige , na bespreking van de
ontvankelijkheidsvraag, het ingevulde en door hem ondertekende
voegingsformulier aan de officier van justitie overhandigd.
Gelet op het hierboven weergegeven wettelijk kader is de rechtbank van
oordeel dat klagers 1, 3 en 4 niet ontvankelijk zijn in hun bezwaar nu
zij zich ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift nog niet
hadden gevoegd als benadeelde partij.
Dit is anders voor .
Tijdens de onderhavige procedure heeft hij zich gevoegd.
De rechtbank gaat er van uit dat indien thans opnieuw om
inzage zou verzoeken, de officier van justitie zijn eerdere
inhoudelijke weigering handhaaft en deze niet anders zal motiveren dan
hij thans bij de behandeling in raadkamer heeft gedaan.
Het van vergen om opnieuw een bezwaarschriftprocedure te
starten, betekent daar waar hij zich inmiddels heeft gevoegd een
onnodige herhaling van zetten die proceseconomisch niet gewenst is en
die zijn belangen - gelet op het doel van de inzage en het tijdstip
waarop de openbare terechtzitting begint, namelijk op 27 maart 2003 -
op onevenredige wijze schaadt.
De rechtbank zal dan ook ontvankelijk achten in deze
procedure. Dit kan niet gelden voor de overige klagers.
De beoordeling van het bezwaarschrift.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank zich beperken tot de
inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift van .
wenst inzage en afschrift van het proces-verbaal van de
uitgebreide verklaring die verdachte bij de rechter-commissaris belast
met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank op 19, 20 en 22
november 2002 heeft afgelegd.
Hij heeft in het bezwaarschrift en tijdens de behandeling in raadkamer
toegelicht welk belang hij bij inzage en afschrift van dat
proces-verbaal heeft. Het belang is, kort samengevat, daarin gelegen
dat klager in de gelegenheid wenst te worden gesteld om zich
geestelijk voor te kunnen bereiden op de aanstaande inhoudelijke
behandeling van de strafzaak en om de ontvankelijkheid en onderbouwing
van zijn vordering benadeelde partij beter te kunnen beoordelen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van een verdachte van
belang kan zijn voor een benadeelde partij bij de keuze of en zo ja
hoe hij de schade wil verhalen op de verdachte. Daarnaast is niet uit
te sluiten dat een verklaring van een verdachte dusdanige
emoties teweegbrengt bij een benadeelde partij dat deze er voor moet
kunnen kiezen zijn ingediende vordering juist wél of juist níet bij de
behandeling ter zitting mondeling toe te lichten. De rechtbank is
daarom van oordeel dat klager een rechtens te respecteren belang heeft
bij de inzage van bedoeld proces-verbaal.
De officier van justitie heeft die inzage geweigerd omdat het belang
van het onderzoek, het belang van de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer van verdachte en zwaarwichtige gronden aan het algemeen
belang ontleend zich tegen inzage van het proces-verbaal verzetten. De
officier van justitie heeft feitelijk daartoe slechts gesteld dat
gevreesd moet worden voor publicatie van delen uit de verklaring, op
zodanig tijdstip of zodanige wijze dat de strafzaak daardoor voor het
Openbaar Ministerie enige schade kan oplopen. Ook de raadsman van
verdachte vreest vroegtijdige publicatie.
Aan de wetsgeschiedenis is te ontlenen dat op de grond van de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte doorgaans
reclasseringsrapporten en psychiatrische rapporten over de verdachte
aan de benadeelde partij zullen moeten worden onthouden.
Bij zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend moet worden
gedacht aan de belangen van de veiligheid van de staat of van de
diplomatieke betrekkingen met het buitenland.
Deze situaties doen zich naar het oordeel van de rechtbank hier niet
voor en op deze gronden kan inzage niet worden geweigerd.
Het belang van het onderzoek wordt in de parlementaire stukken niet toegelicht. In de litteratuur wordt aannemelijk geacht dat hierbij moet worden gedacht aan situaties waarin door het verlenen van inzage in processtukken aan de benadeelde partij, de voortgang van het onderzoek gevaar kan lopen of kan worden belemmerd.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Zowel klager als zijn raadsman hebben bij de behandeling in raadkamer
aangegeven dat zij het proces-verbaal waar het hier om gaat slechts
voor eigen gebruik zullen benutten en dat zij de inhoud daarvan niet
-op welke wijze dan ook - zullen openbaren.
Voorts begint de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen
verdachte al op 27 maart 2003. Daar zal de rc-verklaring van verdachte
in het openbaar worden behandeld.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank, mede gelet op de inhoud van de
uitgebreide rc-verklaring, van oordeel dat het door de officier van
justitie bedoelde te beschermen onderzoeksbelang niet dusdanig kan
worden geschaad, dat aan klager inzage en afschrift van het
proces-verbaal nog langer moet worden geweigerd.
Het bezwaarschrift door ingediend zal dan ook gegrond
worden verklaard.
BESLISSING
Verklaart klagers 1, 3 en 4 niet ontvankelijk in hun bezwaar.
Verklaart het bezwaarschrift van klager onder 2. genoemd gegrond en
gelast de onmiddellijke verstrekking van een afschrift aan hem van het
proces-verbaal van nader verhoor van de verdachte op 19, 20 en 22
november 2002 door de rechter-commissaris belast met de behandeling
van strafzaken in deze rechtbank.
Deze beslissing is op 25 maart 2003 uitgesproken ter openbare
terechtzitting
door mr. A.M.C. de Wit, voorzitter
en mrs. A.M.I. van der Does en P.K. van Riemsdijk, rechters
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier.