Gerechtshof 's-Gravenhage
Uitspraak tegen Koerden na bezetting woning Griekse ambassadeur in
1999
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 14-10-2002
Den Haag, 14 oktober 2002 - Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft
vandaag uitspraak gedaan in het hoger beroep in de strafzaak tegen een
groep Koerden die op 16 februari 1999 het woonhuis van de Griekse
ambassadeur in Den Haag binnendrongen, terwijl anderen daarbij
echtgenote, kind en huishoudster van de ambassadeur gijzelden. Ter
beëindiging van de bezetting werd indertijd onderhandeld tussen
politie en bezetters. De bezetters wensten een waardige aftocht en
geen zichtbare arrestatie voor het oog van de camera. Op het
politiebureau werden de bezetters gearresteerd.
In hoger beroep beriepen de verdachten zich op niet-ontvankelijkheid
van het Openbaar Ministerie. Tijdens de rechtszaak werd volgens het
hof de inhoud van de toezeggingen van de politie omtrent de te
verrichten arrestaties onvoldoende duidelijk. Het hof oordeelde dat
onduidelijkheid over het al dan niet bestaan van toezeggingen en over
de omvang en nakoming daarvan, onvoldoende grond biedt voor
niet-ontvankelijkheid van het OM. Het hof zag in de onduidelijkheid
omtrent de arrestaties en in het tijdsverloop tussen het instellen van
het hoger beroep en de datum van de uitspraak wel aanleiding de
strafmaat ten voordele van het merendeel van de verdachten aan te
passen.
Vandaag zijn in deze zaak 23 arresten gewezen. In veruit de meeste
zaken was het hierboven genoemde de belangrijkste overweging.