Gerechtshof 's-Gravenhage
Vader en zoon veroordeeld voor dubbele moord in Loosduinen
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 30-09-2002
's-Gravenhage, 26 september 2002- Het Haagse gerechtshof heeft de
verdachten in de Loosduinse moordzaak veroordeeld tot
gevangenisstraffen van respectievelijk twintig jaar voor vader J.R. en
twaalf jaar voor zoon W.R. wegens plegen van een dubbele moord,
brandstichting en vrijheidsberoving.
De rechtbank veroordeelde eerder de vader tot een gevangenisstraf van
achttien jaar voor medeplegen van dubbele doodslag, brandstichting en
verboden wapenbezit, de zoon kreeg veertien jaar. In hoger beroep
vorderde de advocaat-generaal levenslang voor de vader en twintig jaar
voor de zoon.
Het hof geeft in de strafmotivering ten aanzien van de vader aan dat,
onder andere, ondanks dringende oproepen van nabestaanden van de
slachtoffers aan de vader om opheldering te verschaffen over het
motief voor de moorden, ook in hoger beroep hij hierop geen antwoord
heeft gegeven. Door gebruik te maken van zijn zwijgrecht heeft hij
geen verantwoordelijkheid willen nemen voor de door hem gepleegde
ernstige misdrijven en ervoor gekozen eventuele strafverzachtende
omstandigheden niet in overweging aan het hof te geven. Daarbij ging
het hof bij het bepalen van de lengte van de straf uit van de
schokkende ernst van de misdrijven en van het feit dat de verdachte
een groot gevaar vormt voor de veiligheid van personen in het
algemeen.
Door oplegging van de gevangenisstraf van twintig jaar legt het hof
de, in het Nederlands strafrecht, langst mogelijke tijdelijke straf
op. Hierbij heeft het hof rekening gehouden met de leeftijd van J.R
(53 jaar). Het hof heeft geen levenslang opgelegd omdat het, uit het
oogpunt van humaniteit, vindt dat de dader in beginsel het perspectief
moet worden geboden dat hij uiteindelijk weer in de samenleving
terugkeert.
Het hof rekent zoon W.R. aan dat hij zijn verantwoordelijkheid als
mededader niet heeft willen erkennen en op geen enkel moment afstand
heeft genomen van de daden van zijn vader. Volgens gedragsdeskundigen
zijn de tenlastegelegde feiten volledig aan W.R. toe te rekenen. Het
hof heeft in de bepaling van de straf echter ook rekening gehouden met
omstandigheden ten voordele van de zoon, zoals zijn uiting van
gevoelens van spijt en medeleven in de richting van de nabestaanden en
het feit dat hij gedeeltelijk inzicht heeft gegeven in de gang van
zaken die tot de misdrijven leidde. De belangrijkste overwegingen van
het hof om niet de vordering van de advocaat-generaal te volgen waren
het feit dat W.R. zelf niet heeft geschoten en dat hij, anders dan
zijn vader die welbewust het plan had opgevat om de twee slachtoffers
te doden, slechts het risico heeft genomen dat zijn vader dit plan zou
uitvoeren.
Tevens speelde bij de straftoemeting een rol dat er bij vader en zoon
sprake is van eerdere veroordelingen voor het plegen van
geweldsdelicten. J.R. werd ook veroordeeld wegens verboden wapenbezit.