GroenLinks

GroenLinks Tweede-Kamerfractie Nieuwsbrief 25 maart 2003 13:25
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
GroenLinks wil vragenuur over formatie

(25 maart 2003)

GroenLinks wil dat de Tweede Kamer om de week een vragenuurtje kan houden over de voortgang van de kabinetsformatie. Femke Halsema heeft dinsdag een voorstel ingediend om daartoe het reglement van orde van de Kamer te wijzigen. Initiatiefvoorstel van het lid Halsema (GroenLinks) tot wijziging van het Reglement van Orde

VOORSTEL

Het Reglement van Orde wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 139a, wordt vervangen door:

1. De Kamer stelt gedurende een kabinets(in)formatie een (in)formatie vragenuur in dat leden de mogelijkheid biedt om inlichtingen te vragen aan formateur(s) of informateur(s). 2. Het (in)formatie vragenuur vindt om de week plaats op donderdag voorafgaand aan de regeling van werkzaamheden. 3. Het lid dat tijdens het (in)formatie vragenuur vragen wil stellen, meldt dit, onder aanduiding van het onderwerp, schriftelijk bij de Voorzitter aan uiterlijk donderdag 12 uur. 4. Op de voorstellen bedoeld in het eerste, tweede en derde lid zijn de bepalingen betreffende het mondelinge vragenuur van toepassing zoals vastgelegd in Artikel 136 lid 3 en 4 en de Artikelen 137 tot en met 139, waarbij de aanduiding minister gelezen moet worden als (in)formateur(s). 5. De Kamer kan na afronding van een opdracht tot kabinets(in)formatie besluiten om een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs uit te nodigen om in een debat over het verloop van die kabinets(in)formatie inlichtingen te verschaffen.

TOELICHTING

Artikel 153 lid 1 van het Reglement van Orde bepaalt dat ieder lid schriftelijk kan voorstellen om een of meer bepalingen van het Reglement te herzien. Van deze bepaling wordt door de initiatiefnemer gebruik gemaakt in een poging Artikel 139a te wijzigen.

Het huidige artikel 139a bepaalt dat de Tweede Kamer alleen na afronding van een opdracht tot kabinets(in)formatie kan besluiten om een formateur of informateur uit te nodigen om over het verloop van die kabinets(in)formatie inlichtingen te verschaffen.

Hoewel de discussie over Artikel 139a al vaker is gevoerd acht de initiatiefnemer het wenselijk een nieuwe poging te doen om ook als Tweede Kamer tijdens de loop van een (in)formatieopdracht inlichtingen te kunnen vragen aan de (in)formateur(s).

Ten einde dit mogelijk te maken wordt voorgesteld om een zogenaamd (in)formatie vragenuur in te stellen, dat om de week plaats vindt gedurende het verloop van de kabinets(in)formatie.

De reden om dit (in)formatie vragenuur in te stellen is gelegen in bezorgdheid over het gesloten en veel te monistische karakter van recente kabinets(in)formaties. In toenemende mate zien we dat fractievoorzitters van beoogde coalitiepartijen met één of meerdere informateurs een regeerakkoord maken. Dat deze situatie zich in de loop der jaren zo ontwikkeld heeft wordt helder beschreven in de oratie van Prof. Dr. C. van Baalen. Belangrijk daarbij is de constatering dat in een wat verder verleden kabinetsformaties anders verliepen dan nu het geval is.

Het monistische karakter van recente (in)formaties leidt er toe dat er tijdens een kabinets(in)formatie een soort informele Kamer in de Tweede Kamer functioneert, die zelfs na de formatie doorwerkt en voortdurend coalitieoverleg ter voorbereiding op Kamerdebatten stimuleert. Hierdoor kan een regering vrijwel altijd al van te voren rekenen op een Kamermeerderheid, waardoor de noodzaak om aan de Tweede Kamer uit te leggen waarom voorstellen goed zijn minder wordt gevoeld. In plaats van te regeren door te overtuigen, overheersen voorgekookte compromissen die desnoods met simpele machtswoorden worden doorgedrukt.

De initiatiefnemer is van mening dat het dualisme versterkt moet worden. Een mening die, zo bleek tijdens de meest recente verkiezingscampagne, door alle in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen wordt gedeeld. De praktijk wijst echter uit dat men verdeeld is over de vraag hoe dat zou moeten. Als het over dualisme gaat wordt er door te veel partijen een waterscheiding aangebracht tussen enerzijds de periode van de kabinets(in)formatie en anderzijds de periode waarin het nieuwe kabinet er feitelijk zit. De vuistregel die met name de grote partijen hanteren luidt: géén dualisme tijdens de formatie (in tegendeel: proberen zoveel mogelijk uit de onderhandelingen te slepen) maar wél tijdens de rit van het nieuwe kabinet.

De initiatiefnemer is van mening dat deze waterscheiding moet worden geslecht. Dualisme kan pas echt worden versterkt als ook het monisme tijdens een kabinets(in)formatie wat wordt teruggedrongen en er minder sprake is van een informele Kamer in de Tweede Kamer. Inzet van het wijzigingsvoorstel is dus vooral om een andere maatvoering in het monisme te bereiken, door dat deel van de Kamer dat niet aan de onderhandelings-tafel zit de mogelijkheid te geven periodiek inlichtingen te vragen aan de (in)formateurs.

De initiatiefnemer realiseert zich goed, dat de wetten van de machtsvorming in onze constitutionele monarchie volledige openbaarheid van het (in)formatieproces niet realistisch maken. Maar meer openheid is wat anders dan volledige openbaarheid. Uiteraard kan meer openheid tot nieuwe vormen van geheimhouding leiden. Politici die weten dat iets publiek bekend kan worden, houden hier vaak ook rekening mee. Tegelijkertijd gaat er van meer openheid ook een reinigende werking uit.

Tijdens een kabinets(in)formatie is er altijd sprake van bezorgdheid om de controleerbaarheid van de macht en de machtsvorming. Ook om de vraag of de nieuwe macht wel voldoende wordt gelegitimeerd door de kiezer. Meer openheid rond de (in)formatie als gevolg van het in te stellen (in)formatie vragenuur zorgt er voor dat de (in)formateurs en de fractievoorzitters die onderhandelen minder snel gevangen zullen raken in hun eigen onderhandelingsrealiteit. De periodieke confrontatie met vragen en zorgen uit de Kamer kan hen wat dat betreft beter bij de les houden.

Uiteraard is niet de verwachting dat (in)formateurs en/of de fractievoorzitters voortdurend het achterste van hun tong laten zien. Wie nog volop onderhandelt over een specifieke kwestie wil ook nog zijn of haar kaarten op de borst houden. Tegelijkertijd is de praktijk dat (in)formateurs en onderhandelaars verklaringen afleggen tegenover de pers en zich voor de media beschikbaar houden als het gaat om de beantwoording van vragen. Op die beschikbaarheid zou de Tweede Kamer ook moeten kunnen rekenen. Juist als het gaat om opheldering over berichten die in de media verschijnen of het uiten van bezorgdheid over de voortgang en de duur van de formatie kan de Tweede Kamer in de ogen van de initiatiefnemer een betekenisvolle rol spelen.

Een (in)formatieproces beoogt niet alleen te resulteren in een politiek akkoord, maar is tevens een investering in vertrouwen. Allereerst in het vertrouwen tussen nieuwe coalitiepartijen onderling, maar daarnaast ook tussen het nieuwe Kabinet en de hele Kamer. Vertrouwen, zoals we weten, komt te voet en gaat te paard. Het is dus zaak dat vertrouwen niet alleen ontstaat achter gesloten deuren aan de onderhandelings-tafel, maar ook het licht van de openbaarheid verdraagt en daardoor mogelijk versterkt wordt.

Tevens biedt de introductie van een vragenuur de (in)formateurs (en als zij dat verkiezen ook de fractievoorzitters die onderhandelen) een platvorm om de publieke betrokkenheid bij het (in)formatieproces in door hen gewenste banen te leiden. Voor de kiezer is het (in)formatieproces, de feitelijke vorming van de regeringsmacht, een grote zwarte doos. Kiezers zien wie er in gaan en met wat ze naar buiten komen, maar niet wat daarbinnen gebeurt. Een periodiek vragenuur over de (in)formatie kan een bescheiden bijdrage zijn aan het dichten van de kloof tussen de burger en de politiek.

Er is het afgelopen jaar veel over nieuwe politiek gezegd en geschreven. Het is de vraag wat daar van beklijft. Eén les kan in ieder geval worden getrokken. Het is zaak dat de Kamer zelf ook naar haar eigen functioneren kijkt en pogingen doet om zelf enige tegenmacht te plaatsen tegenover monistische gewoonten die zich over een reeks van jaren hebben gevormd. Want ook voor het (in)formatieproces zou kunnen gelden dat met iets meer balans tussen macht en tegenmacht ook de kwaliteit en het draagvlak voor de resultaten van dat proces gediend zijn.


- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -