Gemeente Utrecht
Toelichting op besluiten van het college van burgemeester en wethouders
25 maart 2003
Persconferentie naar aanleiding van de collegevergadering om 16.00 uur in de perskamer van het stadhuis.
1. Betere opvang nul- tot zesjarigen
Met ingang van 2004 zullen alle wijken een afgewogen aanbod bieden van opvang voor 0 tot 6 jarigen van peuterspeelzalen, voorscholen of andere vormen van kinderactiviteiten. De nieuwe beleidslijn is vastgelegd in de nota "naar een gedifferentieerd aanbod voor nul- tot zesjarigen". Aanleiding voor deze nota zijn verschillende ontwikkelingen op het terrein van de 0 tot 6 jarigen. Afspraken in het kader van BANS (Bestuursakkoord Nieuwe Stijl), het landelijk beleidskader LOA 2 (Lokaal Onderwijsachterstandenbeleid) en de VVE-regelingen (Voor- en Vroegschoolse Educatie) geven een kader waarbinnen nieuw beleid kan worden vormgegeven. Daarbij is meer aandacht voor zo vroeg mogelijke bestrijding van (onderwijs)achterstanden. Juist op zeer jonge leeftijd werpen investeringen in taalontwikkeling hun vruchten af. Die extra inzet op taalontwikkeling wordt gegeven door een verbreding en verdieping van het bestaande peuterspeelzaalwerk voor doelgroepleerlingen van het onderwijsachterstandenbeleid in de voorschool. Het aanbod op de voorschool bestaat uit vier dagdelen, een gestructureerd didactisch programma gericht op de bestrijding van achterstanden op met name taal en een bezetting van twee leidsters op een groep. De VVE-regeling, de grondslag voor de voorschool, slaat een brug tussen de voor- en de vroegschoolse (groepen 1 en 2 van de basisschool) periode en benadrukt het belang van een doorgaande lijn tussen deze twee fasen.
De voorschool komt niet in de plaats van de peuterspeelzalen, maar is daar een aanvulling op. Een aantal peuterspeelzaalgroepen zal opgaan in voorschoolgroepen. Met deze beleidswijziging gaat de gemeente het peuterspeelzaalwerk stroomlijnen door bij de openstelling zo effectief mogelijk gebruik te maken van de ruimte, het aantal door de gemeente te subsidiëren dagdelen vast te legggen op twee en de duur van de opvang per dagdeel vast te leggen op drie uur. Ook zal de groepsgrootte voor alle peuterspeelzalen hetzelfde zijn, te weten 14 kinderen. Een laatste verbeterpunt is dat er een uniforme inkomensafhankelijke ouderbijdragetabel komt. Met het bestaande budget kan de gemeente vanaf 2004 45 voorscholen opzetten.
2. Publieksfuncties Utrechts Archief naar Hamburgerstraat Het Utrechts Archief zal de belangrijkste publieksfuncties naar het voormalig gerechtsgebouw aan de Hamburgerstraat verhuizen. Het gaat om de publieksbalie, de publiekscomputers en het microfichesarchief. De overige dienst bli'jft gehuisvest in het huidige pand aan de Alexander Numankade. Het pand aan de Hamburgerstraat wordt door een openbare aanbesteding uitgegeven aan een marktpartij, met als voorwaarde dat een deel van het gebouw (circa 2.000 m2) verbouwd en verhuurd moet worden aan Het Utrechts Archief, en dat in het resterende oppervlak (circa 6.000 m2) bijvoorbeeld een woonfunctie kan worden ontwikkeld. Een andere mogelijkheid is om een deel van de vrijvallende ruimte aan de Hamburgerstraat te bestemmen voor het Utrecht Historisch Museum. Dit stelt de VVD-fractie voor in een initiatiefvoorstel.
De eerste gedachten over de verhuizing van het Utrechts Archief naar het voormalige gerechtsgebouw aan de Hamburgerstraat dateren van 1998. Toen is de gemeente gestart met een project voor de huisvesting van Het Utrechts Archief. In december 2000 heeft de gemeenteraad ingestemd met een planidentificatie voor een verbouwing en verhuizing en daarvoor een krediet beschikbaar gesteld. In het najaar 2001 bleek bij uitwerking van het verbouwplan dat de bouw- en exploitatiekosten hoger uitvielen dan geraamd en bleek het niet mogelijk om een sluitende dekking te vinden voor de kosten van uitvoering van het plan. In het najaar van 2002 werd besloten om het project tijdelijk stop te zetten en drie verschillende opties te onderzoeken voor de toekomstige huisvesting van Het Utrechts Archief: A. Geschikt maken van het huidige pand van Het Utrechts Archief aan de Alexander Numankade, B. Verbouwing van en verhuizing naar het voormalig gerechtsgebouw aan de Hamburgerstraat en C. gecombineerde huisvesting aan de Alexander Numankade en Hamburgerstraat.
Uit dit onderzoek bleek de derde optie (C) de beste keuze. Ook in deze keuze ontstaat een klein tekort en zullen de exploitatiekosten stijgen. Om de meerkosten van de exploitatie te dekken zal de gemeente de subsidie aan Het Utrechts Archief jaarlijks extra moeten verhogen tot EUR 80.000.
De bestaande huisvesting aan de Alexander Numankade (gebouwd in 1969) zal beperkt aangepast moeten worden aan de wettelijke regelgeving op het gebied van ARBO en archiefdepots. De huidige installaties zijn 19 jaar oud en voldoen niet aan de Deltanorm, de wetgeving betreffende archiefdepots. Het huidige pand van Het Utrechts Archief is nu nog in gedeeld eigendom van Rijk (68%) en de gemeente (32%). Gezien de fusie in 1998 tussen het Rijksarchief Utrecht en de Gemeentelijke Foto- en Archiefdienst zal in overleg met het Rijk gekozen worden voor eigendom bij één eigenaar.
3. Verbouw 24-uursvoorziening Maliebaan 76-78
Het college gaat de raad vragen om een krediet van EUR 2.898.000 te verlenen als krediet voor de 24-uursvoorziening Maliebaan 76-78. Met dit bedrag wordt het pand grondig verbouwd, zowel het hoofdgebouw, als het binnenterrein en achterhuis. Verder is het krediet bestemd voor de inrichting van de woonvoorziening, voor het faciliteren van de beheergroep, voor de nul-, een- en tweemetingen van de voorziening, en voor enkele aanpassingen aan de omgeving (verlichting, extra prullenbakken).
In Maliebaan 76-78 komen dit najaar 28 verslaafden te wonen, drie meer dan aanvankelijk voorzien. Bij het locatieonderzoek waarvan de resultaten in september 2000 aan de raad zijn voorgelegd, ging het om 25 mogelijke bewoners. Toen aanhuur van het achterhuis ter sprake kwam, leek een aantal van 33 mensen haalbaar. Na bouwtechnisch en ruimtelijk onderzoek komt het aantal toekomstige bewoners nu uit op maximaal 28. Voor de inrichting van het pand en het beheer van de voorziening en de omgeving is dat verantwoord. Ter vergelijking: de vorige huurder, Centrum Maliebaan, had 32 cliënten onderdak. De SBWU (Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht) neemt de exploitatie voor haar rekening.
Ook het beheerplan wordt ter goedkeuring aan de raad voorgelegd. Dit plan is het resultaat van overleg van de beheergroep Maliebaan. Hierin zitten buurtbewoners, oudercommissie Maliebaanschool, belangenbehartigers van de verslaafden, SBWU, wijkagent en gemeente Utrecht. De beheergroep signaleert problemen en kan maatregelen voorstellen om het probleem aan te pakken. Een belangrijk hulpmiddel daarbij is de nulmeting die dit jaar wordt uitgevoerd en in 2004 en 2005 wordt herhaald. Maliebaan 76-78 is de eerste permanente 24-uursvoorziening voor verslaafden.
4. Subsidie monumentale kerkgebouwen
Subsidies voor het uitvoeren van onderhoud aan monumentale kerkgebouwen, die op de gemeentelijke monumentenlijst staan blijven mogelijk tot en met 2008. Sinds 1991 hebben eigenaren van kerkgebouwen, die op de gemeentelijke monumentenlijst staan, de mogelijkheid van een onderhoudssubsidie van 50% voor het onderhoud van hun gebouw. Met de invoering van de Algemene subsidieverordening 2002 is de tot nu toe gehanteerde regeling vervallen.
Inmiddels nemen vierentwintig kerkgebouwen aan het onderhoudsprogramma deel. Vanwege de omvang en het specifieke karakter van dergelijke gebouwen zijn de onderhoudskosten hiervan een zware last voor de eigenaren en in veel gevallen moeilijk bijeen te brengen. Inmiddels zijn de casco's van deze kerkgebouwen in een redelijke tot goede staat gebracht en is in veel gevallen de exploitatie verbeterd. De goede ervaring met de onderhoudsprogramma's tot en met 2002 is aanleiding de mogelijkheid van subsidie voort te zetten voor de periode tot en met 2008. Hierbij is een aantal kleine wijzigingen doorgevoerd. Uitgaande van maatschappelijke ontwikkelingen is het niet langer verplicht dat kerkgebouw en bijgebouwen dezelfde eigenaar hebben. Met name bij kerkgenootschappen is dit steeds minder vanzelfsprekend. Het streven blijft wel de instandhouding van een monumentaal complex als geheel.
Om de subsidies zo rechtvaardig en efficiënt mogelijk te verdelen gaat de gemeente voortaan verschillende subsidiepercentages hanteren.
In geval de eigenaar onderhoudskosten fiscaal kan verrekenen, is een subsidiepercentage van 20% van toepassing. Voor de overige eigenaren blijft dit percentage 50%. Ook zelfwerkzaamheid komt vanaf nu in aanmerking voor subsidie. Met name kerkgenootschappen hebben veelal voldoende deskundigheid in huis voor goede uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden. Ook komt nu onderhoud aan historische uurwerken en luiklokken voor subsidie in aanmerking.
Subsidiëring van het onderhoud levert een bijdrage aan de instandhouding van monumentale kerkgebouwen. Deze kerkgebouwen zijn niet alleen van cultuurhistorisch en monumentaal belang, ook stedenbouwkundig zijn ze vaak van betekenis voor de wijk of buurt waarin ze liggen en dragen bij aan de identiteit daarvan. Vanwege dit algemeen belang wordt het onderhoud van deze gebouwen ondersteund. Daarmee zijn noodzakelijke en dure restauraties op termijn te voorkomen.
5. Risico-analyse railtransport voor Stationsgebied De risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door het Centraal Station van Utrecht blijven ook in de toekomst binnen de normen. Hierdoor kan de gekozen visie A met ruime marges binnen de toegestane grenzen worden uitgevoerd. Dat is de conclusie van het rapport 'Risico-analyse van het railtransport in het Stationsgebied Utrecht', dat in opdracht van de gemeente Utrecht is uitgevoerd.
Ook de rijksoverheid nam deel aan dit onderzoek. VROM reageerde positief: "De studie is zorgvuldig uitgevoerd, ze voldoet aan de wensen van het ministerie van VROM ten aanzien van de wijze waarop de risico's voor stationsomgevingen moeten worden uitgerekend." Het rapport is een van de bijlages van het Masterplan Stationsgebied. Eind juni is het volledige Masterplan klaar voor besluitvorming door de gemeenteraad.
De gemeente Utrecht blijft echter bij de rijksoverheid pleiten voor het afbouwen en mogelijk op termijn verdwijnen van het (rail)transport van gevaarlijke stoffen door de stad, met name ammoniak en hexaan, door de stad. In het Utrechtse Stationsgebied zijn gelet op de functie als landelijk railknooppunt vrijwel altijd grote aantallen mensen op de been. Het doorgaande transport van gevaarlijke stoffen levert daarom hoe dan ook een risico op. Er is nu een landelijke discussie gaande over de aanvaardbaarheid van het transport van gevaarlijke stoffen door (hoog)stedelijk gebied. Hierin brengt Utrecht de hierboven genoemde inzet in.
6. Bezwaren tegen uitbreiding Spoorwegmuseum ongegrond Bezwaren van een aantal omwonenden tegen uitbreidingsplannen van het Nederlands spoorwegmuseum heeft het college van burgemeester en wethouders ongegrond verklaard. Het collegebesluit is een stap in de procedure om voor het realiseren van de nieuwbouw vrijstelling te krijgen van de geldende bestemmingsplannen (ex art. 19 lid 1 WRO).
Aan de uitbreidingsplannen van het Nederlands Spoorwegmuseum heeft het college vorig jaar juli een aantal randvoorwaarden gesteld, die onder meer betrekking hebben op maatvoering en bebouwingsoppervlakte. Ook is aangegeven dat er door het Spoorwegmuseum jaarlijks niet meer dan 12 evenementen op het terrein mogen worden georganiseerd. Over het uitbreidingsplan is in de periode van 9 januari tot 5 februari 2003 tot inspraak georganiseerd. De vijf binnengekomen inspraakreacties van omwonenden en het Comité Sporen met de Buurt hebben onder meer betrekking op het verloren gaan van vrij uitzicht, geluidoverlast, verlies van privacy, minder bezonning, overlast van evenementen, te verwachten bezoekersaantallen en het ontbreken van een goede openbaar vervoerverbinding.
Uit metingen blijkt dat de afstand van de nieuwbouw tot de woningen van de bezwaarmakers zo groot is dat er geen claim kan worden gelegd op handhaving van het bestaande uitzicht. Bovendien gaat de jurisprudentie er vanuit dat een bewoner niet mag verwachten dat het uitzicht in een stedelijke omgeving ongewijzigd blijft.
Uit berekeningen blijkt dat door de nieuwbouw de geluidsbelasting van de sporadisch langsrijdende goederentreinen met minder dan 1dB(A) toeneemt; een dergelijke toename is niet voor het menselijk oor waarneembaar.
Verlies van privacy is niet te verwachten door aard van de nieuwbouw en door de ligging ten opzichte van omliggende woningen. Berekeningen maken duidelijk dat er voor de reclamanten geen nadelige gevolgen zijn voor wat betreft daglicht- en zonlichttoetreding.
Juist vanwege verkeer- en parkeerknelpunten heeft het college het aantal evenementen beperkt tot wat nu ook al is toestaan. De verwachting is dat in de toekomst eerder minder evenementen worden georganiseerd dan het huidige maximum van 12 per jaar. De buurt mag er van uitgaan dat geen extra overlast te verwachten is. Over plannen om het museum buiten openingstijden voor besloten groepen open te stellen moet nog worden beslist. Van belang is dat horeca-activiteiten van het museum ondergeschikt dienen te zijn aan de museumfunctie en daarmee moeten voldoen aan de richtlijnen die gelden voor additionele horeca.
Het museum gaat uit van maximaal 210.000 bezoekers per jaar. Hogere bezoekersaantallen worden in het kader van de milieuwetgeving niet toegestaan. Op grond van deze raming worden op het museumterrein 200 parkeerplaatsen gerealiseerd. De aanleg van een ondergrondse parkeervoorziening is niet haalbaar gebleken. De te verwachten geluidsoverlast als gevolg van aan- en afrijden van auto's blijft onder de toelaatbare piekniveau's. De wens om door verlegging van de buslijn 3 of 4 een halte Spoorwegmuseum te creëren blijkt te veel geld te kosten.
Tegen het voornemen van het college om medewerking te verlenen aan de vrijstelling van de geldende bestemmingsplannen en tegen de aanvraag om bouwvergunning kunnen gedurende vier weken schriftelijk zienswijzen worden ingediend. Vanaf donderdag 27 maart ligt het verzoek om vrijstelling samen met de aanvraag om bouwvergunning ter inzage bij Wijkbureau Oost en bij de Dienst Stadsontwikkeling.