Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF6127 Zaaknr: 37981
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 21-03-2003
Datum publicatie: 21-03-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 37.981
21 maart 2003
RB
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak
van het Gerechtshof te Arnhem van 19 november 2001, nr. 00/00193,
betreffende na te melden beschikking als bedoeld in artikel 20a, lid
1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het vaststellen van de aan
belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het
boekjaar 1997/1998, het bedrag van het verlies van dat jaar bij
beschikking vastgesteld op f 30.135. De beschikking is, na daartegen
gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak
van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Op 11 september 1997 heeft belanghebbende haar deelneming in A B.V.
(hierna: de deelneming) verkocht aan B B.V. (hierna: B). B heeft bij
de koop bedongen dat belanghebbende de deelneming overdraagt nadat het
zittende management is ontslagen, omdat B een eigen management wenste
te benoemen. In verband met het ontslag van het management zijn ten
laste van belanghebbende twee afkoopsommen betaald ten bedrage van in
totaal f 325.150.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de afkoopsommen geen aftrekbare
verkoopkosten van de deelneming vormen en niet ten laste van
belanghebbendes winst kunnen worden gebracht maar in aanmerking moeten
worden genomen bij de
berekening van het bij de verkoop behaalde deelnemingsresultaat.
3.3 Indien de salariskosten van werknemers van een
dochtermaatschappij, ook die met betrekking tot het ontslag van die
werknemers, worden gedragen door de moedermaatschappij, moeten deze
kosten worden beschouwd als informele kapitaalstortingen van die
moedermaatschappij in de dochtermaatschappij. Hieruit volgt dat het
Hof, wat er zij van zijn overwegingen, terecht heeft geoordeeld dat de
onderhavige kosten niet ten laste van belanghebbendes winst kunnen
worden gebracht. De van een andere opvatting uitgaande middelen falen
derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als
voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B.
Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend
griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart
2003.