Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2003/638
datum
21-03-2003
onderwerp
Kamervragen inzake transgene koeien in Nieuw-Zeeland
TRC 2003/813
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Mede namens de staatssecretaris van VROM en de staatssecretaris van VWS bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de leden der Tweede Kamer Ormel en Atsma (beiden CDA) inzake transgene koeien in Nieuw-Zeeland.
datum
21-03-2003
kenmerk
VVA. 2003/638
bijlage
1
Ja.
2
Nederland kent een 'nee, tenzij beleid' ten aanzien van het verrichten
van biotechnologische handelingen bij dieren. Het verrichten van deze
handelingen, waaronder genetische modificatie, is verboden tenzij de
handelingen ethisch aanvaardbaar zijn bevonden.
De ontwikkelingen in de biotechnologie gaan snel. Evenzo staat de
gedachtevorming over de ethische toelaatbaarheid van biotechnologische
handelingen bij dieren niet stil. Daarom is in het Besluit
biotechnologie bij dieren gekozen voor een case by case toetsing van
de ethische aanvaardbaarheid van biotechnologie bij dieren. Alleen aan
de hand van concrete casussen kan de Commissie biotechnologie bij
dieren (CBD) in haar advies een oordeel geven over de ethische
aanvaardbaarheid van de in die casus toe te passen biotechnologische
handelingen. De CBD geeft alleen een positief advies over een aanvraag
indien het onderzoek waarbij de biotechologische handelingen
plaatsvinden van substantieel maatschappelijk belang is, er geen reële
alternatieven voor het onderzoek zijn én het belang van het onderzoek
opweegt tegen de schade aan de gezondheid, het welzijn en de
integriteit die de betrokken dieren mogelijk ondervinden van de
handelingen. Het toetsen van individuele aanvragen voor een vergunning
biotechnologie bij dieren is nodig, omdat de variabelen die ten
grondslag liggen aan de afweging of de handeling ethisch aanvaarbaar
is per geval sterk kunnen verschillen. Dit betekent dat ik het niet
mogelijk acht om een algemeen ethisch oordeel uit te spreken over de
toelaatbaarheid van genetische modificatie van dieren voor
voedselproductie of voor andere toepassingen zoals biomedisch
onderzoek. Wel kan de individuele toetsing op termijn leiden tot
overeenstemming over welke biotechnologische handelingen wel en welke
niet ethisch toelaatbaar zijn.
Het Nederlandse nee, tenzij beleid is niet gebaseerd op
EU-regelgeving. In richtlijn 86/609/EEG over de bescherming van
proefdieren is geen verplichting tot een ethische toetsing opgenomen.
In 2003 start de Europese Commissie met een traject voor de herziening
van deze richtlijn. Nederland en enkele andere lidstaten hebben in dit
kader gepleit om een bepaling met betrekking tot ethische toetsing in
de richtlijn op te nemen.
Wat betreft de toelating van genetisch gemodificeerde organismen in de
EU en producten die daarvan afkomstig zijn, is het EU beleid gebaseerd
op veiligheidsnormen. Genetisch gemodificeerde dieren en producten van
deze dieren kunnen op de EU-markt worden toegelaten als voedsel-,
voederproduct of voor verwerkingsdoeleinden, mits er geen
onaanvaardbaar risico is voor mens en milieu en de voedselveiligheid
van de dierlijke producten is vastgesteld.
Overigens biedt het voorstel 'Verordening inzake genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders' individuele lidstaten
bij een Europese toelatingsprocedure de gelegenheid opmerkingen te
plaatsen bij een voorgedragen product. Hierbij kunnen ethische
kwesties aan de orde worden gesteld. Deze voorstelverordening wordt
momenteel behandeld in de Raad en het Europees Parlement.
Voor zover bekend zijn er tot nu toe nergens ter wereld genetisch gemodificeerde dieren of producten van deze dieren toegelaten als voedselproduct. Ik vind het van belang om vroegtijdig op mogelijk toekomstige ontwikkelingen te anticiperen. Nieuwe toepassingsgebieden in de biotechnologie dienen tijdig in de samenleving bekend te worden, opdat een discussie kan plaatsvinden over de ethische aspecten. Ik wil hieraan als volgt bijdragen. Ik zal de Europese Commissie verzoeken opdracht te geven aan de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (EGE) om een studie te doen naar ethische aspecten van genetische modificatie van dieren ten behoeve van voedselproductie. Een studie van de EGE kan bijdragen aan de agendering van deze ontwikkeling binnen de EU. Daarnaast is LNV eind vorig jaar met een studie gestart om een overzicht te krijgen van landbouwkundig onderzoek in derde landen waarbij dieren genetisch worden gemodificeerd. De resultaten van de studie zullen aan de orde komen tijdens de halfjaarlijkse discussiebijeenkomsten biotechnologie bij dieren. Deze discussie kan bijdragen aan de maatschappelijke menings- en oordeelsvorming over de toelaatbaarheid van genetische modificatie van dieren ten behoeve van voedselproductie. Naar aanleiding van het toekomstige kabinetsstandpunt over de uitvoering van de motie waarin de regering werd verzocht om een integraal toetsingskader op te stellen voor biotechnologische ontwikkelingen (Handelingen II, 2001 - 2202, 27428 en 27543, nr. 18) kunnen ontwikkelingen op het gebied van genetische modificatie van dieren ten behoeve van voedselproductie nader aan de orde komen.
3
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 2 en in antwoord op Tweede
Kamervragen 2002 - 2003, nr. 492 is er geen sprake van een
importverbod op genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) en daarvan
afkomstige voedselproducten. Voedselproducten die ggo's bevatten of
daarvan zijn afgeleid mogen alleen in de EU voorkomen indien zij zijn
toegelaten tot de Europese markt.
Toelating tot de Europese markt kan alleen nadat een aanvraag is
goedgekeurd op grond van Verordening 258/97 inzake Nieuwe
Voedingsmiddelen. Met het voorzorgbeginsel als uitgangspunt van het
Europese voedselveiligheidsbeleid vindt in het kader van deze
toelating een pre-markt veiligheidsbeoordeling plaats. Een
markttoelating kan alleen worden verkregen wanneer op basis van deze
veiligheidsbeoordeling is aangetoond dat het voedingsmiddel veilig is.
Dit kader is ook van toepassing op eventuele producten afkomstig van
transgene dieren die in Nederland in de toekomst wellicht worden
geïmporteerd.
Genetisch gemodificeerde organismen (dus ook transgene runderen) mogen
in Nederland alleen voorkomen, indien ze vergund zijn krachtens het
Besluit GGO. Deze vergunning wordt alleen verleend indien er geen
onaanvaardbaar risico is voor mens en milieu.
4
Op dit moment is nog geen sprake van grootschalige introductie in het
milieu van de genetisch gemodificeerde runderen. Het betreft tot op
heden proeven waarbij enkele tientallen genetisch gemodificeerde
runderen gescheiden van niet gemodificeerde runderen worden gehouden.
Deze proeven moeten voldoen aan de Nieuw Zeelandse Hazardous
Substances and New Organisms Act (HSNO besluit). Aanvragen in dit
verband worden beoordeeld door de Nieuw-Zeelandse Environmental Risk
Management Authority (ERMA). Aan de toestemming voor de hier genoemde
proeven heeft de ERMA voorwaarden verbonden, zoals de voorwaarde dat
de betreffende dieren in een dierenverblijf worden gehouden waaruit ze
niet kunnen ontsnappen of door derden worden vrijgelaten. Ook zijn de
dieren gemerkt opdat gemodificeerde runderen eenvoudig te
onderscheiden zijn van conventionele runderen. Dit om de verspreiding
van de genetische modificatie naar de conventionele rundveestapel
(door bijvoorbeeld onopgemerkte fok met ongemodificeerde runderen) te
voorkomen. De kans dat onomkeerbare schade aan milieu en/of
biodiversiteit optreedt is in het geval van genetisch gemodificeerde
runderen bijzonder klein, aangezien er in Nieuw-Zeeland geen
ongedomesticeerde runderen of verwante soorten voorkomen.
Naar de verwachting van de onderzoekers zal het binnen 4 jaar
technisch mogelijk zijn de genetisch gemodificeerde dieren op grote
schaal in een melkveepopulatie te introduceren (artikel in Nature
Biotechnology, volume 21, februari 2003). Op dit moment is nog geen
HSNO toestemming gevraagd of verleend voor een dergelijke introductie.
Overigens is sinds dit besluit van kracht is geworden (1996) in
Nieuw-Zeeland nog nooit toestemming verleend voor het vrijelijk in het
milieu introduceren van genetisch gemodificeerde organismen. Onlangs
nog heeft het Nieuw-Zeelandse Parlement in de wet vastgelegd dat zulke
introducties in ieder geval tot oktober 2003 niet in overweging worden
genomen. Bovenstaande geeft mij geen aanleiding om overleg te voeren
met de Nieuw-Zeelandse autoriteiten.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
ir. B.J. Odink
datum
kenmerk
bijlage
Vragen
Vragen van de leden Ormel en Atsma (beiden CDA) aan de
staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over transgene
koeien in Nieuw-Zeeland. (Ingezonden 31 januari 2003)
1
Hebt u kennisgenomen van een onderzoek naar het verhogen van het
eiwitpercentage in melk door genetische modificatie van runderen in
Nieuw-Zeeland en van de verwachting dat slechts 4 jaar nodig is om
deze transgene runderen op grote schaal in een rundveepopulatie te
introduceren? 1
2
Vindt u genetische modificatie van dieren ten behoeve van de
voedselproductie ethisch acceptabel? Zo ja, kunt u dit nader
toelichten en zo nee, welke initiatieven kunnen wij verwachten? Is er
een eensluidend Europees standpunt? Acht u deze ontwikkeling een
aansporing om te komen tot een integraal ethisch toetsingskader voor
biotechnologische ontwikkelingen in Europa?
3
Kunt u voorkomen dat transgene runderen en produkten afkomstig van
transgene runderen geïmporteerd worden in Nederland. Zo nee, waarom
niet en zijn risico´s voor de volksgezondheid van voedingsmiddelen
afkomstig van transgene runderen voldoende onderzocht om eventuele
import toe te staan?
4
Kan Nieuw-Zeeland onomkeerbare risico´s voor het milieu en de
biodiversiteit uitsluiten? Gaat u overleg voeren met de
Nieuw-Zeelandse autoriteiten over de mogelijke introductie van
transgene runderen op grote schaal?
1 Nature: 'Cloned transgenic cattle produce milk with higher level of
ß-casein and K-casein'
up Reageren
Homepage
---