D66

Parlementair onderzoek naar HBO-fraude

Kennisontwikkeling

Lousewies van der Laan

19-03-2003 - D66 wil dat er een parlementair onderzoek komt naar de bekostiging van het hoger onderwijs en de controle daarop. Dit moet een breed onderzoek worden, waarin ook wordt gekeken naar het wetenschappelijk onderwijs (WO) en de volwasseneducatie (BVE). Volgens de Democraten schiet het ministerie structureel tekort in haar toezichthoudende rol; daarom mag niet slechts worden gekeken naar de boekhouding, maar moet ook de verdeling van verantwoordelijkheden onder de loep worden genomen. Ook zou het parlementaire onderzoek aandacht moeten besteden aan de onduidelijkheid van de regelgeving.

D66 heeft er geen vertrouwen in dat het Ministerie van Onderwijs zelf een goed en onafhankelijk onderzoek kan initiëren. De Kamer moet nu het voortouw nemen, vinden de Democraten.

---

Debat Bekostiging hoger onderwijs
Bijdrage D66, Lousewies van der Laan
Den Haag, 19 maart 2003

Voorzitter,

Dit debat gaat over de "bekostiging van het hoger onderwijs" - in de wandelgangen al de HBO-fraude gedoopt - maar het werkelijke onderwerp is veel breder.

Creatief boekhouden met onduidelijke regels.
Een toezichthouder die zelfs bij duidelijke signalen nog niet aan de bel trekt.
Gesjoemel dat leidt tot een oneerlijke verdeling van het weinige geld dat er is, waardoor de goeden betalen voor de slechten. Een ministerie dat keer op keer kansen voorbij laat gaan om de zaak echt op te lossen.
Dat is het beeld van het hoger onderwijs in Nederland op het moment.

De kranten hebben het over "de HBO fraude" maar ook het beroepsonderwijs, de volwassenen educatie en de universitaire wereld hebben de grenzen van de regelgeving gezocht en soms overtreden.

Reactie OCW niet adequaat
Veel van de feiten die in het zelfreinigend onderzoek en in het rapport van de Rekenkamer genoemd worden zijn niet nieuw. Dat er fraude is gepleegd was al erg genoeg, maar op dit moment zijn wij vooral diep geschokt nu duidelijk wordt hoe slordig het ministerie van OCW kon omgaan met haar taken.

Daarbij komt dan nog het weinig verheffende verschil van mening tussen het ministerie en de Rekenkamer over de bedoeling van de verschillende onderzoeken. De minister meent dat het doel van het zelfreinigend onderzoek bereikt is. Feit is dat er op dit moment nog steeds onduidelijkheid bestaat over de omvang van de fraude. Terwijl de Kamer in de vorige debatten nadrukkelijk heeft laten weten dat die duidelijkheid er wel moest komen. D66 vindt het bizar dat er een welles-nietes spelletje wordt gespeeld over het doel van de verschillende onderzoeken.
Je zou toch denken dat de minister zelf ook wil weten wat de omvang van de fraude was in plaats van zich achter procedures te verschuilen.

Ik zou graag ook nadere uitleg krijgen over het besluit van het OM om maar 1 hogeschool te vervolgen. Ik heb samen met de heer Dittrich hier schriftelijke vragen over gesteld. Die vragen zijn al op 17 februari gesteld en in de beantwoording van de vragen over het Rekenkamerrapport staat regelmatig te lezen dat de antwoorden naar de Kamer zullen worden gezonden. Graag zou ik die antwoorden voor het begin van de tweede termijn ontvangen.

Concrete Vragen
Voorzitter,
D66 is geschokt door het gebrekkige toezicht door het ministerie. Graag wil ik alvast een paar concrete vragen stellen om meer inzicht te krijgen in de mentaliteit en de methodiek van het falende toezicht.

In het Rekenkamer rapport staat: "Indien het ministerie signalen had ontvangen over mogelijke onregelmatigheden, werd daarenboven specifieke informatie opgevraagd bij de betrokken instelling." Graag wil ik weten bij hoeveel instellingen dit gebeurd is en of al die instellingen al eens eerder benaderd waren ivm die signalen.

Hoe kan het dat het ministerie jarenlange signalen over misbruik heeft "gemist"?

Wat is de rol geweest van de verschillende overlegpartners van het ministerie in het veld? Waarom hebben HBO-raad, BVE-raad en VSU niet eerder aan de bel getrokken over de blijkbaar zo onduidelijke regels?

Geven wij de minister nog een kans?
De vraag die wij vandaag moeten beantwoorden is of wij het ministerie alsnog, alweer de kans geven zelf schoon schip te maken. Er zal een nieuwe onafhankelijke commissie worden ingesteld en die zullen de klus dan wel klaren.

Nu heeft de Kamer op 21 maart 2002 van de vorige minister de verzekering gekregen dat "de onderste steen boven zou komen". Overmorgen is dat precies 1 jaar geleden. En we weten nog steeds niet waar we aan toe zijn. Wellicht kan de minister uitleggen waarom wij haar opnieuw een kans moeten geven, opnieuw een jaar moeten verliezen tot dat er duidelijkheid komt en welke GARANTIE zij kan geven dat het nu echt de laatste keer is?

En wat is er veranderd opdat het nu opeens wel zou lukken? Wij hebben net de reactie van de Rekenkamer op het plan van de minister ontvangen. Buitengewoon kritisch. Weer blijft er weinig over van de mooie intenties van de minister

Als we de waslijst van fouten bekijken kunnen we tot twee conclusies komen. Of de minister wilde de onderste steen niet boven krijgen of ze kon het niet.
Onwil of Onkunde. Welke was het? Welke is het nog steeds?

D66 kan het plan van de minister niet serieus nemen omdat we geen aanwijzing hebben van een intentie om het beter te doen. Er is geen sprake van een serieus mea culpa. Ons heeft geen signaal bereikt dat het ministerie vindt dat ze er niets van gemaakt heeft en verantwoordelijkheid neemt voor haar falen. Daarom kunnen wij geen zoveelste herkansing overwegen. Pas als de minister de kritiek van de Rekenkamer onderschrijft en serieus ter harte neemt is er een kans op verbetering.

Voorzitter,
Als D66 alle feiten op een rijtje zet en de reacties van de bewindslieden tot nu toe daarbij optelt komen wij tot de volgende conclusie:

De fractie van D66 heeft er geen vertrouwen in dat een vervolgonderzoek bij het ministerie in goede handen is. De verzekering dat er sinds 2002 opnieuw een verbetertraject in gang is gezet en dat het daarom nu wel goed laat ik voor wat het is. Het zou mooi zijn als het nu inderdaad beter gaat maar D66 wil het vervolgonderzoek niet aan naïviteit en vage beloften ten onder laten gaan. Dit kabinet zou het kabinet zijn van "geen woorden maar daden". Helaas blijven het nog steeds woorden als het gaat om (hoger) onderwijs.

Mijn fractie is er dan ook voor om de Kamer nader onderzoek te laten verrichten.
Wat ons betreft zou er eerst een tijdelijke commissie moeten worden ingesteld die bekijkt wat de beste vorm is voor dat onderzoek. Het uiteindelijke onderzoek zou zich wat D66 betreft moeten richten op het echt uitzoeken van de omvang van de fraude waarbij nadrukkelijk niet alleen naar het HBO maar ook naar Beroeps en Volwassenen Educatie en Universiteiten gekeken moet worden.
Dit deel zou in samenwerking met de Rekenkamer tot stand kunnen komen als de Rekenkamer dat zou willen of anders via het onderzoeksbureau van de Kamer. Verder zou er vooral meer duidelijkheid moeten komen over de bestuurlijke verantwoordelijkheden.

Het doel was, is en blijft de onderste steen boven te krijgen. Mocht dat niet lukken met een parlementair onderzoek dan sluit D66 een parlementaire enquête niet uit.

Voorzitter,

Waarom hecht D66 hier zo veel waarde aan?
Voor D66 heeft het oplossen van de problemen in het hoger onderwijs een hoge prioriteit. Zoals u weet wil D66 veel meer investeren in het onderwijs. Er is in onze visie nu al te weinig geld. Dan is het stuitend om te zien om slordig er wordt omgesprongen met het weinige geld dat er is.

Er is maar één pot geld voor hoger onderwijs. Als bepaalde instellingen sjoemelen dan is er minder geld voor de anderen. Met andere woorden: de goede betalen voor de slechten.

In deze moeilijke tijden, waarin er veel gesnoeid wordt in budgetten is het schokkend om te zien hoe weinig aandacht er besteedt is aan de controle op het beschikbare geld.
Dat ondermijnt niet alleen het onderwijs, en het vertrouwen van mensen in het onderwijs maar ook het vertrouwen van mensen in de politiek en het openbaar bestuur.
Mensen moeten er op kunnen vertrouwen dat hun geld, publiek geld, op de juiste plaats terechtkomt en volgens duidelijke regels besteedt wordt.
Anders ondergraaf je een hoeksteen van de democratie: het vertrouwen in de publieke zaak.
Onderwijs is de toekomst van Nederland. Daarom gaan wij door tot de onderste steen echt boven is.