Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Antwoorden op kamervragen over de informatie van de Tweede Kamer inzake het
onderzoek naar Edwin de Roy van Zuydewijn
Antwoord van de minister-president op vragen van de leden Halsema
(GroenLinks) en De Graaf (D66) aan de minister-president en de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de informatie van de Tweede
Kamer inzake het onderzoek naar Edwin de Roy van Zuydewijn. (Ingezonden 10
maart 2003)
---
Vraag 1
Waarom heeft u slechts de commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten geïnformeerd over het onderzoek dat verricht is naar
Edwin de Roy van Zuydewijn?
Vraag 2
Waarom heeft u niet de gehele Tweede Kamer op de hoogte gesteld omtrent de
gang van zaken rond dit onderzoek, of, indien vertrouwelijkheid moet worden
gewaarborgd, tenminste alle fractievoorzitters?
Antwoord 1 en 2
Aangezien het hierbij m.n. ging om de verantwoording over de activiteiten
van de BVD (thans AIVD) en de daarmee samenhangende operationele aspecten
hebben wij de Commissie Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede
Kamer hierover vertrouwelijk geïnformeerd. Alle aspecten die voor
openbaarmaking in aanmerking komen hebben wij heden bij brief (1) aan de
Tweede Kamer gemeld.
Vraag 3
Kunt u precies aangeven wat de rechtsgronden zijn voor een dergelijk
onderzoek vanwege inlichtingendienst en politie, wat de reikwijdte daarvan
is en of in alle gevallen van mogelijke huwelijkspartners van leden van de
Koninklijke familie eenzelfde onderzoek van dezelfde reikwijdte is verricht?
Vraag 4
Kunt u aangeven waarom de heer de Roy van Zuydewijn niet op de hoogte is
gesteld van dit onderzoek, dat zoals u eerder stelde, een bekende en
gebruikelijke gang van zaken betreft?
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe het kan dat verschillende ministeries aan betrokkenen
hebben laten weten dat er geen onderzoek was ingesteld, terwijl dat evident
onjuist was?
Vraag 6
Is het waar dat de minister van BZK zelf niet op de hoogte was en werd
gesteld van het door de BVD verrichte onderzoek en van de uitkomsten
daarvan? Geldt dat ook voor de toenmalige minister-president?
Vraag 7
Hoe, door wie, in welke mate en op basis van welke bevoegdheid of machtiging
is de informatie uit het onderzoek overgedragen aan leden van de Koninklijke
familie? Is die informatie ook ter beschikking gesteld aan de vader van
Prinses Margarita, zijnde geen lid van de koninklijke familie?
Antwoord 3 t/m 7
Voor het antwoord op de overige vragen verwijzen wij naar de hierboven
genoemde brief (1) .
Vraag 8
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor 11
maart a.s. te beantwoorden?
Antwoord 8
Ja.
(1) Kamerstuk 28811, nr. 1
---
© Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 19 maart 2003