Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVA. 2003/887
datum
19-03-2003

onderwerp
Stand van zaken Aviaire Influenza
TRC 2003/2200

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Middels deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken van de uitbraak van Aviaire Influenza in Nederland.

datum
19-03-2003

kenmerk
VVA. 2003/887

bijlage

Stand van zaken
De gegevens over de voortgang van de ruimingwerkzaamheden en het aantal getroffen bedrijven in deze brief hebben betrekking op 18 maart aan het einde van de dag. Tijdens het aanstaande Algemeen Overleg van 20 maart zal ik de meest recente gegevens mondeling aan u meedelen. De omvang van het B/T-gebied rond Barneveld en het aantal besmette en verdachte bedrijven groeit gestaag. Op 18 maart waren 60 bedrijven besmet en 38 bedrijven verdacht. Het totaal aantal te ruimen bedrijven bedroeg op dat moment 323 met 4,4 miljoen dieren. Hiervan waren 209 bedrijven geruimd met 3,2 miljoen dieren.

Op dit moment worden gemiddeld meer dan 300.000 dieren per dag geruimd. Aangezien een groot deel van de nog te ruimen bedrijven klein van omvang is en er nog nieuwe besmettingen of verdenkingen bijkomen, blijkt het lastig om bij de huidige werkwijze het aantal nog te ruimen dieren substantieel te verlagen. Daarnaast hebben epidemiologen mij recent geadviseerd besmette of verdachte bedrijven en de bedrijven in een straal van 1 km daaromheen binnen 48 tot 72 uur te ruimen. Dientengevolge heb ik besloten als insteek te kiezen dat de te ruimen bedrijven (besmet, verdacht of in de 1 km-zones) binnen 48 uur moeten worden geruimd, waarbij ik indien nodig een nieuwe dodingsmethode zal inzetten. Deze methode bestaat uit het toedienen van neocidol aan pluimveevoeder. Het spreekt vanzelf dat ik hierover advies heb ingewonnen bij de Commissie Wensing. De commissie heeft mij geadviseerd de methode alleen toe te passen indien niet aan de termijn van 48 uur kan worden voldaan. Dit advies heb ik overgenomen.

Inmiddels is duidelijk geworden dat de verdenking in Laren geen Aviaire Influenza betrof. Het 10 km-gebied rond Laren (Gld) is opgeheven.
Omdat de beschikbare laboratoriumcapaciteit volledig is ingezet om uitsluitsel te geven over de aanwezigheid van Aviaire Influenza, is geen capaciteit voor handen voor verdergaand onderzoek naar de oorzaak van de verdenking in Laren. Een aanvullend onderzoek voor dit soort gevallen zou dermate veel beslag leggen op de beschikbare capaciteit, dat de voortgang van het onderzoek naar Aviaire Influenza wordt vertraagd.

Uitkomsten monitoring
In het kader van het landelijke onderzoek naar de aanwezigheid van laagpathogene Aviaire Influenza zijn ruim 1300 bedrijven onderzocht. Hieruit is gebleken dat op een drietal vlak bij elkaar liggende bedrijven in de buurt van Dinteloord pluimvee serologisch positief is bevonden. Dit betekent dat het laagpathogene Aviaire Influenza-virus aanwezig is geweest op deze bedrijven. De bedrijven zijn geruimd. Gelet op het feit dat in het kader van deze monitoring bijna de helft van de professionele Nederlandse pluimveehouderijen steekproefsgewijs is onderzocht, concludeer ik dat geen sprake is van een wijdverbreide aanwezigheid van laagpathogeen Aviaire Influenza-virus in Nederland. Ik zal de monitoring voortzetten waarbij vermeerderingsbedrijven tweewekelijks zullen worden gecontroleerd en waarbij via de reguliere NCD-bemonstering leghennen en slachtpluimvee ook op Aviaire Influenza zullen worden gecontroleerd.

Overigens constateer ik dat bij de screening in de drie-km zones rond de besmettingshaarden geen antilichamen zijn aangetroffen. Dit betekent dat het hoogpathogene AI?virus nog maar kort in Nederland aanwezig is.

De uitkomsten van de monitoring geven mij aanleiding om de nationale ophokplicht voor AI-gevoelige dieren die ik heb ingesteld op verzoek van uw Kamer in het Algemeen Overleg van 13 maart jl., te herzien. Daarmee zal ik uitvoering geven aan de gewijzigde motie van Van der Vlies c.s. (TK 2002-2003 28 807), zij het dat ik mij beperk tot AI-gevoelige dieren.

Eerder onderzoek GD van Aviaire Influenza
In het Algemeen Overleg van 13 maart jl. heb ik naar aanleiding van het verzoek van het Kamerlid Oplaat (VVD) toegezegd om uw Kamer nader te informeren over de eerdere onderzoekingen van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) op de aanwezigheid van laag pathogeen virus in Nederland.

In 2002 hebben zich problemen voorgedaan bij houderijen van scharrelkippen met een uitloop naar buiten. Op deze pluimveehouderijen werden ziekteverschijnselen gemeld die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid van virus zoals Aviaire Influenza. Naar aanleiding van deze meldingen heeft de GD de bedrijven indertijd bezocht en een onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van onder andere het Aviaire Influenza-virus. Het onderzoek bestond uit een bloedonderzoek en viruskweek. Uit dit onderzoek bleek dat geen Aviaire Influenza-virus op de bedrijven voorkwam of voorgekomen was.

Het nog beschikbare materiaal is in de afgelopen week zekerheidshalve nogmaals onderzocht in het kader van de monitoring. De conclusie van de onderzoekingen in 2002 en 2003 is dat op deze bedrijven geen sprake is of is geweest van een Aviaire Influenza-virus. Ik meen dat de Gezondheidsdienst voor Dieren de genoemde ziektemeldingen adequaat heeft onderzocht.

Welzijnsopkoop
Op vrijdag 14 maart 2003 is om 16.00 uur de 'Regeling subsidie opkoop in vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003' in werking getreden. De regeling is van toepassing in het B/T-gebied Gelderse Vallei naar de stand van 11 maart jl. In het kader van deze regeling zulen 8 bedrijven worden geruimd met 99.000 dieren. Daarvan zijn per 18 maart 17.00 uur 79.000 dieren van 4 bedrijven geruimd.

Voor opkoop komen slachtrijpe vleeskuikens, vleeskalkoenen en vleeseenden in aanmerking. Vanaf die leeftijd nemen de welzijnsproblemen snel toe.
De vergoeding voor de dieren komt overeen met 80% van de vergoeding, welke bij veterinair ruimen voor de dieren betaald wordt. Ik heb voor een vergoeding van 80% gekozen om de eigen verantwoordelijkheid van de sector voor situaties waarin welzijnsopkoop noodzakelijk is tot uitdrukking te brengen.

Commissie Wensing
De Commissie Wensing constateert in haar tweede rapportage (bijlage) dat de dodingsmethoden die nu worden toegepast in het algemeen adequaat zijn en geen disproportionele welzijnsproblemen veroorzaken. De logistiek van het dodingsproces is in de afgelopen week verbeterd. De commissie heeft voorts ernstige welzijnsproblemen geconstateerd bij een tweetal vleeskuikenbedrijven. Tevens verwacht de commissie welzijnsproblemen op opfokbedrijven voor leghennen waar dieren twee weken langer moeten worden gehouden dan oorspronkelijk gepland. De instelling van de eerder genoemde opkoopregeling voor ondermeer vleeskuikens is bedoeld om dit soort welzijnsproblemen te voorkomen. Ten aanzien van het verminderen welzijnsproblemen bij opfokbedrijven voor leghennen ga ik op dit moment na in hoeverre een opkoopregeling daarbij een oplossing kan bieden.

Internationaal
De Nederlandse aanpak is in de Landbouwraad van 17/18 maart en in de bijeenkomst van het Standing Committee for the Food Chain and Animal Health (SCFCAH; het voormalige PVC) van de Europese Commissie van 18 maart zeer goed ontvangen.
In de vergadering van het SCFCAH is besloten transport buiten de B/T-gebieden van broedeieren naar broederijen weer mag worden toegestaan. Tevens mogen buiten de B/T-gebieden oude leghennen weer naar slachterijen worden afgevoerd en jonge hennen weer worden opgezet. Daarnaast kan worden toegestaan om via een corridor en onder strikte voorwaarden transport mogelijk te maken van slachtpluimvee van buiten de B/T-gebieden naar slachterijen binnen de B/T-gebieden. Op basis van deze besluitvorming van de Europese Commissie zal de nationale regelgeving worden aangepast.
Op dit moment hebben 21 landen importbeperkende maatregelen getroffen voor Nederlandse pluimveeproducten. Deze maatregelen gaan verder dan het door de Europese Commissie ingestelde exportverbod voor Nederlands pluimvee en broedeieren.

Motie Oplaat c.s.
Naar aanleiding van de door uw Kamer aanvaarde motie-Oplaat c.s.(Kamerstukken II, 2001-2002, 27622, nr. 107) waarin de regering wordt verzocht de wederzijdse financiële verplichtingen tussen lokale overheden en rijksoverheid in crisistijd opnieuw te bezien en een voorziening te treffen ter dekking van de financiële verplichtingen van lokale overheden in geval van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte, bericht ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het volgende.

In het overleg in uw Kamer op 17 april 2002 heeft mijn voorganger al benadrukt dat de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij eerstverantwoordelijke is voor de bestrijding van besmettelijke dierziektes ingevolge de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De initiatieven die de gemeentes nemen - zo concludeerde hij - komen niet voort uit een verantwoordelijkheid ingevolge die wet maar vloeien voort uit hun bevoegdheden krachtens de Gemeentewet.

Wat betreft de activiteiten die gemeenten ondernemen op het gebied van de bestrijding van besmettelijke dierziektes, ben ik van mening dat er een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de activiteiten die wèl en die niet namens of in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn uitgevoerd. Ik ben bereid om de activiteiten te vergoeden die de gemeenten op concreet verzoek van het ministerie van LNV hebben ondernomen en die een direct verband houden met de bestrijdingsmaatregelen ingevolge de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, met dien verstande dat gemeentelijke taken op het gebied van openbare orde en veiligheid worden bekostigd uit de algemene middelen.

Hoewel ik wil benadrukken dat de inspanningen van de gemeenten om de maatschappelijke gevolgen van een crisis te beperken alle waardering verdienen, zie ik geen mogelijkheid om een tegemoetkoming te verstrekken voor bestrijdingsactiviteiten die zij op eigen initiatief ondernemen. Ik teken daarbij aan dat gemeenten de mogelijkheid hebben en ook geacht worden om incidentele onvoorziene uitgaven te bekostigen uit hun algemene middelen.

Ten slotte
Ten slotte meld ik u dat tot op heden nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om eieren binnen de B/T-gebieden af te voeren.

Om te voorkomen dat alsnog overlast ontstaat door ongeconditioneerde opslag van eieren, heb ik besloten dat eieren bij ruiming van bedrijven alleen worden vergoed voor zover de eieren geproduceerd zijn vòòr 17 maart 0.00 uur. Op dat tijdstip werd de versoepeling van het vervoersverbod van eieren van kracht.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

dr. C.P. Veerman

Bijlage:
Tweede rapportage Commissie Wensing (PDF-formaat, 44 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel http://www.minlnv.nl/infomart...2003/par03078.htm .

---