European Commission
IP/03/410
Brussel, 19 maart 2003
Vrij verkeer van kapitaal: Commissie vraagt Duitsland Volkswagen-wet
te rechtvaardigen
De Europese Commissie heeft besloten Duitsland formeel te verzoeken om
een rechtvaardiging van een aantal bepalingen uit de in 1960
uitgevaardigde (en nadien meermaals gewijzigde) Volkswagen-wet
(VW-wet), die ook aan de basis ligt van de statuten van de
onderneming. Deze overheidsmaatregel die gebaseerd is op een
overeenkomst uit 1959 tussen de federale overheid en de deelstaat
Neder-Saksen, verleent momenteel een aantal bijzondere rechten aan de
deelstaat Neder-Saksen die - met zo'n 21% van de stemgerechtigde
aandelen - in de voorbije jaren traditioneel de grootste individuele
aandeelhouder van de Duitse automobielproducent is geweest. De
Commissie vreest dat een aantal bepalingen uit deze wet ontradend kan
werken voor investeerders uit andere lidstaten, en zo inbreuk maakt op
de EG-Verdragsbepalingen inzake vrij verkeer van kapitaal (artikel 56)
en vrijheid van vestiging (artikel 43). Dit formeel verzoek van de
Commissie is de eerste fase van de inbreukprocedure uit artikel 226
van het EG-Verdrag. Blijkt de Bondsrepubliek over twee maanden niet in
staat de bezwaren van de Commissie weg te nemen, dan kan de Commissie
in een met redenen omkleed advies van de Duitse regering eisen dat
deze de betrokken wet aanpast.
Volgens de Commissie zouden de volgende bepalingen uit de zgn. VW-wet
(Gesetz über die Überführung der Anteilsrechte an der Volkswagenwerk
Gesellschaft mit beschränkter Haftung in private Hand - Wet over de
overdracht van aandelen in Volkswagenwerk GmbH in privéhanden, in de
versie van 31 juli 1970) investeerders weerhouden van de verwerving
van Volkswagen-aandelen en investeringen in Volkswagen AG, en zodoende
een belemmering vormen van de in het EG-Verdrag gegarandeerde vrijheid
van kapitaalverkeer en vestiging:
* Stemrecht beperkt tot maximaal 20%, gekoppeld aan een
blokkeringsminderheid van 20%
In afwijking van de gewone bepalingen die volgens de Duitse
vennootschapswetgeving gelden voor ter beurze genoteerde
ondernemingen, mag een aandeelhouder die meer dan 20% van de
stemgerechtigde aandelen bezit, toch maar voor maximaal 20% van de
stemmen zijn stemrecht uitoefenen.
Naast deze stemrechtbeperking is een meerderheid van meer dan 80%
van de stemmen vereist voor besluiten die voor de onderneming
belangrijk zijn.
Beide bepalingen houden verband met een overeenkomst uit 1959
tussen de federale overheid en de deelstaat Neder-Saksen. Die
overeenkomst reserveert in beginsel 20% van de VW-aandelen voor
elk van deze beide overheden en vormt een publiekrechtelijke
schikkingsovereenkomst waarin de inhoud van de latere VW-wet al
vooraf was vastgelegd.
Ook al heeft de federale overheid ondertussen haar belang
afgestoten, toch vreest de Commissie dat de in een
ad-hocoverheidsmaatregel (de VW-wet) opgenomen
blokkeringsminderheid van 20% en de daaraan gekoppelde beperking
van het stemrecht tot 20% aan de grootste individuele
Volkswagen-aandeelhouder - de deelstaat Neder-Saksen met een
aandeel van thans zo'n 21% - de facto een bijzonder vetorecht
verleent voor strategische besluiten.
* Verplichte vertegenwoordiging van de overheid in de Aufsichtsrat
Voorts moeten, volgens de VW-wet, de federale overheid en de
deelstaat Neder-Saksen, zolang zij aandelen van de onderneming
bezitten, met elk twee zetels in de Aufsichtsrat (raad van
commissarissen) vertegenwoordigd zijn. (De Aufsichtsrat van VW
telt in totaal 20 leden, van wie de aandeelhouders de ene helft
uitmaken en de VW-werknemers de andere helft.) Dit betekent dat 4
van de 10 vertegenwoordigers van de aandeelhouders op grond van
een overheidsmaatregel - in afwijking van het gewone Duitse
vennootschapsrecht - rechtstreeks door overheidsinstanties worden
benoemd.
Aangezien de federale overheid ondertussen al haar aandelen heeft
verkocht, is de deelstaat Neder-Saksen de facto de enige partij
die twee vertegenwoordigers naar de Aufsichtsrat mag afvaardigen.
De Aufsichtsrat speelt een belangrijke rol bij de strategische
besluiten van de ondernemingen, onder meer bij de vestiging of
verhuizing van productie-installaties en bij
investeringsbesluiten.
De Commissie heeft, bij het formuleren van deze bezwaren, rekening
gehouden met diverse arresten van het Europees Hof van Justitie. Zo
kan volgens een arrest van het Hof van 23 mei 2000 (in zaak C-58/99,
Commissie/Italië) onder meer het recht om bestuurders te benoemen in
de raad van bestuur mogelijk in strijd zijn met de verplichtingen die
uit hoofde van de artikelen 43 en 56 van het EG-Verdrag op een
lidstaat rusten. In zijn arresten van 4 juni 2002 (in zaak C-483/99,
Commissie/Frankrijk, zaak C-503/99, Commissie/België en zaak C-367/98,
Commissie/Portugal) oordeelde het Hof dat wetgeving die investeerders
uit andere lidstaten ervan weerhoudt in ondernemingen te investeren,
het vrije verkeer van kapitaal illusoir kan maken, en zodoende een
beperking kan inhouden van het kapitaalverkeer.
Voorts heeft het Hof in zijn arrest van 5 november 2002 (in zaak
C-208/00, Überseering) verklaard dat als algemene regel geldt dat de
verwerving van aandelen van een in een andere lidstaat opgerichte en
gevestigde vennootschap, in beginsel binnen de werkingssfeer van de
verdragsbepalingen inzake het vrije kapitaalverkeer valt. Wanneer deze
deelneming een zodanige invloed op de besluiten van de vennootschap
verleent dat de betrokken aandeelhouders de activiteiten ervan kunnen
bepalen, dan zijn de Verdragsbepalingen inzake de vrijheid van
vestiging van toepassing.
Daarom vreest de Commissie ook dat bovengenoemde bepalingen uit de
VW-wet onverenigbaar kunnen zijn met de door het Gemeenschapsrecht
gegarandeerde vrijheid van kapitaalverkeer en vrijheid van vestiging
(artikelen 56 en 43 van het EG-Verdrag).
Recente algemene informatie over alle inbreukprocedures tegen de
verschillende lidstaten is te vinden op volgend internetadres:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm