European Commission

IP/03/400

Brussel, 19 maart 2003

Een gunstigere belastingregeling voor Belgische zeescheepvaartmaatschappijen

De Commissie heeft vandaag besloten om een groot deel van de fiscale maatregelen goed te keuren die België wil treffen ten behoefte van het zeevervoer.

De Europese Commissie is tot de conclusie gekomen dat het stelsel voor forfaitaire winstvaststelling dat voor de scheepvaartmaatschappijen zal gelden, op enkele onderdelen na in overeenstemming is met de Communautaire richtsnoeren betreffende overheidssteun voor het zeevervoer. Het pakket fiscale maatregelen dat de Commissie heeft goedgekeurd, zal de concurrentiepositie van de Belgische vloot ten opzichte van de concurrentie uit derde landen verbeteren.

België wordt zodoende de negende lidstaat met een dergelijk stelsel voor forfaitaire winstvaststelling, na Griekenland (stelsel daterend van voor de toetreding), Nederland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje, Finland en Ierland.

De Commissie heeft echter wel besloten de onderzoekprocedure in te leiden in verband met sommige bepalingen van het Belgische stelsel voor forfaitaire winstvaststelling ten behoeve van scheepvaartmaatschappijen:
het buitengewoon lage tarief voor tonnages van meer dan 40.000 ton; de belastingaftrek van 50% voor schepen van minder dan vijf jaar oud, alsmede van 25% voor schepen tussen de vijf en tien jaar oud; de mogelijkheid om verliezen van de overige divisies die niet in mindering hadden kunnen worden gebracht op de winsten van iedere andere divisie van de betrokken scheepvaartmaatschappij over het betreffende boekjaar, af te trekken van de forfaitair vastgestelde belasting op basis van de tonnage;
het feit dat de regeling geldt voor winsten afkomstig van het verlenen van diensten en de verkoop van producten die niet voor verbruik aan boord bestemd zijn, zoals luxeartikelen.

Zij heeft eveneens de onderzoekprocedure gestart in verband met een soortgelijke regeling ten behoefte van de beheerders van schepen voor rekening van derden, omdat de zij van mening is dat dat geen vervoersondernemingen zijn.

Aangezien in verband met deze maatregelen de onderzoekprocedure loopt, kunnen zij door België niet ten uitvoer worden gelegd zolang de Commissie geen uitspraak heeft gedaan over de vraag of deze in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht.