Centraal Planbureau
CENTRAAL PLANBUREAU
Onderwerp: persbericht
Nummer: 6
Datum: 18 maart 2003
Inlichtingen bij Ruud de Mooij (tel: 070-3383364), of bij Jacqueline
Timmerhuis (tel: 070-3383477)
Europese looncoördinatie kan grote gevolgen hebben
Loononderhandelingen zijn in Europa vooralsnog een binnenlandse
aangelegenheid. Vakbonden kunnen hun onderhandelingspositie echter
verbeteren door internationaal te coördineren. Dit kan variëren van
het opstellen van gezamenlijke aanbevelingen, tot het streven naar
volledige egalisatie van lonen. De gevolgen voor de Europese
arbeidsmarkten hangen sterk af van de vorm van internationale
looncoördinatie. Een streven naar een gelijk loonniveau in heel Europa
kan desastreus zijn voor de werkgelegenheid.
Dit concluderen Alain Borghijs (Universiteit van Antwerpen), Sjef
Ederveen en Ruud de Mooij (Centraal Planbureau) in CPB Discussion
Paper 17, European wage coordination: Nightmare or dream to come true?
An economic analysis of wage bargaining institutions in the EU.
Binnen Europa valt bijna 80 procent van de werknemers onder een CAO en
Nederland vormt hierop geen uitzondering. Toch is het aantal leden van
vakbonden de afgelopen decennia flink gedaald. En terwijl de bonden
hun loononderhandelingen op nationaal niveau zijn blijven voeren,
richt het Europese bedrijfsleven zich in toenemende mate op
internationale markten.
In antwoord op de toenemende Europese integratie hebben Europese
vakbonden hun eerste stappen gezet in de richting van internationale
coördinatie. Voorlopig zijn deze initiatieven beperkt gebleven tot een
klein aantal landen en gaan zij alleen over gezamenlijke regels voor
het stellen van looneisen. De enorme institutionele verschillen en
hoge coördinatiekosten staan een verdergaande samenwerking vooralsnog
in de weg. Toch valt niet uit te sluiten dat vakbonden in de toekomst
de loonvorming daadwerkelijk internationaal gaan coördineren. Zo zou
bijvoorbeeld een Nederlandse vakbond haar looneis kunnen afstemmen op
de eis van een Duitse zusterorganisatie. Dit hoeft niet te betekenen
dat ze dezelfde loonsverhoging vragen, maar ze kunnen er wel op
toezien dat de concurrentiepositie niet sterk verandert.
Bij zulke lichte vormen van coördinatie kunnen de consequenties voor
de Europese arbeidsmarkt beperkt blijven. Het functioneren van de
arbeidsmarkt kan zelfs verbeteren omdat samenwerkende vakbonden beter
rekening kunnen houden met de invloed van loonstijgingen op inflatie.
Bij sterkere vormen van looncoördinatie, zoals gelijke looneisen, zijn
de consequenties minder gunstig. Het wordt dan namelijk moeilijker
voor individuele landen om in te spelen op nationale ontwikkelingen.
Wordt een Europees land dan door een ramp getroffen, dan kan het de
economische schade niet meer indammen door eenzijdig de lonen aan te
passen. Echt ernstig wordt het als looncoördinatie zich zou richten op
een volledig gelijk loonniveau in alle Europese landen. Reële
verschillen in productiviteit zouden dan niet meer tot uiting kunnen
komen in loonverschillen, waardoor de werkloosheid in relatief minder
ontwikkelde Europese landen snel zou oplopen. In dat geval zou
internationale looncoördinatie tot desastreuze gevolgen voor de
arbeidsmarkt leiden.
CPB Discussion Paper 17, 'European wage coordination: Nightmare or
dream to come true? An economic analysis of wage bargaining
institutions in the EU', ISBN 90-5833-123-7, is te bestellen bij:
Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefoon: 070-3383425
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9,00 euro
De publicatie is (gratis) beschikbaar als PDF-file.