Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie
PERSBERICHT
Woerden, 18 maart 2003
Jongeren drinken minder vaak en minder veel alcohol
Uit recent onderzoek van NIPO in opdracht van het NIGZ blijkt dat Nederlandse jongeren tussen 15 en 25 jaar het afgelopen jaar minder vaak en minder veel alcohol hebben gedronken. Het percentage jongeren dat een of enkele keren per week alcohol drinkt, is in totaal gedaald van 45 procent in 2001 naar 41 procent in 2002. De afgelopen drie jaar is het percentage overmatig drinkende jongeren gedaald van 23 procent naar 10 procent. In een brief aan de vaste kamercommissie voor VWS pleit het NIGZ tot erkenning van deze trendbreuk in het drinkgedrag van jongeren door het driesporenbeleid rond alcoholmatiging fors te verstevigen.
Minder jongeren drinken frequent alcohol
Uit het NIPO-onderzoek over het jaar 2002 is gebleken dat minder jongeren frequent alcohol drinken dan in 2001. Het percentage jongeren dat regelmatig alcohol drinkt is teruggelopen van 45 procent in 2001 tot 41 procent in 2002. De daling doet zich zowel voor bij degenen die maximaal één keer per week alcohol drinken (van 29 naar 27 procent) als bij de jongeren die enkele keren per week alcohol drinken (van 16 naar 14 procent).
Ook drinken jongeren wekelijks gemiddeld minder glazen alcohol. In 2000 was het gemiddelde aantal glazen dat jongeren wekelijks dronk nog 10,8. In 2001 daalde dat tot 10,1 en in 2002 is het nog eens verder gedaald tot 7,7 glazen per week gemiddeld.
De groep jongeren die geen alcohol drinkt, blijft stabiel. In 2000 was nog 18 procent van de groep jongeren tussen 15 en 25 jaar geheelonthouder. In 2001 was dat aantal geslonken naar 8 procent. In 2002 daalt het nog wat verder naar 7 procent, maar die daling is niet significant.
Minder overmatig drinkende jongeren
Ook de groep overmatig drinkende jongeren (jongens die meer dan 21 glazen alcohol drinken per week, en meisjes die meer dan 14 glazen alcohol per week drinken) is in 2002 kleiner geworden. Hierbij is de daling nog sterker. In 2000 dronk 23 procent van de jongeren overmatig. In 2001 was dit percentage teruggelopen naar 15 procent en in 2002 loopt het nog verder terug naar 10 procent. Beide dalingen zijn significant.
Minder bier en wijn, meer fris
Het drinkgedrag van jongeren is ook aan het veranderen als het gaat om de keuze voor drankjes. Minder jongens drinken op uitgaansavonden bier (van 79 procent in 2001 naar 71 procent in 2002) of wijn (van 7 procent in 2001 naar 4 procent in 2002). Meer meisjes zijn fris gaan drinken (van 56 procent in 2001 naar 62 procent in 2002). De consumptie van alcoholhoudende mixdrankjes is gelijk gebleven (54 procent).
Prijsverhogingen, euro-inflatie en recessie
Voor de dalende consumptie van alcohol onder jongeren is volgens het NIGZ een aantal verklaringen.
Het is reëel te veronderstellen dat de combinatie van de hoge Euro-inflatie en de economische recessie een beperkende invloed heeft op het budget van jongeren (en hun ouders) en op hun bestedingspatroon, waarin uitgaan een belangrijke plaats inneemt. Jongeren gaan mogelijk minder vaak uit en geven per uitgaansavond minder geld uit.
Een duidelijke verklaring voor de verminderde alcoholconsumptie in het algemeen is de accijnsverhoging op bier van 8,8 procent. Deze heeft onder andere geleid tot een omzetdaling van de bierverkoop van 2,5 procent hetgeen lijkt terug te komen in de cijfers van het NIPO onderzoek. De zogeheten 'verfrissing' van de accijnzen lijkt dus succesvol te zijn.
Meer draagvlak
Ook blijken jongeren zelf meer bewust te worden van het feit dat overmatig alcohol drinken vaak negatieve gevolgen heeft voor henzelf en voor anderen. Dat blijkt niet alleen uit het groeiende draagvlak voor de alcoholmatigingscampagne van het NIGZ (sinds 2001 gegroeid van 76 procent naar 81 procent van de jongeren) maar ook uit hun groeiende bewustzijn van de negatieve gevolgen (71 procent in 2001 naar 75 procent in 2002). Een ander element is dat de door het ministerie van Verkeer en Waterstaat gelanceerde BOB-campagne door het publiek eveneens goed is ontvangen. Het ziet ernaar uit dat de inzet van campagnes op het punt van draagvlakverhoging vruchten afwerpt.
Tot slot moet gewezen worden op het feit dat overmatig alcoholgebruik van jongeren in 2002 sterker in de aandacht is komen te staan zowel van de massamedia alsook van nationale en lokale politiek. Het aantal steden dat specifiek lokaal alcoholbeleid heeft ontwikkeld of daarmee bezig is, is groeiende. De weerstand tegen lokale misstanden groeit zowel bij lokale partijen als landelijke organisaties. De vele aandacht en discussies in de media voor dit onderwerp dringen mogelijk bij jongeren door in het besef dat overmatig alcohol drinken niet iets is om trots op te zijn.
Politieke steun: juist nu!
Het NIGZ geeft aan dat het driesporenbeleid dat het ministerie van VWS inzake alcoholmatiging voert, resultaten boekt. Die strategie houdt in dat de strijd tegen overmatige alcoholconsumptie op drie fronten wordt gevoerd:
* Landelijk regulerend en beperkend beleid, waarbij zowel in de wetgeving alsook in afspraken met betrokken partners uit de horecabranche en de alcoholproducenten uitgegaan wordt van verantwoordelijkheid van de verstrekker.
* Een continu lopende alcoholvoorlichtingscampagne gericht op met name jongeren, ondersteund door publiciteit ten aanzien van negatieve gevolgen van overmatig alcoholgebruik en door een lobby richting betrokken maatschappelijke partijen. De campagne bestaat uit een combinatie van massamediale agendasetting en uit individuele benaderingen van jongeren in vakantie- en recreatiesituaties, met gerichte voorlichting over het effect van overmatig alcoholgebruik op hun gezondheid, op hun sociale contacten, op hun uiterlijk en hun lichamelijke en geestelijke prestaties.
* Lokaal alcoholbeleid van gemeenten, waarin gemeenten samen met lokale GGD's, instellingen voor verslavingszorg en politiediensten zowel in preventieve zin als in regulerende zin, alcoholbeleid formuleren en effectueren.
Uit onderzoek naar preventieve en gezondheidsbevorderende activiteiten op andere gebieden is bekend dat een dergelijke integrale aanpak de meeste effecten sorteert. Het NIGZ signaleert echter dat het intensiveren van de gerichte voorlichting aan jongeren en het verder ontwikkelen van ondersteuning aan gemeenten ten bate van het lokaal alcoholbeleid niet kunnen worden gerealiseerd met de beschikbare middelen. Vandaar dat zij de leden van de Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid in een open brief oproept om juist nu de neerwaartse lijn in de alcoholconsumptie van jongeren, kracht bij te zetten door het vasthouden en verstevigen van beleid.
Noot voor de pers,