Ministerie van Buitenlandse Zaken
Regeling van2003nr. DJZ/BR/0166-03tot wijziging van de SubsidieregelingMinisterie van Buitenlandse Zakenmet betrekking tot subsidiëring van thematischeorganisaties voor ontwikkelingssamenwerking(Thematische medefinanciering) De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking,
Gelet op artikel 3, eerste en tweede lid, van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken;
Besluit:
Artikel I
Artikel 2.3.4 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt in onderdeel a na "gericht" ingevoegd: of mede gericht.
B
Artikel 2.3.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt "of" vervangen door een komma.
2. In ondeel e wordt na "sanitatie" een komma ingevoegd.
3. Na onderdeel e worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. deelname aan sport of
g. versterking van de positie van kinderen en jongeren.
C
Artikel 2.3.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt "het basisonderwijs" vervangen door: basic education.
2. In onderdeel b vervalt: sport en.
3. De zinsnede "of versterking van de positie van kinderen en jongeren" vervalt.
D
Artikel 2.3.7, onderdeel d, komt als volgt te luiden:
d. rehabilitatie en wederopbouw na conflict.
E
Artikel 2.3.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde en het vijfde lid vervallen.
2. Toegevoegd wordt een nieuw vierde lid, luidende:
4. Subsidie kan slechts worden verleend tot ten hoogste 65% van de jaarlijkse uitgaven van de ontvanger. Subsidieaanvragen voor een bedrag lager dan ¤ 100.000 komen niet voor toekenning in aanmerking.
F
In Hoofdstuk II, Afdeling 3, Paragraaf 4, wordt na artikel 2.3.13 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
Paragraaf 5. Bijzondere bepalingen
Artikel 2.3.14
1. Deze afdeling is, met uitzondering van de artikelen 2.3.1 en 2.3.3 tot en met 2.3.9, niet van toepassing op de verlening van subsidie door een Nederlandse vertegenwoordiging namens de minister.
2. Deze afdeling is, met uitzondering van de artikelen 2.3.1, eerste lid, en 2.3.3 tot en met 2.3.9, niet van toepassing op de verlening van subsidie aan organisaties, die naar doelstelling en werkzaamheden zijn gericht op een van de thema's, genoemd in artikel 2.3.1, derde lid, waarop de minister op grond van statutaire of organisatorische voorzieningen zeggenschap kan uitoefenen ten aanzien van een of meer van de in artikel 2.3.12 bedoelde onderwerpen.
3. De minister kan bij de bekendmaking van een beleidsvoornemen op grond van artikel 1.1.6 bepalen dat organisaties in afwijking van artikel 2.3.1, tweede lid, wat betreft de ondersteuning van particuliere organisaties in ontwikkelingslanden en van artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdelen a, b, d en f, voor subsidie ten laste van deze afdeling in aanmerking kunnen komen indien dit met het oog op de realisering van de doelstellingen, genoemd in paragraaf 1, en de uitvoering van de daarop gerichte activiteiten in het bijzonder aangewezen moet worden geacht.
4. De minister kan bij de bekendmaking van een beleidsvoornemen op grond van artikel 1.1.6 afwijken van artikel 2.3.10, eerste tot en met het derde lid
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
TOELICHTING
Bij regeling van 14 mei 2002 werd in de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken een afdeling "Thematische medefinanciering" (TMF) ingevoegd. Subsidie in het kader van deze afdeling wordt verleend op grond van een zogenoemde tenderprocedure. In de tweede helft van 2002 is ten aanzien van TMF voor de eerste maal toepassing gegeven aan deze procedure. Die toepassing heeft aanleiding gegeven tot een aantal aanpassingen.
Artikel 2.3.2, eerste lid
De voorgestelde aanvulling stelt buiten twijfel dat het niet noodzakelijk is dat "structurele armoedebestrijding" in de zin van artikel 2.3.1 hoofddoelstelling van de aanvrager is. TMF staat ook open voor organisatie waarvoor "structurele armoedebestrijding" een nevendoelstelling is.
Artikelen 2.3.4, 2.3.5, 2.3.7
Deze aanpassingen bewerkstelligen een herschikking dan wel verduidelijking van enkele onderdelen van de regeling.
Artikel 2.3.10, 2.3.14
De vervallen onderdelen van artikel 2.3.10 zijn verwerkt in het nieuwe artikel 2.3.14.
Voorts is de ondergrens van ¤ 100.000 aanvankelijk uitsluitend als beleidsvoornemen vastgesteld in de regelgeving verankerd en is een bepaling toegevoegd op grond waarvan de subsidie niet meer kan bedragen dan 65% van de jaaruitgaven van een instelling. Dat betekent dat de organisatie voor ten minste 35% andere financieringsbronnen moet aanboren.
Artikel 2.3.14 voorziet daarnaast in enkele nieuwe uitzonderingen voor situaties waarin een onverkorte toepassing van de bepalingen van de TMF-afdeling tot uit oogpunt van de TMF-doelstellingen ongewenste resultaten aanleiding zou geven.
Het tweede lid voorziet in een afzonderlijk regime voor zogenoemde "hybride organisaties", d.w.z. organisaties waarbij sprake is van een institutioneel verankerde overheidsinvloed. Die overheidsinvloed ten aanzien van het beleid van de instelling leidt ertoe dat het profiel van de instelling afwijkt van dat van de "reguliere" TMF-organisatie, omschreven in artikel 2.3.2, en brengt onvermijdelijk een verlies aan reactiesnelheid mee. Gelet hierop is bepaald dat de TMF-tenderprocedure en dus ook het TMF-subsidieplafond niet op deze organisaties van toepassing is. Aanvragen van "hybride organisaties" worden behandeld in volgorde van binnenkomst (artikel 1.1.7, eerste lid). Wel blijven de inhoudelijke thematische toetsingsmaatstaven van toepassing.
Het derde lid voorziet in een meer generieke uitzonderingsbepaling die de grondslag vormt om, indien dat uit oogpunt van de realisering van themaspecieke doelstellingen zeer gewenst is, af te zien van het vereiste dat die doelstellingen moeten worden gerealiseerd door de inschakeling van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden. De uitzonderingsbepaling kan worden ingeroepen indien dat in een beleidsvoornemen op grond van artikel 1.1.6 is bepaald.
de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
Stcrt. 90
===