Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Rapport Gehoorschade door walkmans
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
VGB/P&L 2362861
17 maart 2003
Hierbij informeer ik u over de verdere uitwerking van de motie Rouvoet
c.s. (TK, 2000-2001, 27 400, nr. 48). In 1998 is het TNO-rapport
Popmusic through headphones and hearing loss verschenen. Vervolgens is
in 2001 door TNO het rapport Gehoorschade door popmuziek:
Popconcerten, housepartys en discotheken uitgebracht. Uit de
resultaten blijkt dat de gehoorschade door deze activiteiten beperkt
is. Wel kan een volgorde van schadelijkheid aangegeven worden, waarbij
het luisteren naar popmuziek via walkmans bovenaan staat. Deze
gehoorschade wordt bepaald door het luisterniveau, het aantal jaren
luisteren en de luisterduur per dag. Naar aanleiding van deze
resultaten heb ik u geïnformeerd over de acties die uitgevoerd zullen
worden (TK, 2001-2002, 28 000, nr. 22).
Het Europese normalisatie-instituut heeft in een norm een meetmethode
vastgesteld voor het meten van geluidsniveaus geproduceerd door
draagbare audioapparatuur (onder andere walkmans). Ook heeft dit
instituut een maximaal uitgangsgeluidsniveau van 100 dB(A) aanbevolen.
Ik heb TNO opdracht gegeven om een vergelijking te maken van de
meetmethode die het Europese instituut hanteert en die TNO heeft
gebruikt in haar onderzoek. Daarnaast heb ik TNO gevraagd om na te
gaan wat de consequenties zijn van het vaststellen van een maximaal
uitgangsgeluidsniveau van 100 dB(A).
In een rapportage heeft TNO aangegeven dat de meetmethode uit de
Europese norm slechts op ondergeschikte punten verschilt van de
TNO-meetmethode en een zeer bruikbare methode is.
De consequenties van het stellen van een grenswaarde voor het
uitgangsgeluidsniveau zijn divers. Een gunstig effect is dat stijging
van de luisterniveaus in de toekomst wordt voorkomen. Een negatief
punt is dat een overmatig gebruik van draagbare audioapparatuur met
een luisterniveau van 100 dB(A) op termijn toch tot aanzienlijke
gehoorschade leidt. De gehoorschade wordt namelijk niet alleen bepaald
door het luisterniveau, maar ook door het aantal jaren luisteren en de
luisterduur per dag. Het is niet wenselijk dat door de introductie van
een grenswaarde gebruikers gaan veronderstellen dat de draagbare
audioapparatuur, ongeacht de stand van de volumeknop en de luistertijd
en luisterfrequentie, veilig is voor het gehoor. Om deze reden acht ik
het van belang dat op de onderhavige draagbare geluidsapparatuur een
waarschuwing tegen te hoge geluidsniveaus komt te staan.
Er is in Nederland en de EU geen specifieke regelgeving. Zowel de
productie als distributie voor de Nederlandse markt staan niet los van
Europese kaders. Gelet op de hier in het geding zijnde relatieve
risicos acht ik het niet opportuun om nationale wettelijke regels te
stellen of afspraken te maken met de nationale branche. Ik ben van
mening dat in Europees verband het probleem effectiever kan worden
aangepakt.
De veiligheid van draagbare audioapparatuur wordt op vrijwillige basis
in Europese normen geregeld. Ook al worden zij dus niet wettelijk
verplicht voorgeschreven binnen de EU, het bedrijfsleven neemt deze
normen voor hun afzet binnen de EU wel in acht. Op dit moment
ontbreken echter in deze normen eisen voor maximale
uitgangsgeluidsniveaus voor deze producten. Ik zal er dan ook bij het
Nederlands normalisatie-instituut op aandringen om het Europese
normalisatie-instituut (CENELEC) ertoe te brengen in de reeds
bestaande of daartoe te realiseren Europese normen een maximaal
uitgangsgeluidsniveau te introduceren als ook het plaatsen van een
waarschuwing op dergelijke producten voor te schrijven.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp