Bijzonder hoogleraar Asselbergs over het monument en de echtheid van
het bestaan
Huidige monumentenwet aan vernieuwing toe
In de voortdurende strijd hun materiële einde uit te stellen, dreigen monumenten steeds meer de echtheid van hun bestaan te verliezen. Veel restauraties gaan mis door verkeerd begrepen dienstbaarheid aan het verleden. Ook wordt te vaak nieuw talent de ruimte ontzegd om cultuurscheppend vermogen in te zetten om monumentale waarden opnieuw vitaal te maken. De vraag is of de huidige monumentenwet en het bestel van de monumentenzorg wel toegerust zijn om niet alleen het monument materieel in stand te houden maar ook de culturele vitaliteit ervan te stimuleren. Dat stelt prof. Fons Asselbergs in zijn oratie vrijdag 14 maart bij zijn aantreden als bijzonder hoogleraar Monumentaal bouwkundig erfgoed aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Asselbergs is directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist.
Al jarenlang vindt binnen de monumentenzorg een debat plaats over de
echtheid van het monument en de waarachtigheid van de nodige ingrepen.
Asselbergs: "Om de existentie én essentie van het monument te
behouden, is verzoening van de vele tegenstellingen binnen de
monumentenzorg noodzakelijk: oud en nieuw, bouwtraditie en
ontwerptraditie, of bescherming en ontwikkeling. Want het is evident
dat de omgang met een 17e eeuws woonhuis in
Amsterdam niet alleen in materiële zin, maar ook in culturele zin een
geheel andere benaderingswijze en omgangsvorm vergt dan een naoorlogse
woning aan Plein '44 in Nijmegen".
Monumenten op sterk water
Binnen ons historisch besef leven monumenten voort als gebouwen uit
een voorbij verleden. Zij vertellen ons een cultuurhistorisch verhaal
over hun ontstaan, gebruik en betekenis. Aangewezen als rijksmonument
lijkt het echter alsof ze los staan van hun omgeving. Naarmate het
monument meer onttrokken wordt aan een eigentijdse maatschappelijke
betekenis, verliest het zijn vitaliteit en daarmee op den duur zijn
bestaansgrond. Het predikaat monument is dan zonder enige betekenis en
het monument dreigt onderdeel van een decor te worden dat is opgebouwd
uit resten van verledens. Zo worden monumenten verbannen naar een
schijnwereld en op sterk water gezet. Natuurlijk is daarbij
zorgvuldigheid geboden, meent
Asselbergs. Achteloosheid, onkunde en mateloze vormwil banaliseren in
een oogwenk wat vele generaties met zorg hebben bewaard. Daar is de
primaire waakzaamheid van de monumentenzorg altijd op gericht geweest.
En dat moet ook zo blijven.
Nijmeegs onderwijs
Het westerse landschap met de daarin gesitueerde bouwwerken is beeld-
en sfeerbepalend voor de wereld waarin wij leven, maar het vormt ook
uitgangspunt en inspiratiebron voor de toekomst. Om die reden krijgt
de aandacht voor het monumentaal bouwkundig erfgoed een plaats binnen
de specifiek op kunst en cultuur gerichte opleidingen van de KUN. Het
onderwijs en onderzoek van prof. Asselbergs betreft de invloed van
Monumentaal bouwkundig Erfgoed binnen de Westerse maatschappij en het
beheer en behoud van dit erfgoed. Het onderwijs sluit aan bij het
onderdeel architectuur van de opleiding Kunstgeschiedenis. De
leerstoel is in-gesteld door de Stichting Gelder-Kennis, op initiatief
van de Faculteit der Letteren en ondergebracht bij de afdeling
kunstgeschiedenis.
Personalia
Sinds 1993 is Fons Asselbergs directeur van de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg. Onder zijn leiding is een alliantie bereikt van
monumentenzorg met architectuurbeleid, stedenbouw en
landschapsarchitectuur. Zijn aandacht voor instandhouding,
omgevingszorg en cultuurlandschap gaat uit van een samenhang tussen
bescherming en ruimtelijke ontwikkeling.
Asselbergs is als voorzitter, bestuurslid of adviseur betrokken bij
een groot aantal organisaties op het terrein van de ruimtelijke
ordening, architectuurbeleid, cultuur en monumentenzorg. Fons
Asselbergs was 1999-2002 bijzonder hoogleraar `Kunst en Cultuur' op de
Anton Van Duinkerken-wissellerstoel van de KU Nijmegen.
14-3-2003
* Tekst oratie (pdf)