Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
14 maart 2003
Auteur
M.Th. Crucq
Kenmerk
DIE-140/03
Telefoon
070 348 48 76
Blad
1/20
Fax
070 348 40 86
Bijlage(n)
12
E-mail
die-in@minbuza.nl
Betreft
Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.
Zeer Geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twaalf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. - Mededeling van de Commissie: Europese governance: Een betere wetgeving
- Mededeling van de Commissie: Actieplan "Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving"
- Raadplegingsdocument: Naar een krachtiger cultuur van raadpleging en dialoog - Voorstel inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie
- Mededeling van de Commissie over effectbeoordeling
2. Mededeling van de Commissie Naar een krachtige cultuur van raadpleging en dialoog - Voorstel inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie
3. Mededeling van de Commissie over een kader voor tripartiete doelstellingencontracten en - overeenkomsten tussen de Gemeenschap, de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten
4. Mededeling van de Commissie: Kader voor Europese regelgevende agentschappen
5. Mededeling van de Commissie over het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid door de Commissie: beginselen en richtsnoeren ("Verbetering van de kennisbasis voor beter beleid")
6. Mededeling van de Commissie over een geïntegreerd kader voor partnerschaps-overeenkomsten op visserijgebied met derde landen
7. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een actieplan van de Gemeenschap om de teruggooi van vis te beperken
8. Voorstel voor een verordening van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen.
9. Voorstel voor een Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in decoratieve verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG
10. Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3508/92
11. Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen
12. Voorstel voor een richtlijn van de raad tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG
De Staatssecretaris voor Europese Zaken
Atzo Nicolaï
Fiche 1: Mededelingen m.b.t. betere wetgeving
Titel:
· Mededeling van de Commissie: Europese governance: Een betere wetgeving
· Mededeling van de Commissie: Actieplan "Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving"
· Raadplegingsdocument: Naar een krachtiger cultuur van raadpleging en dialoog - Voorstel inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie
· Mededeling van de Commissie over effectbeoordeling
Datum Raadsdocument: 10 juni 2002
nr. Raadsdocument: resp. 9809/02, ADD 1, ADD 2 en ADD 3
nr. Commissiedocument: resp. COM(2002)275 def, COM(2002) 278 def,
COM(2002) 276 def, COM(2002)277 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: EZ in nauw overleg met JUST,
i.o.m. BZ, VROM, BZK, VWS, LNV, SZW
Behandelingstraject in Brussel:
Het pakket mededelingen is door de Commissie in Sevilla aan de Europese Raad gepresenteerd. De follow-up zal geschieden in het kader van de ConcurrentievermogenRaad. De interinstitutionele aspecten worden besproken in de High Level Technical Working Group en de Groep Algemene Zaken.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Commissie heeft een pakket van vier mededelingen over het onderwerp Kwaliteit van Regelgeving aangenomen, en dit vervolgens aan de Raad van Sevilla voorgelegd. Deze mededelingen vormen tevens een uitwerking van een onderdeel van het Witboek over Europese Governance (COM(2001)428).
Het eerste document beschrijft de algemene visie van de Commissie op de vereenvoudiging en verbetering van Europese wetgeving. Het tweede document is een concrete uitwerking daarvan in de vorm van een actieplan "Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving". Hierin wordt een pakket maatregelen aangekondigd dat moet worden genomen door de Commissie, de Raad en het EP en de lidstaten. Het zwaartepunt ligt bij de Commissie.
De belangrijkste maatregelen in het actieplan zijn:
- invoering van een procedure voor ex ante impact assessment van voorgenomen regelgeving waarbij de economische, milieu- en sociale effecten in kaart worden gebracht;
- ex post evaluatie van bestaande EG-regelgeving en invoering van minimale normen voor de (interactieve) consultatieprocedure die met name gericht zijn op het vergroten van de transparantie en het stellen van termijnen.
De impact assessment en de consultatieprocedure zijn in twee afzonderlijke mededelingen (de laatste twee documenten) uitgewerkt. De consultatieprocedure is voorts uitgewerkt in een nadere mededeling (COM(2002) 704 def; behelst uitwerking Witboek Governance).
Een andere belangrijke maatregel, die afzonderlijk zal worden uitgewerkt, betreft de codificatie en vereenvoudiging van bestaande Europese regelgeving. Daarnaast worden voorstellen gedaan voor het gebruik van alternatieve vormen van wetgeving zoals zelfregulering en co-regulering. Voorts zal bij de Commissie een intern netwerk voor betere regelgeving worden ingesteld en is het streven om in 2003 een interinstitutioneel akkoord af te sluiten over de toepassing van de voorstellen door Commissie, Raad en Europees Parlement. Ten slotte bevat het actieplan door de lidstaten te nemen maatregelen op het gebied van (juiste en tijdige) implementatie, elektronische notificatie van omzettingsmaatregelen aan de Commissie en consultatie en impact assessment bij aanvullende nationale regelgeving.
Rechtsbasis van het voorstel:
N.v.t., het betreft een pakket mededelingen
Comitologie: n.v.t. (mededelingen)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: positief. Verbetering van de kwaliteit van Europese regelgeving moet primair op Europees niveau gebeuren.
Proportionaliteit: positief. Veel voorstellen komen overeen met de aanpak in Nederland.
Deregulering: positief. Het actieplan bevat o.a. een voorstel voor een simplificatieprogramma met een deregulerende component.
Nederlandse belangen:
Nederland hecht grote waarde aan verbetering van de kwaliteit van Europese regelgeving en is nauw betrokken geweest bij het voortraject. Het actieplan en de mededelingen zorgen voor een wetgevingsproces waarin maatschappelijke wensen en bedoelde en onbedoelde effecten van het voorgenomen beleid op economisch, milieu- en sociaal gebied systematisch in kaart worden gebracht. Vanwege deze brede focus kan het actieplan ook bijdragen aan de vergroting van de legitimiteit van de Europese Unie in de
Nederlandse samenleving. Voor particulieren, zoals het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, maar ook voor uitvoeringsinstanties en decentrale overheden is een beter en transparanter wetgevingsproces, waarbij alle relevante actoren zijn betrokken, van belang. De administratieve lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven kunnen enkel substantieel worden verminderd en de effectiviteit en werkbaarheid van EG-regelgeving kan enkel worden vergroot als op Europees niveau actie wordt
ondernomen. In dit verband zij tevens gewezen op het recente besluit van de instellingen om gezondheidseffecten van EG-beleid en -wetgeving in kaart te brengen (PE CONS 3627/02, n.n.g.) en de terzake reeds door de Commissie gezette stappen. Ten slotte moet er voor worden gewaakt dat er niet te veel nieuwe instanties worden gecreëerd om de Commissievoorstellen uit te voeren.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
Bij het uitvoeren van impact assessments en consultatie zal de Commissie behalve de Rijksoverheid ook decentrale overheden betrekken.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
geen; het betreft mededelingen die het EP tevens ter informatie zijn toegegaan.
Fiche 2: Mededeling raadpleging en dialoog
Titel:
Mededeling van de Commissie Naar een krachtige cultuur van raadpleging en dialoog - Voorstel inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie
Datum Raadsdocument: 08 januari 2003
nr. Raadsdocument: 5103/03
nr. Commissiedocument: COM(2002)704 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZK i.o.m. : BZ, FIN, JUS, EZ, VROM, V&W, SZW, VWS
Behandelingstraject in Brussel:
De lijst van algemene beginselen en minimumnormen (deel V) is vanaf 01.01.2003 van toepassing.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling "algemene beginselen en minimum vereisten voor raadpleging van betrokkenen en belanghebbenden door de Commissie" is een uitwerking van een beleidslijn uit het Witboek over Europese Governance en tegelijkertijd een rechtstreekse bijdrage aan het "Actieplan voor een betere regelgeving".
In juni 2002 heeft de Commissie een raadplegingsdocument gepubliceerd; COM(2002)704 is daarvan de uitwerking. De hierin beschreven algemene beginselen en minimum vereisten voor raadpleging hebben tot doel te garanderen dat alle betrokken partijen op een adequate manier worden geraadpleegd. De commissie is van mening dat hiermee een belangrijke stap voorwaarts is gedaan om haar raadplegingsmechanismen te verbeteren. De mededeling is met ingang van 1januari 2003 van kracht geworden. De beginselen en vereisten voor raadpleging hebben geen wettelijke status maar zullen worden gebruikt als een referentiepunt voor een permanent leerproces.
De Commissie hanteert als richtsnoer dat in een eerste fase voor voorstellen waarvoor de "impact assessment" van toepassing zal zijn de consultatieprocedure volgens de beginselen en vereisten wordt gevolgd. Dit betreft voorstellen:
· die substantiële economische, milieu- en/of sociale gevolgen hebben in een bepaalde sector en voor de daarbij belanghebbende partijen;
· die in één of in verschillende sectoren een belangrijke beleidswijziging inhouden.
Voor groenboeken gelden de raadplegingsbeginselen en -vereisten in elk geval.
De consultatiebeginselen en vereisten zijn alleen van toepassing op beleidsvoorstellen die de Commissie voornemens is te doen. En de consultatiebeginselen en -vereisten zijn niet van toepassing op voorstellen waarvoor de formele comitologieprocedure geldt.
Als algemene beginselen voor consultatie noemt de Commissie:
· brede participtatie in elke fase van besluitvorming;
· openheid en verantwoordingsplicht;
· doelmatigheid: raadpleging in zo vroeg mogelijk stadium;
· samenhang tussen beleid en te nemen maatregelen.
Als minimumnormen voor de raadpleging worden genoemd:
· duidelijkheid over het voorwerp van raadpleging;
· informatieverstrekking en communicatie gericht op doelgroepen;
· termijnen: voldoende tijd voor reacties;
· ontvangstbevestiging en terugkoppeling over resultaten van raadpleging;
· voor gerichte raadplegingen enkele specifieke elementen.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Comitologie: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
n.v.t; de Commissie kan zonder tussenkomst van de lidstaten vertegenwoordigers van regionale en lokale overheden, maatschappelijke organisaties, ondernemingen en verenigingen in de lidstaten raadplegen.
Nederlandse belangen:
Nederland steunt de opvatting van de Commissie dat raadpleging van burgers, maatschappelijke organisaties en decentrale overheden een onmisbare aanvulling is op de parlementair-democratische besluitvormingsprocessen en de consultatie via de geïnstitutionaliseerde adviesorganen van de EU. Efficiënte raadpleging dient twee doelen: kwalitatieve verbetering van beleid en draagvlakvergroting. De door de Commissie voorgestelde algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging sluiten in hoge mate
aan bij de Nederlandse bestuurspraktijk.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
Het voorstel van de Commissie betreft ook de rechtstreekse raadpleging van IPO, VNG en Unie van Waterschappen. Echter, daarnaast ontwikkelt de commissie een apart raadplegingsinstrument voor decentrale overheden.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
n.v.t. Het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie is toegegaan.
Fiche 3: Mededeling tripartiete doelstellingencontracten
Titel:
Mededeling van de Commissie over een kader voor tripartiete doelstellingencontracten en - overeenkomsten tussen de Gemeenschap, de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten
Datum Raadsdocument: nog niet bekend
nr raadsdocument: nog niet bekend
nr. Commissiedocument: COM(2002)709 def dd. 11 december 2002
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZK i.o.m. BZ, JUS, EZ, VROM, SZW, LNV, VWS
Behandelingstraject in Brussel: vooralsnog niet geagendeerd.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Nederland is in ieder geval tegen de inzet van nieuwe middelen. Eventuele financiële middelen moeten gezocht worden binnen de bestaande middelen voor structuur- en cohesiebeleid.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling is een uitwerking van een onderdeel van het Witboek over Europese Governance (COM(2001)428). In het Witboek is het idee geopperd om tripartiete doelstellingencontracten te sluiten tussen de lidstaten, de door de lidstaten aangewezen territoriale gemeenschappen en de Commissie.
De Commissie geeft als argument voor dit voorstel dat het de decentrale overheden zijn die communautaire regelgeving moeten uitvoeren. Zowel richtlijnen als verordeningen bieden lidstaten de mogelijkheid tot een zekere differentiatie in de manier van uitvoering. Het kan in bepaalde situaties positief uitwerken om de decentrale overheden direct bij bepaalde voornemens te betrekken teneinde de kans op goede uitvoering te vergroten. Op bepaalde gebieden waar maatregelen grote territoriale gevolgen hebben, zoals het cohesie- of het milieubeleid, eist het Verdrag expliciet dat met de situatie ter plaatse rekening wordt gehouden. Met uitzondering van het cohesiebeleid houden de communautaire praktijk en de wetgeving niet altijd voldoende rekening met de toegenomen taak van de regio's en de steden bij de uitvoering van het nationale en Europese beleid. Vandaar het voorstel om gebruik te maken van de mogelijkheden tot differentiatie en participatie van streken aan de verwezenlijking van de op Europees niveau of in onderling overleg tussen de verschillende geografische niveaus gestelde doelstellingen.
Er wordt van twee instrumenten uitgegaan:
· Tripartiete doelstellingencontracten ter aanduiding van contracten die gesloten zijn tussen de Europese Gemeenschap (vertegenwoordigd door de Commissie), een lidstaat en regionale en lokale autoriteiten bij de directe toepassing van bindend gemeenschapsrecht (verordeningen, richtlijnen en besluiten).
· Tripartiete doelstellingenovereenkomsten ter aanduiding van een bepaalde vorm van overeenstemming tussen de Commissie, een lidstaat en regionale en lokale autoriteiten die geen verplichtend communautair karakter hebben.
Zowel de 'contracten' als de 'overeenkomsten' moeten in overeenstemming zijn met de Verdragen. Zij zijn gerechtvaardigd als zij een meerwaarde hebben t.o.v. andere instrumenten die de verwezenlijking van gemeenschappelijke doelen beogen. Bij het sluiten van contracten en overeenkomsten moet vooral gedacht worden aan milieu- en regionaal beleid. Een belangrijke voorwaarde voor succes is dat duidelijk wordt vastgesteld met welke plaatselijke actoren een contract of overeenkomst moet worden
gesloten. Hiervoor is de hulp van de lidstaten vereist, om vast te stellen of het betreffende contract in overeenstemming is met de geldende constitutionele, wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaat.
In de mededeling wordt nader uitgewerkt hoe een contract eruit moet komen te zien m.b.t informatie en doelstellingen en hoe deze uitgevoerd dienen te worden.
Als experiment worden een aantal proefprojecten geselecteerd, waarna de Commissie besluit of gestart kan worden met de implementatie.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Comitologie: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
n.v.t. De mededeling bevat geen indicaties voor voorstellen tot regelgeving of ander gemeenschappelijk optreden.
Nederlandse belangen:
Nederland hecht zeer aan gebiedsgerichte beleidsvorming en -uitvoering. De Nederlandse bestuurspraktijk kent diverse vormen van interbestuurlijke overeenkomsten tussen rijk, provincie en gemeente. Door de 'Europese bestuurslaag' te betrekken in dergelijke overeenkomsten zou een belangrijke extra efficiencywinst geboekt kunnen worden. De efficiencywinst wordt geboekt doordat de partijen waar het om gaat (decentrale en nationale overheid) en Commissie directer en gezamenlijk tot overeenstemming
komen en daarbij op de regionale omstandigheden toegespitst maatwerk kunnen leveren binnen de ruimte die de verordeningen en richtlijnen daartoe bieden .
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid cq decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) geen
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
geen; het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie toegaat.
Fiche 4: Mededeling regelgevende agentschappen
Titel:
Mededeling van de Commissie Kader voor Europese regelgevende agentschappen
Datum Raadsdocument: 08 januari 2003
nr. Raadsdocument: 5091/03
nr. Commissiedocument: COM(2002)718 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZK i.o.m.
BZ, FIN, EZ, JUST, OCW, SZW, VROM, V&W, VWS
Behandelingstraject in Brussel: vooralsnog onbekend
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Niet in algemene zin in te schatten. Per concreet voorstel voor een op te richten agentschap zal dit effectief beoordeeld moeten worden.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling Kader voor Europese regelgevende agentschappen is een nadere uitwerking van het "Witboek Governance" (COM(2002)428). De Europese Commissie stelt in het witboek voor om voor bepaalde uitvoerende taken min of meer zelfstandige "agentschappen" (vergelijkbaar met de Nederlandse zelfstandige bestuursorganen) met bestuurlijke bevoegdheden in te stellen. Onder het begrip Europees regelgevend agentschap wordt verstaan de agentschappen die actief moeten meewerken aan de uitoefening van de
uitvoerende macht door middel van maatregelen die tot de regelgeving voor een bepaalde sector bijdragen.
Volgens de Commissie zullen de regels op een efficiëntere wijze in de gehele Unie kunnen worden toegepast en ten uitvoer gelegd door oprichting van nieuwe Europese regelgevende agentschappen of duidelijk afgebakende gebieden. Het grootste voordeel van deze organen is dat zij gebruik kunnen maken van zeer technische en sectorale 'know how', dat zij zichtbaarder zijn voor de betrokken sectoren (en soms ook voor het publiek) en besparingen opleveren voor het bedrijfsleven. Door de oprichting van deze organen kan volgens de Commissie tevens worden gegarandeerd dat haar middelen op essentiële taken worden toegespitst.
De voorliggende mededeling bevat een kader, met de criteria voor de instelling en het functioneren van de bovengenoemde regelgevende agentschappen.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Comitologie: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
In beginsel negatief, per concreet voorstel voor een op te richten regelgevend agentschap zal beoordeeld moeten worden of de oprichting voldoet aan het subsidiariteits- danwel proportionaliteitsbeginsel
Nederlandse belangen
Nederland is voorstander van het verbeteren van de uitvoering van Europees beleid en Europese regelgeving. Het op bepaalde terreinen instellen van regelgevende agentschappen zou hiertoe bij kunnen dragen. Nederland is wel van mening dat primair de nationale overheden moeten worden ingeschakeld in het kader van de uitvoering van Europese maatregelen. Van belang is dat bij oprichting van regelgevende agentschappen de democratische invloed en controle voldoende gewaarborgd zijn.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) geen
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
geen; het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie toegaat.
Fiche 5: Mededeling Verbetering van de kennisbasis
Titel:
Mededeling van de Commissie over het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid door de Commissie: beginselen en richtsnoeren ("Verbetering van de kennisbasis voor beter beleid")
Datum Raadsdocument: nog niet bekend
nr Raadsdocument: nog niet bekend
nr. Commissiedocument: COM(2002)713 def dd. 11 december 2002
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZK i.o.m.
BZ, FIN, VWS, EZ, JUST, OCW, SZW, VROM, V&W
Behandelingstraject in Brussel: vooralsnog niet geagendeerd.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat de mogelijke financiële gevolgen van de mededeling zijn.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling is een uitwerking van een onderdeel van het Witboek over Europese Governance (COM(2001)428). In de mededeling geeft de Commissie een overzicht van de wijze waarop deskundigheid in alle stadia van het beleidsvormingsproces van de Commissie wordt bijeengebracht en benut.
De doelstellingen van de mededeling zijn de volgende:
i) de Commissiediensten bij te staan om de meest adequate deskundigheid te kunnen mobiliseren en te benutten, zodat een gedegen kennisbasis voor betere beleidsmaatregelen kan worden opgezet;
ii) de Commissie wil ervoor zorgen dat de adviezen op een geloofwaardige wijze worden ingewonnen en benut.
Bij alle activiteiten op dit gebied zal de Commissie uitgaan van drie basisbeginselen:
1. het advies moet van een hoge kwaliteit (incl. zoveel mogelijk onafhankelijk) zijn;
2. openheid voor het publiek bij het inwinnen van en gevolg geven aan het advies;
3. erop toezien dat de methodes voor vergaren en gebruiken van deskundigenadvies effectief, proportioneel en doelmatig zijn.
Om Commissiediensten te helpen deze beginselen in de praktijk te brengen, zijn er richtsnoeren en praktische vragen voor het inwinnen en benutten van de adviezen van deskundigen in de mededeling opgenomen.
De beginselen en richtsnoeren hebben betrekking op het inwinnen van adviezen via ad hoc en permanente groepen externe deskundigen en gevallen waarin deze worden gebruikt in combinatie met interne (Commissie-)deskundigheid.
De beginselen en richtsnoeren zijn niet juridisch bindend en zijn evenmin van toepassing op de formele stadia van besluitvorming zoals voorgeschreven in het EG-verdrag en andere communautaire wetgeving.
Aangezien de toepassing van de beginselen en richtsnoeren op het gebruik van deskundigheidsadvisering moet worden gezien als een evoluerend proces zal de Commissie een systeem van monitoring en evaluatie opzetten om deze toepassing te kunnen beoordelen en verbeteren.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Comitologie: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
n.v.t. (De mededeling bevat geen indicaties voor voorstellen tot regelgeving of ander gemeenschappelijk optreden)
Nederlandse belangen:
Vanuit bestuurlijk-organisatorisch opzicht is het wenselijk dat op EU-niveau de deskundigheids-adviesfunctie professioneel wordt ingericht. Uit overwegingen van consistentie en doelmatigheid is het van belang dat de Commissie voor de beleidsvorming gebruik maakt van de adviezen en deskundigheid die in Nederland en andere lidstaten al beschikbaar zijn.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
De mededeling gaat uit van de noodzaak om toegang te hebben tot een diversiteit aan deskundigheid. In lijn hiermee zal bij verdere uitwerking/toepassing daarvan naar wegen moeten worden gezocht om bij decentrale overheden aanwezige deskundigheid te benutten.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
geen; het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie toegaat..
Fiche 6: Visserij-overeenkomsten met derde landen
Titel:
Mededeling van de Commissie over een geïntegreerd kader voor partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met derde landen
Datum Raadsdocument: 8 januari 2003
nr. Raadsdocument: 15243/02
nr. Commissiedocument: COM(2002)637 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. BZ, BZ/OS, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Extern Visserijbeleid, Landbouw/Visserijraad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In de mededeling wordt voorgesteld om bij de visserijovereenkomsten te komen tot een geleidelijke verschuiving van toegangsovereenkomsten naar partnerschapsovereenkomsten. De specifieke doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het ontwikkelingsbeleid zouden gezamenlijk moeten bijdragen aan de algemene doelstelling: een duurzame ontwikkeling van de visserij. Tevens moeten zij in overeenstemming zijn met het coherentiebeginsel. Ten aanzien van de financiële bijdrage (het bedrag
dat de EU betaalt aan het betreffende partnerland) zal een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de bijdrage in ruil voor visserijmogelijkheden en de bijdrage voor acties in het kader van het partnerschap met het betrokken derde land. Hierbij is het streven dat de private sector meer verantwoordelijkheid voor de financiële bijdrage zal moeten nemen. In de mededeling wordt daarom geconstateerd dat de bijdrage niet kan worden beschouwd als een subsidie aan de Europese vissers. De
bestaansredenen voor dergelijke verbintenissen van de Gemeenschap worden gezocht in het feit dat wanneer er geen initiatieven op EU-niveau worden ontplooid er een geleidelijke inkrimping van de communautaire vloot zal plaatsvinden. Om de toekomst op de lange termijn van de activiteiten van de vloot voor de verre visserij te garanderen, moeten verbintenissen worden aangegaan ten aanzien van de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen en de integratie van milieubescherming.
..
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Comitologie: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: n.v.t. (mededeling)
Nederlandse belangen:
Nederland heeft aanzienlijke visserijbelangen in Mauritanië (het land met veruit het belangrijkste EU-visserijakkoord) en mogelijk later dit jaar in beperkte mate in Angola.
Het Nederlandse standpunt ten aanzien van deze overeenkomsten is steeds geweest dat duurzaam vissen op een realistische wijze moet worden nagestreefd. Dat betekent in concreto in de eerste plaats de inzet van middelen voor bestandsonderzoek en de instelling van een Wetenschappelijk Comité dat een advies geeft over de mogelijke vangstvolumes.
In de tweede plaats is coherentie met het ontwikkelingsbeleid prioritair. De invulling daarvan betreft met name het rekening houden met de rechten en de ontwikkeling van de locale visserij en het streven naar positieve effecten van de EU-visserij op de lokale economie.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
geen; het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie toegaat.
Fiche 7: Mededeling beperking teruggooi vis
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een actieplan van de Gemeenschap om de teruggooi van vis te beperken
Datum Raadsdocument: 27 november 2002
nr. Raadsdocument: 14886/02
nr. Commissiedocument: COM(2002) 656 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. VROM, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij Intern, Landbouw- en VisserijRaad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
De Commissie dient gevraagd te worden de financiële gevolgen van uit de mededeling voortvloeiende voorstellen exact aan te geven. Eventuele financiële gevolgen moeten gedragen worden binnen de bestaande EU-budgetten
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling betreft een actieplan m.b.t. de problematiek van teruggooi van vis (zgn discards). Teruggooi van vis door vissers vindt plaats uit wettelijke overwegingen (in een aantal situaties is het teruggooien juridisch verplicht: te kleine vissen mogen bijvoorbeeld niet worden aangeland, idem voor vis waarvoor geen quotum is) en/of om economische redenen (commercieel beperkte waarde van bepaalde vis). Discards hebben gevolgen voor de reproductie en ontwikkeling van het bestand. Bovendien
heeft de onbekendheid met de omvang van discards gevolgen voor de betrouwbaarheid van de bestandsschattingen.
De mededeling beschrijft in detail de geschatte omvang en oorzaken van het probleem, de gevolgen daarvan en de mogelijkheden voor vermindering van de discards. Tevens is een tijdschema voor concrete acties opgenomen.
De Commissie signaleert diverse mogelijkheden voor beperking van de discards: algemene verbetering van de visstand, vrijwillig verlaten van visgronden, valorisatie van laagwaardige vis, vermindering van de met TAC's of quota verbonden teruggooi, proefprojecten met betere vangsttechnieken, bewaking van teruggooipercentages, een aantal technische verbeteringen (zoals structuur van netten, wijziging van minimumaanvoermaten en van maaswijdten, tijdelijke sluiting van gebieden) en instelling van een
teruggooiverbod.
De mededeling voorziet voor de meeste initiatieven concrete acties (studies, onderzoeken, overleg met belanghebbenden, voorstellen, etc) in 2003. Met name maaswijdtevergroting en een voorstel voor een teruggooiverbod zijn voorzien voor de daarop volgende jaren.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Comitologie: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: nvt
Nederlandse belangen:
Nederland hecht aan het terugdringen van de discards. Vermindering van de teruggooi zal niet alleen positieve invloed hebben op de visbestanden, maar ook leiden tot minder verspilling en optimaal gebruik van vangsten. Ook de kwaliteit van de bestandsschattingen kan verbeterd worden. Vermindering van discards kan volgens Nederland bijdragen aan een duurzame, verantwoorde visserij. Nederland ziet in de mededeling diverse mogelijkheden voor concrete acties om de teruggooi van vis te verminderen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
geen; het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie is toegegaan.
Fiche 8: Verordening instandhouding visbestanden
Titel
Voorstel voor een verordening van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen.
Datum Raadsdocument: 4 december 2002
nr. Raadsdocument: 15255/02
nr. Commissiedocument: COM(2002)672 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. VROM
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Intern Visserijbeleid, Landbouw en Visserijraad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Doel van de oorspronkelijke regelgeving (Verordening 850/98) is de bescherming van jonge exemplaren van vissen, schelpdieren en schaaldieren. Het voorliggend voorstel bestaat voor een groot deel uit de consolidatie van bestaande regelgeving. De vorige verordening technische maatregelen kent 6 wijzigingen. Ter bescherming van kabeljauw en heek zijn daarnaast nog enkele Commissieverordeningen aangenomen, waarvan toen is aangegeven dat deze t.z.t. ook in de algemene verordening zouden worden
opgenomen. Naast de samenvoeging brengt de Commissie een aantal wijzigingen aan in de vorm van:
· een vereenvoudiging van de presentatie van de regelgeving;
· verscherping van de regels t.a.v. gebiedsgericht beleid voor de visserij op heek;
· harmonisatie van de regelgeving van het Skagerrak/Kattegat met de Noordzee;
· het vastleggen van gedetailleerde regelgeving t.a.v. staand want (passief vistuig) en het gelijktijdig aan boord hebben van tuig met verschillende maaswijdten in Commissieverordeningen.
Rechtsbasis van het voorstel:
Art. 37 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitsbesluitvorming)
Comitologie:
Beheerscomitéprocedure voorgesteld voor de volgende onderwerpen:
- gebiedsindeling
- gebruik van combinaties van sleepnetten
- uitvoeringsbepalingen inzake staand want (passief vistuig)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief: het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de EG.
Nederlandse belangen:
Nederland acht de verordening van groot belang voor de bescherming van visbestanden. Deze moet dienen ter verduurzaming van de huidige visserij. Consolidatie van bestaande regelgeving is wenselijk om deze eenvoudiger te maken en makkelijker te controleren.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging
Fiche 9: Richtlijn emissies vluchtige organische stoffen ('VOS')
Titel:
Voorstel voor een Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in decoratieve verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG
Datum Raadsdocument: 14 januari 2003
nr. Raadsdocument: 5268/03
nr. Commissiedocument: COM(2002)750 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: VROM i.o.m. V&W, BZ/OS, EZ, SZW, VWS, FIN
Behandelingstraject in Brussel: RWG Milieu, Milieuraad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het richtlijnvoorstel stelt grenzen aan het aandeel vluchtige organische stoffen ('VOS') voor gebruiksklare verven en vernissen. Het doel is om een bijdrage te leveren aan de beperking van de VOS-emissies als gevolg van organische oplosmiddelen in decoratieve verven en vernissen, en in producten voor het overspuiten van voertuigen en van de potentiële risico's voor de volksgezondheid.
De reductie van VOS moet worden nagestreefd op grond van internationale afspraken (de NEC richtlijn = National Emission Ceilings), die aan deze richtlijn ten grondslag liggen. De Europese Commissie doet met deze ontwerp-richtlijn een voorstel voor een aanpak van enkele belangrijke producten waar veel VOS in voorkomt.
Rechtsbasis van het voorstel:
artikel 95 EG-verdrag wordt als basis voor het richtlijnvoorstel gebruikt omdat het primaire doel is de VOS-emissies te verminderen door harmonisatie van technische specificaties. Besluitvorming vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid.
Comitologie:
De Commissie zal worden bijgestaan door het bij artikel 13 van Richtlijn 1999/13/EG van de Raad ingestelde comité (het Raadgevend Comité voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen t.g.v. het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties). Dit Comité zal onder andere de etikettering verzorgen.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Aandachtspunt in het kader van de subsidiariteit is de wijziging ten opzichte van het ontwerp-voorstel: artikel 3.2 is verdwenen. Hierdoor is de mogelijkheid om als lidstaat verdergaande maatregelen te nemen eruit gehaald. Dit is voor Nederland een probleempunt in die zin dat de bestaande nationale regelgeving voor ARBO en voor verfproducten thans (nog) verdergaand is.
Het stellen van eisen aan deze producten om de emissies van VOS te beperken met grenswaarden op termijn (2007 en 2010) is proportioneel te achten. Wel is hier voor Nederland een probleempunt omdat reeds nu in het voorstel van de Commissie het technisch minimum voor dit type verven is opgenomen. Dit kan op termijn (2007 en 2010) betekenen dat in feite dit type verven van de markt is verdwenen. Met name kleinere verfproducenten kunnen op deze ontwikkeling niet op zo'n korte termijn (korter dan 4 jaar) inspelen. Het ligt overigens in de lijn van de verwachting dat de Commissie voor andere veel VOS-houdende producten (zoals schoonmaakmiddelen of cosmetica), ook met voorstellen zal komen.
Er is geen sprake van deregulering, maar wel kan gesteld worden dat naar verwachting hiermee regelgeving per lidstaat voorkomen wordt.
De richtlijn 1999/13/EG is omgezet in het "Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer".
Nederlandse belangen:
Nederland is (mede-)initiator van dit richtlijnvoorstel geweest. Nederland heeft zich al vele jaren een pleitbezorger getoond van Europese harmonisatie voor dit onderwerp: met een Europese harmonisatie van de grenswaarden ontstaat in Europa een gelijk speelveld voor alle betrokkenen.
Op de Nederlandse markt zijn diverse verven die aan de grenswaarden voldoen en kunnen gaan voldoen. Hoewel geen specifiek onderzoek bekend is, kunnen de exportmogelijkheden van deze verven verbeteren door dit richtlijnvoorstel (tabel met baten voor Nederland).
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Afhankelijk van het al dan niet opnemen in de richtlijn van artikel 3.2 uit de ontwerp-richtlijn: als dit artikel wel wordt opgenomen heeft de richtlijn geen consequenties voor de nationale regelgeving. Indien het artikel niet wordt opgenomen zal de nationale regelgeving (op het gebied van ARBO en verfprodukten) mogelijk moeten worden aangepast omdat deze verder gaat dan de maatregelen van de
richtlijn.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: co-decisie
Fiche 10 Verordening I&R schapen en geiten
Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3508/92
Datum Raadsdocument: 19 december 2002
nr. Raadsdocument: 15829/02
nr. Commissiedocument: COM(2002)729 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. VWS, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep veterinaire deskundigen; CSA; LBR
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Commissie stelt een aanscherping van het huidige identificatie- en registratieregeling (I&R-) systeem voor schapen en geiten voor dat is opgebouwd uit de volgende elementen:
· individuele identificatie van dieren in de hele EU, door middel van twee oormerken per dier en het gebruik van unieke dieridentificatienummers met ingang van 01/07/2003;
· up-to-date bedrijfsregisters op bedrijfsniveau met ingang van 01/07/2003;
· vervoersdocumenten die dieren begeleiden op transport met ingang van 01/07/2003;
· centrale overheidsdatabase met daarin houderinformatie (met ingang van 01/07/2004), alsmede informatie over verplaatsingen van groepen dieren tussen bedrijven (met ingang van 01/07/2005);
· een bepaling die verplichte introductie van elektronische identificatiemiddelen met ingang van 01/07/2006 mogelijk maakt.
· De Commissie zal tegen 31 december 2005 bij de Raad een verslag indienen over de met elektronische identificatie opgedane ervaring.
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 37 EG-Verdrag (besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid)
Comitologie: geen.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het betreft een exclusieve bevoegdheid van de EG. Aanscherpingen op EU niveau bevorderen binnen de interne markt het 'level playing field'. Tegenover de extra last voor dierhouders staan de vele malen grotere economische en veterinaire voordelen die worden behaald met de vermijding van dierziektenuitbraken.
Nederlandse belangen:
Aanscherping van het huidige I&R-systeem is van groot belang om bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte alle schapen en geiten snel te kunnen traceren zodat een effectieve dierziektenbestrijding mogelijk is en de economische consequenties beperkt kunnen blijven. (handelsblokkades voorkomen/snel opheffen)
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
De voorgestelde aanscherpingen zullen leiden tot grote extra arbeidsinspanningen en administratieve lasten voor houders en moeilijk handhaafbaar zijn. Daarom is gebruik van elektronische identificatie van schapen en geiten zo belangrijk.
Het voorstel geldt, net als het huidige beleid, ook voor hobbydierhouders; een relatief groot aantal moeilijk benaderbare en vaak nog ongeregistreerde houders.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: adviesprocedure
Fiche 11: Groenboek betalingsbevelen
Titel:
Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen
Datum Raadsdocument: 13 januari 2003
nr. Raadsdocument: 5247/03
nr. Commissiedocument: COM(2002)746 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. BZ, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Comité Burgerlijk Recht, JBZ-raad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het groenboek maakt deel uit van het Commissieprogramma van maatregelen voor de implementatie van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Dit programma vloeit voort uit conclusie 30 van de Europese Raad te Tampere. Het groenboek gaat over twee min of meer afzonderlijke onderwerpen.
I. Een Europese betalingsbevelprocedure
Deel II (Deel I is Inleiding) bevat een lijst met vragen over een te ontwerpen verordening voor een geharmoniseerde betalingsbevelprocedure c.q. een incassoprocedure voor onbetwiste vorderingen. Het doel is een eenvoudige, goedkope, makkelijk toegankelijke betalingsbevelprocedure. Deze procedure zou gebruikt kunnen worden voor de inning van met name geldelijke vorderingen op zowel consumenten als ondernemingen. Daarbij komen onder meer de volgende vragen aan de orde:
- alleen voor grensoverschrijdende gevallen of ook voor interne gevallen?
- moet het betalingsbevel rechtstreeks in alle lidstaten ten uitvoer kunnen worden gelegd?
- is toetsing door een rechter noodzakelijk?
- moet een geldelijke limiet gelden?
- is een elektronische procedure mogelijk?
- kan de fase vóór verkrijging van een executoriale titel zonder oproeping van de schuldenaar worden afgehandeld?
II. Maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen.
Deel III bevat een vragenlijst over methoden om tot vereenvoudiging en versnelling te komen van de procesvoering over kleine vorderingen; het gaat hierbij niet uitsluitend over onbetwiste vorderingen. Achterliggende gedachte is dat met name bij kleine vorderingen het bedrag of de waarde van de vordering niet in verhouding staat tot de kosten gemoeid met het verkrijgen van een executoriale titel. Dit geldt des te meer als het gaat om een grensoverschrijdende procedure. Daarin zijn vertaalkosten en de kosten van rechtsbijstand vaak hoger dan in interne procedures. De Commissie hoopt door het opstellen van minimumnormen te bereiken dat een kleine vordering in elke lidstaat langs eenvoudige weg en tegen geringe kosten te innen is. De Commissie denkt aan een richtlijn en niet aan een verordening. Onderwerpen die hierbij aan de orde komen, zijn:
- is een financiële drempel nodig?
- kunnen ook niet-geldvorderingen hieronder vallen?
- afbakening naar aard of naar bedrag;
- verplicht of facultatief kleine-vorderingentraject?
- zijn minimumnormen voor standaardformulieren nodig?
- rechtsbijstand;
- ADR;
- bewijs;
- kosten.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (groenboek)
Comitologie: n.v.t. (groenboek)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: positief.
Proportionaliteit: vooralsnog twijfelachtig. Immers, een regeling voor de vereenvoudigde inning van onbetwiste of kleine vorderingen in grensoverschrijdende gevallen kan alleen door een internationale dan wel Europese regeling tot stand komen. Uitgangspunt daarbij is dat de interne procedures in de lidstaten eenvoudig, goedkoop en effectief zijn. Aanleiding voor dit initiatief is dat de interne procedures in diverse lidstaten niet aan deze eisen voldoen. Het is de vraag of dat enkele feit een
communautair optreden rechtvaardigt dat mogelijk ook ingrijpt in de procedures voor interne gevallen. Uit oogpunt van wetgevingskwaliteit en non-discriminatie kan het echter wenselijk zijn om zowel de grensoverschrijdende als de interne gevallen in eenzelfde regeling te vatten.
De keuze voor een verordening voor een Europees betalingsbevel en een richtlijn voor een geringe vorderingenprocedure is gerechtvaardigd. Met name voor een rechtstreeks in alle lidstaten executabel betalingsbevel is wenselijk dat de procedure ter verkrijging daarvan eenvormig is in de lidstaten. Voor geringe vorderingen is een eenvormige procedure minder nodig. Het gaat er vooral om dat de lidstaten gelijkwaardige mogelijkheden bieden voor het afwikkelen van geringe vorderingen. Minimumnormen
volstaan daarvoor.
Nederlandse belangen:
Nederland kent op dit moment alleen de gewone kantongerechtprocedure voor kleine vorderingen tot ¤5.000. Deze wijkt op papier slechts in beperkte mate (ten aanzien van de verplichte procesvertegenwoordiging en de mogelijkheid om proceshandelingen ook mondeling te verrichten) af van een gewone rechtbankprocedure. In de praktijk wordt de procedure wel als 'lichter' ervaren en vinden veel minder bewijsincidenten plaats. Door het ontbreken van verplichte procesvertegenwoordiging is de procedure
laagdrempelig. Deze aspecten van de kantongerechtprocedure moeten behouden blijven. De hoogte van het griffierecht, de kosten van de deurwaarder en de duur van de procedure weerhouden de rechtzoekende ervan zeer kleine vorderingen (tot een paar honderd euro) voor de (kanton)rechter te brengen, ook al kunnen deze kosten bij toewijzing van de vordering op de verweerder worden verhaald.
De roep om invoering van een goedkope incassoprocedure is (met name vanuit het midden- en kleinbedrijf) al langer te horen. Invoering van een eenvoudige betalingsbevelprocedure (waardoor incasso's voor de rechtzoekende ook goedkoper worden) zoals voorgesteld in het groenboek kan deze belemmeringen wegnemen en daarmee een effectieve toegang tot de rechter waarborgen. Dit kan echter tegelijkertijd een aanzuigend effect hebben doordat veel meer vorderingen dan nu het geval is, voor de rechter worden gebracht. Deze aanzuigende werking strookt niet met de huidige wens om het beroep op de rechter terug te dringen. Voor Nederland is het daarom belangrijk een evenwicht te vinden tussen beide hiervoor genoemde belangen. Doel is een procedure die zowel voor de rechtzoekende als voor het rechterlijk apparaat eenvoudig en goedkoop is.
Voorts speelt de vraag hoe het voorstel in het groenboek met betrekking tot een betalingsbevel-verordening zich verhoudt tot de ontwerp-verordening voor een Europese executoriale titel, waarover in EU-kader al onderhandeld wordt. Daarin wordt immers geregeld dat voor een vonnis inzake een onbetwiste geldvordering in het land waar dit vonnis is gewezen, een certificaat voor tenuitvoerlegging in alle EU-lidstaten kan worden gevraagd. De regeling in de ontwerp-verordening lijkt de plannen in het groenboek in grote mate te overlappen. Nederland wil voorkomen dat de Europese executoriale titel na totstandkoming van een betalingsbevel-verordening een instrument zonder betekenis zou zijn en is derhalve voorstander van gelijktijdige behandeling van de beide onderwerpen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
Nog onduidelijk.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: n.v.t. (groenboek)
Fiche 12: Richtlijn bestrijding MKZ
Titel:
Voorstel voor een richtlijn van de raad tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG
Datum Raadsdocument: 19 december 2002
nr. Raadsdocument: 15831/02
nr. Commissiedocument: COM(2002)736 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. VWS, EZ
Behandelingstraject in Brussel:
Werkgroep veterinaire experts, Landbouw- en VisserijRaad, Voortgangsrapportage in LBR van april 2003, Politiek debat in LBR mei 2003 over het voorstel
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
geen nieuwe consequenties t.o.v. de bestaande meerjarenbegroting 2004-2006
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het gaat om een geheel nieuwe richtlijn voor de bestrijding van MKZ.
Met het voorstel worden nieuwe bepalingen vastgesteld inzake minimummaatregelen om beter voorbereid te zijn op een eventuele MKZ-uitbraak. Deze zijn gericht op het zo snel mogelijk bestrijden vanelke uitbraak, zo nodig aan de hand van noodvaccinatie, en om de nadelige effecten voor de productie en het handelsverkeer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong te beperken. Preventieve vaccinatie blijft nog steeds verboden.
Uit de ervaring met klassieke varkenspest en de MKZ-uitbraken in 2001 (VK, Nederland, Ierland en Frankrijk) is gebleken dat de bij richtlijn 85/511/EEG vastgestelde maatregelen onvolledig zijn. Een aantal van de tot nu toe vastgestelde maatregelen voor de bestrijding van MKZ moet worden gewijzigd om rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied, met name op het gebied van de bestrijding van belangrijke besmettelijke ziektes en op het gebied van laboratoriumdiagnose en vaccinering . Het huidige ziektebestrijdingsbeleid is nu nog volledig gebaseerd op het ruimen ("stamping out") van besmette en verdachte dieren. Dit heeft binnen verschillende lidstaten vele vragen opgeroepen op het vlak van ethiek en milieu en wordt maatschappelijk gezien steeds moeilijker geaccepteerd.
In het nieuwe voorstel wordt de mogelijkheid geopend dat alle gevaccineerde dieren in leven kunnen worden gelaten en dat producten van die dieren op de markt kunnen worden gebracht. De Europese Commissie stelt wachttijden voor, op basis van OIE-richtsnoeren, voor herstel van de exportstatus van de door MKZ getroffen lidstaat of een deelgebied daarvan:
- maximaal 3 maanden bij "stamping out" danwel noodvaccinatie in combinatie met ruimen
- maximaal 6 maanden bij noodvaccinatie in combinatie met de dieren laten leven
Bij een uitbraak van MKZ in een lidstaat zullen derde landen een invoerverbod instellen voor MKZ-gevoelige dieren en de producten van deze dieren uit in ieder geval de lidstaat, maar soms ook uit verschillende of zelfs alle lidstaten. De reden hiervoor is de angst om het MKZ-virus via levende dieren en dierlijke producten in een land binnen te krijgen. In het voorstel zijn lidstaten zelf vrij om te kiezen of ze tot noodvaccinatie willen overgaan (met het laten leven van dieren) of toch alle
besmette en verdachte dieren willen doden. In de huidige richtlijn is dit laatste verplicht. Of derde landen zich na beëindiging van de uitbraak de OIE-richtsnoeren, zoals hierboven beschreven, zullen respecteren en welke lidstaten er dan bij betrokken zullen zijn is niet op voorhand duidelijk.
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 37 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitsbesluitvorming)
Comitologie: geen
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: Positief; het betreft een exclusieve bevoegdheid van de EG.
Dierziektebestrijding houdt niet op bij grenzen van lidstaten en een bestrijding die in alle lidstaten gelijk is biedt alle lidstaten gelijke garanties. Bovendien is er sprake van een goede toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Geharmoniseerde dierziektebestrijding is van belang zowel voor de interne EU-markt als de EU-handel met derde landen. Hierbij is het intact houden van de erkenning van de internationale OIE status "vrij van MKZ zonder vaccinatie" die aan alle lidstaten is toegekend
zeer waardevol.
Nederlandse belangen:
Een nieuwe richtlijn, waarin de mogelijkheid wordt geboden om bij een uitbraak dieren in het kader van de bestrijding te vaccineren en te laten leven is van een groot belang voor Nederland. Zeker gezien de maatschappelijke weerstand die de maatregelen die Nederland heeft getroffen bij de vorige uitbraak hebben opgeroepen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
art. 1 biedt de mogelijkheid om nationaal extra maatregelen vast te stellen voorzover die vallen binnen de werkingssfeer van het gebied van deze ontwerp-richtlijn
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging
zie ook Kamerstukken II, 2001-2002, 28101, nr. 1 "De Staat van advies", evaluatieverslag over de Kaderwet adviescolleges, blz. 59.
===