Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AF6101 Zaaknr: AWB 03/937
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 13-03-2003
Datum publicatie: 20-03-2003
Soort zaak: bestuursrecht - bestuursrecht overig
Soort procedure: voorlopige voorzieningen
Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
Voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg. nr. AWB 03/937 VEROR
van:
Rings Fighting Network, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw. Tevens was aanwezig M.
Lambrecht.
Tegen:
de burgemeester van de gemeente Amstelveen,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. P.H. Revermann en D. van Miert.
1. PROCESVERLOOP
De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft op 5 maart 2003 van
verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen
ontvangen. Het verzoek hangt samen met het bezwaarschrift van
verzoekster van 5 maart 2003 gericht tegen het besluit van verweerder
van
3 maart 2003, kenmerk V&O/2855.
Het onderzoek is, nadat het verzoek op 12 maart 2003 ter zitting is
behandeld, en partijen toestemming hebben gegeven om na ontvangst van
door verzoekster nader toe te zenden stukken, een nader onderzoek ter
zitting achterwege te laten, gesloten.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient
te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken
belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de
vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het
belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt
getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van dat
besluit te dienen belang. Voor zover deze toetsing meebrengt dat een
oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit
oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de
beslissing in de bodemprocedure.
Op 12 februari 2003 heeft de stichting Rings Holland (hierna: de
stichting) aan de gemeente Amstelveen bericht dat door haar een op 29
maart 2003 te houden vechtsportevenement (hierna: de activiteit) wordt
georganiseerd.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoekster bericht dat
haar aanvraag van
12 februari 2003 om verlening van een vergunning wordt afgewezen.
Daartoe is overwogen dat een toewijzing van een dergelijk
vechtevenement een bedreiging vormt voor het orderlijk verloop en de
rust binnen de gemeente Amstelveen. Ook is overwogen dat de overheid
verruwing van de maatschappij wil tegengaan en dat het toestaan van
een dergelijk evenement derhalve niet wenselijk is.
Verzoekster stelt zich primair op het standpunt dat de activiteit een
sportwedstrijd is en dat hiervoor geen evenementenvergunning in de zin
van de Algemene plaatselijke verordening Amstelveen 2000 (hierna: APV)
is vereist. Subsidiair stelt verzoekster zich op het standpunt dat
indien wel sprake is van een evenement in de zin van de APV,
verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het
belang van de openbare orde, de veiligheid en de zedelijkheid zich
tegen vergunningverlening verzet.
Overwogen wordt als volgt.
Allereerst is aan de orde de vraag door welke (rechts)persoon het
onderhavige verzoek is ingediend.
Vast staat dat de - door verweerder als aanvraag aangemerkte - brief
van verzoekster 12 februari 2003 afkomstig is van de stichting.
Vervolgens wordt vastgesteld dat het bestreden besluit is gericht aan
verzoekster. Ook staat vast dat het op 5 maart 2003 ingediende
bezwaarschrift alsmede het op dezelfde datum ingediende verzoekschrift
is gedaan door verzoekster. Ter zitting heeft verzoekster verklaard
dat de naam "Rings Fighting Network" een algemeen door haar te
gebruiken naam is en dat degene die het bezwaar- en verzoekschrift
heeft willen indienen de stichting is.
Ter zitting is de behandeling van het verzoek geschorst teneinde
verzoekster in de gelegenheid te stellen de rechter schriftelijk te
verzoeken het door haar ingediende verzoek almede het door haar
ingediende bezwaarschrift gewijzigd te lezen in de zin dat deze
stukken zijn ingediend door de stichting. Ook is verzoekster in de
gelegenheid gesteld de statuten van de stichting over te leggen.
Verzoekster heeft bij brief van 11 maart 2003 bovenstaand verzoek
gedaan en een kopie van de statuten overgelegd.
De rechter is van oordeel dat aanleiding bestaat het verzoek- en het
bezwaarschrift te beschouwen als zijnde ingediend door de stichting.
Dit klemt te meer nu de melding van 12 februari 2003 door de stichting
is gedaan en verweerder het bestreden besluit - desondanks -heeft
gericht aan verzoekster. Niet valt uit te sluiten dat verzoekster door
deze handelwijze van verweerder op het verkeerde been is gezet. Voorts
is meegewogen dat niet aannemelijk is dat verweerder door het
gewijzigd lezen van het verzoek- en bezwaarschrift in zijn belangen is
geschaad aangezien de aanvraag op inhoudelijke gronden is afgewezen en
aan het bestreden besluit geen formele afwijzingsgrond, in de zin dat
de aanvraag niet is ingediend door de juiste (rechts)persoon, ten
grondslag ligt.
Met betrekking de weigering een evenementenvergunning te verlenen
wordt het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 2.2.1., eerste lid, van de APV wordt in deze
afdeling onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke
verrichting van vermaak, met uitzondering van een zestal nader
genoemde uitzonderingen.
Verzoekster heeft aangevoerd dat dit artikel hier niet aan de orde is
omdat sprake is van een sportwedstrijd en voor het organiseren dan wel
houden daarvan geen (evenementen-)vergunning is vereist.
Verweerder heeft daartegen aangevoerd dat de onderhavige activiteit
geen reguliere competitiewedstrijd betreft en dat de activiteit, nu
het hier om een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak
gaat, als een evenement in de zin van artikel 2.2.1. van de APV dient
te worden aangemerkt. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat de in
genoemd artikel opgenomen uitzonderingsituaties zich hier niet
voordoen.
De rechter is van oordeel dat verweerders standpunt dat de activiteit
een evenement is in de zin van artikel 2.2.1. van de APV niet onjuist
is. Daartoe wordt overwogen dat niet gebleken is dat de activiteit
plaats vindt in het kader van reguliere competitiewedstrijden,
waarvoor - aldus verweerder - geen vergunning vereist is. Voorts is
voldoende aannemelijk dat het hier om een voor publiek toegankelijk
verrichting van vermaak gaat. Ook doen eerderbedoelde
uitzonderingssituaties zich hier niet voor.
Vervolgens wordt overwogen dat, gelet op het bepaalde in artikel
2.2.2., eerste lid, van de APV, verweerder terecht het standpunt heeft
ingenomen dat voor het organiseren van de activiteit een vergunning is
vereist.
Met betrekking tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft
besloten de onderhavige vergunning te weigeren wordt het volgende
overwogen.
In artikel 2.2.2., tweede lid, van de APV is bepaald dat de vergunning
kan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. de zedelijkheid of gezondheid.
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de vergunning is geweigerd
in het belang van de openbare orde, de veiligheid en de zedelijkheid.
Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij de veiligheid van
personen of goederen binnen de gemeente wil bevorderen en dat hij op
geen enkele wijze wil bijdragen aan de verruwing van de maatschappij.
De rechter is van oordeel dat verweerder zijn stelling dat het belang
van de openbare orde en van de veiligheid nopen tot weigering van de
vergunning niet (voldoende) heeft onderbouwd. In het bijzonder wordt
overwogen dat verweerder enkel in algemene bewoordingen het gewicht
van beide belangen aan de orde heeft gesteld. Nu verweerder geen
argumenten heeft aangedragen waarbij een verband is gelegd tussen
beide belangen en de activiteit, is de rechter van oordeel dat
verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat door het
toelaten van de activiteit de openbare orde en de veiligheid in geding
komt. Daarbij komt dat blijkens de verklaring van
11 maart 2003 van , chef noodhulp van de regiopolitie
Utrecht, in het sportcentrum de Vechtse Banen te Utrecht door de
stichting, in ieder geval gedurende de laatste drie jaren ongeveer
twee keer per jaar, zogenaamde free fight gala's zijn georganiseerd en
dat tijdens en na de gala's nimmer sprake is geweest van
ongeregeldheden, dat alle gala's ordentelijk zijn verlopen en dat de
openbare orde nimmer in gedrang is geweest.
Met betrekking tot beslissing van verweerder om het in het belang van
de zedelijkheid voor de activiteit geen vergunning te verlenen wordt
overwogen als volgt.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechter geen blijk gegeven
van een onjuiste uitleg van het begrip zedelijkheid door in zijn
overwegingen dienaangaande te betrekken de huidige maatschappelijke
opvattingen omtrent de toename van geweld in de samenleving.
Verweerder heeft met betrekking tot zijn beslissing over de activiteit
overwogen dat deze te beschouwen is als een exponent van de verruwing
van de maatschappij, waaraan hij binnen zijn gemeente geen medewerking
wenst te verlenen.
De rechter is van oordeel dat uit de stukken noch ter zitting
duidelijk is geworden op grond van welke aspecten van de activiteit
verweerder tot dit oordeel is gekomen. Ook anderszins is de rechter op
basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken dat
de activiteit een (dermate) gewelddadig karakter heeft dat verweerder
zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de
vergunning in het belang van de zedelijkheid dient te worden
geweigerd. Overigens heeft de rechter kennis genomen van de - voor een
voor ieder toegankelijke - website van de stichting (www.rings.nl) -
waarbij 'rules' zijn opgenomen waaraan de stichting zich dient te
houden. Onder meer is in artikel 12 opgenomen dat technieken zoals
vuistslagen naar het hoofd, bijten, krabben, kopstoten, en
stoottechnieken naar de keel niet zijn toegestaan. Verweerders
stelling dat bij de activiteit het toepassen van alle technieken is
toegestaan, behoeft naar het oordeel van de rechter dan ook zeker
enige mate van nuancering.
Gelet op het voorgaande is de rechter van oordeel dat het bestreden
besluit niet door zijn motivering kan worden gedragen en dat het naar
alle waarschijnlijkheid in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven.
De rechter ziet in het voorgaande, bij afweging van de betrokken
belangen, aanleiding doorslaggevende betekenis toe te kennen aan het
belang van de stichting. Het verzoek om een voorlopige voorziening te
treffen zal daarom worden toegewezen. Het bestreden besluit zal worden
geschorst en bepaald zal worden dat verweerder uiterlijk op 19 maart
2003 met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een
nieuwe beslissing zal dienen te nemen.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die de
stichting in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs
heeft moeten maken. Deze kosten zijn onder toepassing van het Besluit
proceskosten bestuursrecht begroot op EUR 644,-. Daarbij is 1 punt
toegekend voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening
en 1 punt voor het verschijnen ter zitting door een gemachtigde in een
zaak van gemiddeld gewicht (wegingsfactor 1).
Voorts wordt bepaald dat verweerder aan de stichting het door haar
betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening
toe;
- schorst het bestreden besluit;
- treft de voorlopige voorziening dat verweerder uiterlijk op 19 maart
2003 opnieuw op de aanvraag van de stichting dient te beslissen en wel
met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van de stichting tot een
bedrag van EUR 644,- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) te betalen
door de gemeente Amstelveen aan de stichting;
- bepaalt dat de gemeente Amstelveen aan de stichting het betaalde
griffierecht van EUR 232,- (zegge: tweehonderdtweeëndertig euro)
vergoedt.
Gewezen door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzieningenrechter, in
tegenwoordigheid van
mr. M. Nubé, griffier, en openbaar gemaakt op:
De griffier, De voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden op:
DOC: C