Ministerie van Justitie
Asielbesluit naar nieuw kabinet
13 maart 2003
Het huidige kabinet zal geen besluit meer nemen over het verlenen van
een verblijfsvergunning aan een specifieke groep asielzoekers.
Minister Nawijn schrijft nog wel een voorstel op basis van de motie
van de Tweede Kamer. Die riep onlangs op tot het maken van een
uitzondering voor bijna 2300 mensen die al vijf jaar of langer in ons
land op uitsluitsel wachten. Nawijn had een voorstel van die strekking
een paar dagen daarvoor nog moeten inslikken. De minister gaat nu
vooral onderzoeken hoe bepaalde technische en juridische bezwaren bij
de uitvoering van de motie kunnen worden weggenomen
Nawijn stuurde vandaag een brief naar de Tweede Kamer over de motie
Varela omdat de Vaste commissie voor Justitie had gevraagd om
informatie over de motiebespreking in de Ministerraad van 7 maart
2003. In de brief bespreekt hij de objectieve en subjectieve elementen
uit de motie. Objectief zijn elementen als 'tijdsverloop van vijf
jaar' en 'het zich bevinden in een eerste asielprocedure'. Subjectief
zijn criteria zoals 'schrijnendheid' (motie Van Vroonhoven-Kok) of
'behoorlijk Nederlands spreken'.
Ook het begrip 'langdurige onzekerheid' is volgens de minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie subjectief. Nawijn noemt het feit dat
de reikwijdte zich beperkt tot asielzoekers die wachten op een
definitieve beslissing op hun eerste asielaanvraag en die op dit
moment nog in de centrale of decentrale opvang verblijven ook
objectief. Dat maakt het volgens Nawijn mogelijk om asielzoekers uit
te sluiten die stelselmatig misbruik hebben gemaakt van de
mogelijkheden die de oude Vreemdelingenwet bood om nieuwe
asielprocedures aan te spannen. Belangrijk is volgens Nawijn dat de
regeling geen aanzuigende werking heeft. Hoe belangrijk dat is blijkt
volgens hem uit de 'Witte-illegalen regeling'. Op grond van de
criteria uit die regeling werden ongeveer 1000 aanvragen verwacht.
Uiteindelijk zijn het er vele duizenden meer geworden die een beroep
op de regeling hebben gedaan.