Nieuw beleid vrijkomende agrarische bebouwing
Waarom nieuw VAB-beleid
In de landbouw is regelmatig sprake van boerenbedrijven die niet meer
of onvoldoende rendabel zijn. Veel bedrijven hebben geen opvolger.
Hierdoor komen boerderijen, stallen en schuren vrij. De vraag is welke
nieuwe functies denkbaar zijn.
Ook wordt de provincie Noord-Holland vaak geconfronteerd met plannen
voor het vestigen van nevenfuncties naast de agrarische functie om
extra inkomen te verkrijgen.
Verder is er een groeiende belangstelling voor het wonen en werken in
het landelijk gebied.
Tenslotte staan de grote landschappelijke en cultuurhistorische
waarden in het in het landelijk gebied onder druk door ongewenste
ruimtelijke ontwikkelingen (verrommeling).
De provincie wil beleid voeren dat zowel de kwaliteiten van het
landelijke gebied behoudt als ook goede kansen voor nieuwe functies in
het landelijk gebied ondersteunt.
De twee volgende doelstellingen zijn dus belangrijk:
Ten eerste ruimtelijke kwaliteit: Welke kwaliteiten niet mogen worden
aangetast. Voor een veenweidelandschap zal dit anders zijn dan voor
een moderne droogmakerij. Hetzelfde geldt voor gebouwen. Een monument
is het behouden waard. Een niet waardevol gebouw kan gesloopt worden.
Ruimtelijke kwaliteit stelt dus voorwaarden aan nieuwe functies in een
landelijk gebied.
Ten tweede economische vitaliteit: Dit gaat over de mogelijkheid om
een inkomen te verdienen in het landelijk gebied. Het Nederlandse
cultuurlandschap is feitelijk gemaakt door boeren. Waar de landbouw
die functie kan blijven vervullen, ook door aanpassingen en
nevenfuncties, kan zij blijven bijdragen aan die kwaliteiten.
Daarnaast kunnen andere
niet-agrarische functies voor de economie van het landelijk gebied van
belang zijn. Bijvoorbeeld op het gebied van recreatie en toerisme
(logeren bij de boer, bed en breakfast), zorg (kinderopvang,
zorgboerderij) dienstverlening (architectenbureau).
Inhoud van het nieuwe VAB-beleid
Als nieuwe functies voor vrijkomende agrarische bebouwing zijn de
volgende functies uitgesloten: transport, distributie en industrie;
vanwege hun grootschalige karakter.
Alle andere niet-agrarische functies zijn in principe toegestaan. Met
uitzondering van de functie wonen zijn deze niet agrarische functies
ook als nevenfunctie (bijv. voor verbrede landbouw) toegestaan.
Voor functiewijzigingen van vrijkomende agrarische bebouwing gelden de
volgende
algemene voorwaarden:
a. De nieuwe functie mag de bedrijfsvoering en de
ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de
woonfunctie van omringende woningen niet beperken;
b. Monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing
moeten behouden blijven en worden opgenomen in
het bestemmingsplan;
c. Buitenopslag moet als verboden gebruik worden opgenomen in het
bestemmingsplan;
d. De nieuwe functie moet aantoonbaar geen onevenredige
verkeersaantrekkende werking hebben. Er moet sprake zijn
van een acceptabele verkeerssituatie;
e. Eventuele extra parkeerplaatsen moeten op het eigen terrein (op
het bouwperceel) worden gerealiseerd.
f. Het voormalige agrarische bouwperceel mag geen agrarische
bestemming meer hebben in geval van volledige
beëindiging van de agrarische functie en wordt als zodanig
opgenomen in het bestemmingsplan.
Voor de functie wonen, die pas toegestaan is na volledige beëindiging
van het agrarisch bedrijf, gelden als voorwaarden:
a. Karakteristieke boerderijen mogen gesplitst worden in maximaal
twee woningen als wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan
aan het oorspronkelijke karakter van de bebouwing.
b. De bouw van één vrijstaande nieuwe woning van maximaal 650 m3 is
toegestaan als minimaal 1000 m2 van de agrarische
bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
In het nieuwe beleid wordt rekening gehouden met maatschappelijk
gewenste nieuwe woonvormen, zoals gezamenlijke zelfstandige
bewoning door senioren en bijzondere doelgroepen (b.v.
gehandicapten), al dan niet in combinatie met zorgaanbieding. Ook
huisvesting voor seizoensarbeiders is in principe mogelijk: als
maar voldaan is aan de hierboven genoemde algemene voorwaarden.
Voor de functie werken gelden beperkingen, gelet op het begrip
kleinschaligheid, zoals opgenomen in het beleid van het streekplan
Noord-Holland Zuid:
a. De functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing met een
maximaal vloeroppervlak van 650 m2;
b. Voor inpandige opslag van volumineuze goederen, alsmede voor
maneges en paardenpensions kan een groter vloeroppervlak binnen de
bestaande bebouwing aangehouden worden;
c. Nieuwe bedrijfsgebouwen zijn alleen toegestaan indien minimaal een
gelijke hoeveelheid in oppervlakten van de overbodige agrarische
bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
Voor de functie recreatie geldt als voorwaarden:
a. De functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing;
b. Er mogen maximaal 6 recreatie-eenheden worden gerealiseerd en
c. De recreatie-eenheden mogen niet worden gebruikt voor permanente
bewoning.
Hoe nu verder
De basis voor VAB-beleid is al gelegd in het streekplan
Noord-Holland-Zuid. Met de opname in de Leidraad voor het Provinciaal
Ruimtelijk Beleid wordt het beleid VAB direct van kracht in het
streekplangebied Noord-Holland-Zuid. Voor het streekplangebied
Noord-Holland-Noord kan het beleid pas in werking treden na een
streekplanherziening. Een voorstel hiertoe zal aan het nieuwe college
worden voorgelegd. In 2005 is een evaluatie van het beleid VAB
voorzien.
Inlichtingen: Joan Steegh, tel. (023) 514 3040 of
Hélène Meelissen, tel (023) 514 3504
Inlichtingen voor de pers; Marcel van Kanten, tel. (023) 514 4211
Marcel van Kanten 13-3-2003 11:59:00