Ministerie van Defensie
---
Brieven aan de Kamer
---
Voortgang van het IDP en gevolgen voor het personeel
13-03-2003
In reactie op de vraag van de vaste commissie voor Defensie van 21 februari jl. wanneer zij het 'joint defensieplan' tegemoet kan zien (kenmerk 07-def-2003) kan ik u het volgende melden.
De demissionaire status van het kabinet heeft de bewindslieden van Defensie er niet van weerhouden de bezuinigingen in het Strategisch Akkoord snel in concrete maatregelen te vertalen. Met name de Najaarsbrief van 8 november 2002 schetste in kort bestek een samenhangend beeld van de noodzakelijke ingrepen bij Defensie in de komende jaren. Een projectgroep op hoogambtelijk niveau bereidt inmiddels maatregelen voor. Daartoe is een masterplan opgesteld. De uiteindelijke keuzes moeten op verantwoorde wijze worden gemaakt, dat wil zeggen in het kader van een weloverwogen langetermijnvisie op de krijgsmacht. Deze visie moet niet alleen in het teken staan van de veiligheidsrisico's dreigingen waaraan ons land in de toekomst het hoofd moet bieden en (in samenhang daarmee) nieuwe manieren van militair optreden, maar ook van de structurele betaalbaarheid van de krijgsmacht, de noodzaak en de mogelijkheden van internationale samenwerking en de specifieke militaire bijdrage die ons land in dat verband moet kunnen blijven leveren. Al deze aspecten moeten in hun onderlinge samenhang tot uitdrukking worden gebracht in de plannen van de krijgsmacht voor de langere termijn.
De plannen worden, zoals bekend, onder verantwoordelijkheid van de Chef defensiestaf opgesteld. Sinds het verschijnen van de Najaarsbrief zijn werkgroepen druk doende om specifieke thema's uit te werken. Er wordt niet langer gewerkt aan afzonderlijke krijgsmachtdeelplannen, maar aan een integraal defensieplan (IDP), eerder wel aangeduid als joint defensieplan. Het IDP, een gedetailleerd en technisch stuk, is een belangrijk intern planningsdocument van Defensie. Zoals in de Najaarsbrief al is aangekondigd, zal de Tweede Kamer over het IDP en over de politieke en beleidsmatige context ervan in de loop van 2003 een uitgebreide brief ontvangen. Tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer op 4 en 5 december jl. werd er vanuit gegaan dat het parlement die brief midden 2003 tegemoet zou kunnen zien. Inmiddels is komen vast te staan dat die termijn niet haalbaar is, en wel om twee redenen.
De eerste reden is het veelomvattende karakter van de heroverweging die thans gaande is. De bezuinigingen in het Strategisch Akkoord nopen tot ingrijpende maatregelen, ook met betrekking tot de operationele capaciteiten van de krijgsmacht. Voor dit laatste is de animo in de Tweede Kamer echter niet groot, zo bleek tijdens de begrotingsbehandeling op 4 en 5 december jl., en de regering is de Tweede Kamer tegemoet gekomen door een aanzienlijk deel van de ingediende moties te betrekken bij het integrale planningsproces. Des te nadrukkelijker worden thans alle mogelijkheden onderzocht.
Voorop staat dat dit proces beheerst moet verlopen om de zorgvuldigheid in alle stadia van de besluit-vorming te garanderen. Dit is vooral van groot belang voor het personeel, dat noodgedwongen opnieuw een periode van onzekerheid doormaakt. Onvolledige informatie zou die onzekerheid slechts aanwakkeren en moet daarom tot elke prijs worden vermeden, te meer omdat niet kan worden uitgesloten dat drastische maatregelen nodig zijn. Juist tegen deze achtergrond heeft de staatssecretaris tijdens de begrotingsbehandeling de Tweede Kamer omstreeks deze tijd een aparte brief toegezegd met een volledig en juist beeld van de gevolgen voor het personeel. Omdat alle consequenties voor het personeel pas concreet zijn als het IDP klaar is, is het evident dat zo'n brief op dit moment te vroeg zou komen en zijn doel voorbij zou schieten.
Het is voorts van belang te beklemtonen dat Defensie in een moeilijke financiële situatie verkeert, wat hoge eisen stelt aan de uitvoerbaarheid van alle plannen. De begroting van Defensie staat al enige jaren onder druk, mede als gevolg van het strakke financiële keurslijf van de Defensienota 2000. De druk is verder toegenomen door de bezuiniging in het Strategisch Akkoord (in totaal 816,5 miljoen over de periode 2003-2006 en daarna 250 miljoen per jaar). Zoals bekend wordt de realisatie van bezuinigingen bij Defensie ernstig bemoeilijkt doordat veel uitgaven vastliggen. Verdergaande ingrepen dan thans voorzien zijn nodig als de opbrengsten van de in de Najaarsbrief aangekondigde maatregelen tegenvallen.
De financiële situatie is des te nijpender omdat er nauwelijks ruimte op de defensiebegroting is om tegenvallers te verwerken en begrotingsrisico's op te vangen. De budgetflexibiliteit is de afgelopen jaren afgenomen door de aanzienlijk gestegen materiële en personele exploitatielasten en wordt de komende jaren verder verkleind door de stijgende uitgaven voor wachtgelden. De stijging van deze exploitatielasten, die structureel is, heeft tot gevolg dat noodzakelijke investeringen in nieuwe capaciteiten achterblijven, terwijl eerder het tegenovergestelde nodig is: financiële ruimte om tijdig noodzakelijke investeringen in relevante ontwikkelingen te doen. Al met al staat zowel de structurele betaalbaarheid en dús de uitvoerbaarheid van de Defensienota 2000 als de toekomstige effectiviteit van de krijgsmacht op dit ogenblik fors onder druk. Er is mij daarom veel aan gelegen zorgvuldig te werk te gaan.
De tweede reden waarom de presentatie van de defensieplannen niet midden 2003 maar enige tijd later gereed zal zijn, is het vooruitzicht dat binnenkort een nieuw kabinet zal aantreden. Het is aan dat kabinet, in een volgend regeerakkoord, om in het licht van de economische vooruitzichten het defensiebeleid voor de komende jaren af te stemmen op de internationale veiligheidssituatie. Het zou niet van realiteitszin getuigen een langetermijnvisie op Defensie te presenteren vlak voor of na een kabinetswisseling. Nieuwe bewindslieden moet de tijd worden gegund om zich een oordeel te vormen.
Anderzijds mag van uitstel uiteraard geen afstel komen. Er moet daarom een ijkpunt worden vastgesteld. Het ligt in de rede hiervoor de derde dinsdag van september als uitgangspunt te nemen. Dan zal immers duidelijk worden binnen welke financiële kaders de departementen in 2004 hun beleid bepalen. De inspanningen van Defensie zijn er op gericht op Prinsjesdag ook duidelijkheid te bieden over de koers in de komende jaren.
DE MINISTER VAN DEFENSIE