De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA03.816GM
datum
12-03-2003
onderwerp
Stand van zaken Aviaire Influenza
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Middels deze brief wil ik u mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, informeren over de stand van zaken van de uitbraak van Aviaire Influenza in Nederland.
datum
12-03-2003
kenmerk
VVA03.816GM
bijlage
Stand van zaken
Tot en met 12 maart 17.00 uur zijn in totaal 63 bedrijven ernstig
verdacht of besmet. Van 31 bedrijven is de besmetting middels
testresultaten bevestigd en 32 bedrijven zijn ernstig verdacht. De tot
nu toe gevonden besmettingen lijken voort te komen uit de
contactstructuur van vóór het vervoersverbod. Van een tweede
besmettingsgolf die vaak voorkomt bij virusuitbraken lijkt tot op
heden nog geen sprake. Inmiddels is voldoende dodingsapparatuur
aanwezig om de ruimingen voortvarend uit te voeren.
Besmette of verdachte bedrijven worden binnen 24 uur geruimd. Intussen
is ook begonnen met het ruimen van de overige bedrijven in de 1 km
zone rondom de besmette bedrijven.
Tot en met 11 maart zijn 71 bedrijven geruimd met 1,4 mln dieren. In
totaal moeten 148 bedrijven worden geruimd met 2,2 mln dieren. Daarbij
wordt prioriteit gegeven aan haarden buiten het gebied rond Barneveld.
Op maandagavond 10 maart zijn bij een bedrijf in Breskens (Zeeland)
klinische verschijnselen van Aviaire Influenza vastgesteld. Dit
bedrijf is diezelfde dag nog geruimd. In de 1 km-zone rondom dit
bedrijf bevinden zich geen andere pluimveebedrijven.
Ook is een bedrijf in België verdacht. Dit bedrijf ligt dichtbij de
Nederlandse grens waardoor op Nederlands grondgebied de gebruikelijke
screening in de 3km-zone rondom dit bedrijf wordt uitgevoerd. Tevens
is een 10 km gebied vastgesteld. De maatregelen van de Nederlandse en
Belgische autoriteiten worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd.
Van de 306 te screenen bedrijven (stand per 11 maart) in de 3 km-zones
zijn 300 screeningen afgerond. Dit is exclusief de bedrijven die
gescreend zullen worden als gevolg van de verdenking in België. De
screening houdt in dat een bedrijf wordt geïnspecteerd op klinische
verschijnselen die mogelijk wijzen op Aviaire Influenza en er vindt
een bloedonderzoek plaats. Uit dit serologische onderzoek is in één
geval een positieve uitslag vastgesteld, die zoals vermeld als besmet
wordt aangemerkt.
Over de voortgang van de bestrijding vindt geregeld overleg plaats met
het bedrijfsleven met name via het basisoverleg. Waar mogelijk wordt
bij de bestrijding van de ziekte getracht schade voor het
bedrijfsleven en voor hobbyhouders en risico's voor de volksgezondheid
te voorkomen. Echter de veterinair noodzakelijke maatregelen zijn
hierbij leidend. Omdat broedeieren worden gebruikt voor
vaccinproductie en diagnostiek heb ik voor deze speciale toepassing
die plaatsvindt in laboratoria ontheffing verleend.
Epidemiologie
Zoals ik in het Algemeen overleg van 6 maart jl. heb aangegeven,
bestaat de kans dat een laagpathogene variant van Aviaire Influenza
aanwezig is in Nederland. Om dat vast te stellen heb ik een
grootschalig onderzoek gestart bij 1366 bedrijven. Dit onderzoek
bestaat uit een steekproef per provincie per sector en alle bedrijven
met vleeseenden, vleeskalkoenen en leghennen uitloop. Op deze
bedrijven wordt het risico van besmetting het grootst geacht. De
screening wordt uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren, de
resultaten worden bevestigd door het CIDC. De eerste resultaten van
deze monitoring worden eind deze week verwacht.
Het belang van het onderzoek naar de aanwezigheid van het
laagpathogene virus is tweeledig: Enerzijds is het mogelijk dat het
laagpathogene virus kan muteren tot een hoogpathogeen virus. Als het
laagpathogene virus verspreid is, dan kan dat dus betekenen dat buiten
de getroffen gebieden ook het hoog pathogene kan voorkomen. Anderzijds
dient een laagpathogeen virus conform de draaiboeken eveneens te
worden bestreden.
Indien middels een test van het CIDC (virusisolatie) in het kader van
de monitoring daadwerkelijk de aanwezigheid van een laagpathogene
variant van het virus wordt vastgesteld, dan volgen voor maatregelen
die vergelijkbaar zijn met de maatregelen die genomen worden bij een
hoogpathogene variant. Dit houdt onder andere in dat het bedrijf wordt
geruimd, bedrijven in een straal van 1 km preventief worden geruimd,
er een screening plaatsvindt in een straal van 3 km rondom de
besmettingshaard en dat een 10 km toezichtsgebied wordt ingesteld.
Naast de ingezette monitoring heb ik het bedrijfsleven via het
basisoverleg verzocht alert te zijn op hoge sterfte en op een
ongebruikelijk productiedaling van het legpluimvee waar dan ook in
Nederland.
Internationaal
In de vergadering van het Standing Committee for the Food Chain and
Animal Health (SCFCAH) op 10 maart is de situatie in Nederland
toegelicht aan de veterinaire vertegenwoordigers van de lidstaten en
de Europese Unie. Ook bij de lidstaten en de Commissie is er
bezorgdheid over de mogelijke verdere verspreiding van het virus. Wel
is de aanpak van Nederland onderschreven.
Tot nu toe hebben 16 landen buiten de Europese Unie de grenzen
gesloten voor pluimveeproducten. Het gaat dan uiteraard om andere
producten dan levend pluimvee en broedeieren waarvan de export reeds
is verboden.
Sociaal psychologische aanpak
Een uitbraak van een besmettelijke dierziekte als Aviaire Influenza is
voor de (direct en indirect) getroffenen en voor de
dierziektebestrijders een emotionele aangelegenheid. De ervaringen bij
de MKZ-crisis hebben geleerd dat hulpverlening voor de getroffenen van
groot belang is.
Vanuit het Regionale Crisiscentrum (RCC) in Stroe wordt de
hulpverlening aan deze doelgroepen gecoördineerd. Het telefoonteam van
het RCT (Regionaal Communicatie Team) legt actief contact met alle te
ruimen bedrijven. Dit team is beschikbaar voor alle vragen vanuit de
getroffen bedrijven. Wanneer uit signalen van getroffenen of de RVV
blijkt dat sociaal-psychologische bijstand gewenst is, dan zijn
medewerkers van het Hulp Advies Team Vogelpest beschikbaar voor de
eerste opvang.
De hulpverlening aan betrokkenen in de rest van de 10 km-gebieden
verloopt in eerste instantie via de Gelderse Land- en
Tuinbouworganisatie (GLTO). Hobbymatige pluimveehouders worden in
principe doorverwezen naar de reguliere hulpverlening. Het RCC in
Stroe onderhoudt contacten met de GHOR (Geneeskundige Hulp bij
Ongevallen en Rampen, onderdeel GGD) dat op haar beurt de reguliere
eerstelijns hulpverlening (zoals huisartsen, maatschappelijk werk,
Riagg en kerken) op de hoogte houdt van de ontwikkelingen, zodat ook
vanuit deze organisaties passende hulpverlening kan worden aangeboden.
Daarnaast wordt vanuit het RCC extra aandacht besteed aan het
personeel van de betrokken overheidsdiensten. Het gaat dan om
voorlichting over de omgang met betrokkenen, vermoeidheid en om de
selectie van medewerkers bij de bestrijding.
Vaccinatie betrokkenen bij ruimingen
Naar aanleiding van adviezen van het Outbreak Management Team (OMT)
heb ik nader advies gevraagd aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het al dan niet uitsluiten van
betrokkenen bij ruimingswerkzaamheden indien deze zich niet willen
laten vaccineren tegen Influenza. De Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij geadviseerd diegenen die
niet gevaccineerd willen worden uit te sluiten van
ruimingswerkzaamheden. Dit advies heb ik overgenomen en via het
Regionale Crisiscentrum naar betrokkenen gecommuniceerd. Tevens heb ik
hierover een persbericht doen uitgaan.
Welzijn
In verband met het vervoerverbod binnen het 10-km gebied ontstaan
welzijnsproblemen bij met name vleespluimvee. Om deze reden worden op
dit moment de mogelijkheden verkend voor een opkoopregeling. Voor deze
opkoopregeling is instemming nodig van de Europese Commissie. Ik heb
intussen hierover contact opgenomen met de Europese Commissie. De
financiële aspecten van deze regeling heb ik reeds toegelicht in mijn
brief van 7 maart jongsleden waarnaar ik kortheidshalve verwijs
(TRCFEZ/2003/235). Voor een drietal knellende gevallen wordt op dit
moment naar een passende oplossing gezocht.
De Commissie van Toezicht onder leiding van prof. dr. C.J.G. Wensing
is op 4 maart begonnen met haar werkzaamheden. Ze houdt contact met de
Dierenbescherming en de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders
(NOP).
De eerste bevindingen van de Commissie zijn bijgevoegd. Ik neem de
bemerkingen van de commissie zeer ter harte en zal al het mogelijke
doen om de geconstateerde problemen op te lossen.
Mest
Sinds 2 maart is binnen het beschermings- en toezichtgebied (10 km
gebied) een verbod van kracht voor het vervoer van mest afkomstig van
bedrijven met pluimvee (bedrijfs- of hobbymatig gehouden), inclusief
het uitrijden van mest op landbouwgrond. Vanaf 4 maart geldt in de
rest van Nederland eveneens een dergelijk verbod (incl. een
exportverbod). Het verbod geldt hier alleen voor (gemengde) bedrijven
met bedrijfsmatig gehouden pluimvee.
De mest van de betreffende bedrijven wordt voorlopig onder bepaalde
condities opgeslagen op het bedrijf zelf gedurende minimaal 42 dagen.
Daartoe wordt extra opslagcapaciteit gerealiseerd in de vorm van
containers en mestzakken. Deze noodvoorzieningen vallen onder het
regime van de Wet Milieubeheer waarvoor de gemeenten het bevoegd gezag
zijn. Hierover vindt ter plaatse afstemming met gemeenten plaats.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
Bijlage:
Bevindingen van Commissie van Toezicht (PDF-formaat, 57 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2003/par03070.htm
.
---