Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
17 februari 2003 B&GA/BR&I/03/15587
nr. 2020307380
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid De Grave 11 maart 2003
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid De Grave (VVD) over fraude bij de
sociale dienst Amsterdam.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
---
2020307380
Vragen van het lid De Grave (VVD) over fraude bij de sociale dienst Amsterdam.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het artikel: `Fraude bij Sociale Dienst Amsterdam' op de internetsite
www.nu.nl d.d. 13 februari jl.?
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat bent u van plan om aan deze (blijkbaar) terugkerende vorm van fraude te gaan doen? Bent u
van plan om het stadsbestuur van Amsterdam op diens verantwoordelijkheden hieromtrent aan te
spreken en om concrete maatregelen in deze te vragen?
Antwoord 2
Gelet op de medebewindsrelatie tussen rijk en gemeenten is het niet mijn verantwoordelijkheid in te
gaan op de gedragingen van individuele medewerkers van gemeenten. In mijn volgende bestuurlijk
overleg met de gemeente Amsterdam zal ik er wel voor de goede orde op aandringen dat de
gemeente hieraan aandacht besteedt en zo nodig maatregelen neemt, mede gelet op het mogelijke
afbreukrisico voor de rechtmatigheid van de verstrekte uitkeringen.
Vraag 3
Bent u ook bekend met gevallen in andere gemeenten van fraude met uitkeringen door
medewerkers van de sociale dienst zelf? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het en wat is de omvang
van het gefraudeerde bedrag?
Antwoord 3
Neen. Ik verzamel geen systematische gegevens hierover, mede gezien de medebewindsrelatie
tussen rijk en gemeenten.
Vraag 4
Worden potentiële medewerkers van Nederlandse sociale diensten op enige wijze `gescreend'
voor indiensttreding om dit soort fraudegevallen zoveel mogelijk te voorkomen? Zo neen, acht u
het wenselijk om wel tot een dergelijke `screening' van potentiële medewerkers te komen? Zo ja,
acht u het wenselijke om aanvullende eisen te stellen op dit gebied?
Antwoord 4
Ik acht het de verantwoordelijkheid van gemeenten om te bepalen of en zo ja op welke wijze
`screening' van potentiële medewerkers plaatsvindt.