Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag
Directie Consulaire Zaken
Afdeling Consulair-Maartschappelijke Zaken
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
11 maart 2003
Behandeld
BSG-PID
Kenmerk
cm/ar
Telefoon
070 - 348 63 07
Blad
1/5
Fax
070 - 348 48 00
Bijlage(n)
1
E-Mail
bsg-pid@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lid Karimi over de mensenrechten in Surinaamse gevangenissen
Graag bied ik u hierbij, mede namens de de Minister van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karimi over de mensenrechten in Surinaamse gevangenissen. Deze vragen werden ingezonden op 22 november 2002 met kenmerk 2020303560.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Donner, minister van Justitie, op vragen van het lid Karimi (Groenlinks) over de mensenrechten in Surinaamse gevangenissen.
Vraag 1
Kent u de televisieuitzending van 'Stem van Nederland' waarin aandacht is besteed aan de mensonterende omstandigheden in Surinaamse gevangenissen?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoeveel gevangenen met de Nederlandse nationaliteit in Suriname zijn gedetineerd?
Antwoord
Per begin maart 2003 zijn 153 Nederlanders gedetineerd in Suriname; 131 mannen en 22 vrouwen. Van deze 153 personen zitten er 88 in de drie gevangenissen van Suriname en 65 in de cellenhuizen.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de omstandigheden waarin deze Nederlandse gedetineerden verkeren?
Antwoord
De detentiesituatie in Suriname is aanmerkelijk slechter dan die in Nederland. De situatie in de cellenhuizen, waar een persoon gemiddeld drie maanden kan verblijven tot zijn veroordeling, blijkt over het algemeen slechter dan die in de gevangenissen. In de cellenhuizen zitten nu tien tot vijftien gevangenen in een cel die bedoeld is voor 6 tot 8 personen.
Echter, de situatie is vergeleken met begin 2001, toen veel meer mensen in Suriname gedetineerd waren (onder wie 328 Nederlanders), wel enigszins verbeterd. De Surinaamse overheid heeft sinds eind 2001 de Vervroegde Invrijheidstelling (VI) regeling serieus ter hand genomen. VI wordt verleend nadat tweederde van de straf is uitgezeten. Voorwaarde is wel dat men zich in de gevangenis goed heeft gedragen en dat de opgelegde boete is betaald. Uiteraard geldt de VI-verlening ook voor Surinaamse gedetineerden; het aantal gedetineerden is derhalve over de gehele breedte afgenomen.
Vraag 4
Bent u bereid zich in te zetten voor een verbetering van de verblijfsomstandigheden in de Surinaamse gevangenissen? Zo ja, hoe?
Antwoord
Ja, ik heb mij in het verleden reeds bereid getoond om concrete verbeteringen aan te brengen in de situatie in de Surinaamse gevangenissen, waarvan alle gedetineerden aldaar, ongeacht hun nationaliteit, profiteren. Dat laat uiteraard onverlet dat de primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de Surinaamse autoriteiten.
Vanuit de Nederlandse ambassade zijn vorig jaar aan de cellenhuizen Limesgracht en Nieuwe Haven boeken beschikbaar gesteld voor het opzetten van een (kleine) bibliotheek en werden ook verf en kwasten verstrekt om de bibliotheek van Limesgracht een wat prettiger aanzien te geven. Gevangenis Hazard te Nickerie heeft begin december verf en overig materiaal gekregen ter waarde van Euro 1.500,00 om het gehele complex een opknapbeurt te kunnen geven. Het gehele jaar door hebben alle cellenhuizen schoonmaakmiddelen (zeep, dweilen, schrobbers) van de ambassade verstrekt gekregen.
Voor wat betreft de Nederlandse gedetineerden diene dat zij allen binnen drie werkdagen na de arrestatie worden bezocht door een medewerker van de ambassade. Bij dit bezoek wordt de informatiebrochure "Gearresteerd in Suriname" overhandigd en een pakketje toiletartikelen. Alle Nederlandse gedetineerden ontvangen maandelijks een gift van 30,00 Euro. Vervolgens worden alle gedetineerden eenmaal per zes weken bezocht door medewerkers van de ambassade en worden zij voorzien van kranten en tijdschriften. Tijdens deze bezoeken worden eventueel aanwezige knelpunten en of problemen met de leiding van de inrichting besproken.
Bij de omstandigheden in de gevangenissen moet nog worden aangetekend dat het grootste deel van de Nederlanders dat in de gevangenis zit, van Surinaamse afkomst is en in Suriname familie heeft wonen. De meeste Nederlandse gedetineerden krijgen derhalve regelmatig bezoek van de familieleden die in Suriname woonachtig zijn.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de mensonterende omstandigheden in Surinaamse gevangenissen Nederland ertoe nopen op korte termijn een overnameovereenkomst tot stand te brengen waardoor de tenuitvoerlegging van Surinaamse vervolgingen en veroordelingen in Nederland geëffectueerd worden?
Vraag 6
Onderhandelt u met de Surinaamse autoriteiten over een overnameovereenkomst van Nederlandse gedetineerden in Surinaamse gevangenissen, zoals die nu bijvoorbeeld met Marokko gesloten? Zo ja, in welk stadium verkeren deze onderhandelingen? Onder welke voorwaarden bent u voornemens in te stemmen met een overnameovereenkomst met Suriname? Zo nee, waarom is er na de normalisatie van de betrekkingen tussen Nederland en Suriname geen begin gemaakt met de onderhandelingen over een overnameovereenkomst
van in Suriname gedetineerde Nederlanders?
Antwoord
In de brief aan uw Kamer van 17 juni 2002 (Just020531) heeft de Minister van Justitie mede namens mij erop gewezen dat ook volgens internationaal recht de verantwoordelijkheid voor de leefomstandigheden en het welzijn van gedetineerden rust op het land van detentie. Daarbij is wel aangegeven dat het regeringsbeleid is om waar nodig (en mogelijk) de Nederlandse gedetineerden intensief te begeleiden en een aantal maatregelen te nemen die de detentieomstandigheden enigszins kunnen verlichten.
Hierboven is aangegeven welke maatregelen zijn en worden genomen voor de verbetering van de verblijfsomstandigheden van de Nederlandse gedetineerden.
Er vinden thans geen verdragsonderhandelingen plaats met Suriname op het gebied van de strafrechtelijke samenwerking.
Volgens een recent bericht in de Surinaamse pers zou de huidige situatie in de Surinaamse gevangenissen voor de Surinaamse regering aanleiding zijn zich te beraden op de mogelijkheid om bolletjesslikkers en andere drugscriminelen met de Nederlandse nationaliteit na aanhouding uit te zetten naar Nederland en de strafvervolging aan Nederland over te dragen alsmede op de mogelijkheid een verdrag aan te gaan om de tenuitvoerlegging van strafvonnissen aan Nederland over te dragen.
Tot op heden hebben mij nog geen formele voorstellen daartoe bereikt. Ik wil erop wijzen dat de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken van 1976 en het daarbij nog steeds van kracht zijnde Protocol houdende bijzondere voorzieningen inzake deze Overeenkomst weliswaar niet voorziet in een overdracht van de strafvervolging, maar dat de Nederlandse wetgeving voor de overname van de strafvervolging geen verdragsbasis vereist. Met betrekking tot een verdrag op het gebied van de overname van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen benadruk ik dat Nederland waar mogelijk de voorkeur geeft aan aansluiting bij het "Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen" van 21 maart 1983 van de Raad van Europa. Toetreding tot dit verdrag is eveneens opengesteld voor landen die geen lid zijn van de Raad van Europa. Diverse landen in Zuid- en Midden-Amerika, zoals Chili, Costa Rica, de Bahama's, Panama en Trinidad en Tobago zijn reeds partij bij dit verdrag. Ik verwijs u hiervoor ook naar de eerder genoemde brief van 17 juni 2002. Indien Suriname wenst toe te treden tot dit verdrag zal de Nederlandse regering die wens ondersteunen.
SBS6, woensdag 20 november 2002
De Ware Tijd van 3 december 2002
===