Ministerie van Buitenlandse Zaken

Irak

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten

Afdeling Golfstaten

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

11 maart 2003

Behandeld

Josephine Frantzen

Kenmerk

DAM-119/03

Telefoon

070 348 6445

Blad

1/5

Fax

070 348 6639

Bijlage(n)

E-Mail

Josephine.frantzen@minbuza.nl

Betreft

Irak

Graag bied ik u hierbij een overzicht aan van de recente ontwikkelingen met betrekking tot Irak sinds mijn laatste brief aan uw Kamer d.d. 18 februari j.l..

Dit mede naar aanleiding van de briefing van de heren Blix en El Baradei aan de Veiligheidsraad op 7 maart j.l..

Briefing van de heren Blix en El Baradei

Op 7 maart brachten de heren Blix en El Baradei in de Veiligheidsraad een mondelinge voortgangsrapportage uit. Blix ging daarbij tevens nader in op zijn 12e schriftelijke kwartaalrapportage van 28 februari j.l, de eerste kwartaalrapportage o.g.v. resolutie 1284, waarbij daadwerkelijke inspecties worden gerapporteerd, alsmede de ontwikkelingen sindsdien. Beide rapportages gaan in op de mate waarin Irak voldoet aan de eis tot onmiddellijke, onvoorwaardelijke en actieve medewerking die resolutie 1441 stelt.

Op 7 maart gaf Blix aan dat hoewel Irak op sommige punten misschien wel actief, zelfs pro-actief meewerkt, het zeker niet "onmiddellijk" heeft meegewerkt, zoals resolutie 1441 vereist. In zijn rapportage op 28 februari schreef Blix: "Iraq could have made full use of the declaration of 7 December" en "Iraq could have made greater efforts to find remaining proscribed items or provide credible evidence showing the absence of such items" en "It is hard to understand why a number of the measures which are now being taken, could not have been initiated earlier".

Op een positievere noot gaf Blix op 7 maart aan "One can hardly avoid the impression that, after a period of somewhat reluctant cooperation, there has been an acceleration of initiatives from the Iraqi side since the end of January". Zo constateerde Blix dat de vernietiging door Irak van Al-Samoud 2 raketten een voorbeeld is van echte ontwapening. Tegelijkertijd zette hij nog altijd belangrijke vraagtekens bij de bereidwilligheid van Irak volledig mee te werken.

Met name ongeloofwaardig vond Blix het feit dat Irak vorige maand wel
- zij het laat - gedetailleerde lijsten heeft verstrekt met namen van wetenschappers die bij de unilaterale vernietiging van chemische en biologische wapens en raketten betrokken zouden zijn geweest, maar niet in staat te zijn op consistente wijze duidelijkheid te verschaffen over de oorspronkelijke aantallen van de verboden wapens, noch bewijzen te kunnen leveren voor de vernietiging -van een deel- hiervan.

El Baradei gaf wederom aan dat het IAEA tot nu toe geen bewijs heeft gevonden dat Irak zijn nucleaire programma heeft herstart. De documenten met betrekking tot de vermeende import van uranium zouden niet authentiek zijn.

Ten aanzien van procesmatige medewerking van Irak is de situatie niet veranderd: UNMOVIC en het IAEA ondervinden in zijn algemeenheid weinig problemen. Dit zou volgens beiden ook het gevolg zijn van de militaire druk die op Irak wordt uitgeoefend. Toch achten de inspecteurs nog verbeteringen mogelijk. Belangrijkste element in dit verband is het houden van interviews. UNMOVIC onderzoekt thans de praktische modaliteiten voor het houden van interviews in het buitenland. Ook El Baradei overwoog op korte termijn interviews buiten Irak te laten plaatsvinden.

Inmiddels heeft UNMOVIC een lijst met openstaande ontwapeningsvragen, en suggesties voor Irak hoe deze te beantwoorden, afgerond en ter beschikking gesteld van de VR-leden.

De Veiligheidsraad

Sinds twee weken zijn ontwikkelingen in de Veiligheidsraad in een stroomversnelling geraakt en lijkt de kloof tussen de posities van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk enerzijds en Frankrijk, Rusland en Duitsland anderzijds zich te hebben verdiept. Het Verenigd Koninkrijk heeft - in samenwerking met de Verenigde Staten en Spanje
- op 24 februari een ontwerpresolutie in de Veiligheidsraad ingediend die verwijst naar het feit dat in resolutie 1441 reeds is gesteld dat "continued violations of its obligations" door Irak tot "ernstige gevolgen" zal leiden. In de concept resolutie wordt verder geconstateerd dat Irak zich niet houdt aan de eisen van 1441 en geen volledige medewerking aan de inspecteurs van UNMOVIC en IAEA verleent. In een toespraak op 6 maart heeft President Bush benadrukt dat de VS dit voorstel in de week van 10 maart in ieder geval in stemming zal brengen.

Frankrijk en Duitsland daarentegen hebben de Veiligheidsraad in de vorm van een memorandum - dus geen concept resolutie - een voorstel voor versterking van het huidige inspectieregime voorgelegd. Zij stellen onder andere voor om benchmarks vast te stellen, waaraan Irak binnen een bepaalde termijn zou moeten voldoen. Volgens dit voorstel dient Blix per 1 maart de `key remaining disarmament tasks' aan de VR aan te bieden, vervolgens elke drie weken een voortgangsrapport aan te bieden en 120 dagen na aanvaarding van het programma een complete beoordeling aan de VR te presenteren. Daarnaast dient Blix (in lijn met resolutie 1441) op elk moment aan de VR te kunnen rapporteren als Irak niet meewerkt. Onduidelijk is hoeveel steun zij hiervoor zouden krijgen, ook al geven zij aan dat een meerderheid van de VR-leden voorstander van deze systematiek zou zijn. Tijdens het bezoek aan China van de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Ivanov, hebben beide landen voor het voorstel gepleit. Daarnaast hebben Frankrijk, Duitsland en Rusland op 5 maart in een gezamenlijke verklaring aangegeven dat zij "een resolutie die het gebruik van geweld zou toestaan" tegen zullen houden. Hiermee lijken Frankrijk en Rusland te doelen op de mogelijkheid van een veto.

Op 7 maart heeft het VK door middel van een amendering van de conceptresolutie Irak een laatste kans voor volledige en onmiddellijke medewerking aangeboden. Het amendement behelst ten eerste een oproep aan Irak om onmiddellijk de benodigde (ontwapenings) beslissingen te nemen. Verder wordt in de geamendeerde tekst vastgesteld dat Irak heeft gefaald de in Veiligheidsraadresolutie 1441 geboden laatste kans te grijpen, tenzij de Veiligheidsraad uiterlijk op 17 maart zou vaststellen dat Irak alsnog aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Met dit amendement wordt Irak een allerlaatste kans geboden de vereiste medewerking te verlenen.

De VS steunt deze amendering. Mogelijk wordt de geamendeerde ontwerp-resolutie deze week nog in stemming worden gebracht. Duitsland en Frankrijk willen de regeringsleiders over de resolutie laten stemmen. Zowel bondskanselier Schroeder als president Chirac hebben reeds geindiceerd in New York aanwezig te zullen zijn.

De uitkomst van een mogelijke stemming over de concept resolutie is niet te voorspellen. De 15 leden tellende VN-Veiligheidsraad is nog altijd zeer verdeeld. Duitsland, Frankrijk, Rusland, China en Syrië spraken zich uit tegen een resolutie op dit moment. Onbekend is evenwel of de permanente leden Frankrijk, Rusland en China ook daadwerkelijk een veto zullen uitspreken. Het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Spanje en Bulgarije steunen de resolutie. De overige Veiligheidsraadleden hebben zich niet duidelijk uitgesproken. De aanname van een resolutie in de Veiligheidsraad vereist negen voorstemmen zonder dat een van de vijf permanente leden een tegenstem uitbrengt.

Onmiddellijk na de presentaties van de heren Blix en El Baradei hebben de VR-leden - alle vertegenwoordigd door hun ministers van Buitenlandse Zaken - gereageerd. Het gebrek aan overeenstemming kwam duidelijk naar voren, met name in de toespraak van de Britse minister van Buitenlandse Zaken Straw die directe kritiek uitte aan het adres van zijn Franse ambtsgenoot De Villepin. Zo benadrukte hij dat Saddam Hoessein als enige de verantwoordelijkheid voor het slagen van de inspecties draagt, en in dat kader - in tegenstelling tot de iets eerder door De Villepin vertolkte visie - de belangrijke rol van de militaire druk op Saddam Hoessein. Ook merkte Straw op dat geen enkel VR-lid tot de conclusie was gekomen dat er op dit moment sprake was van volledige en onvoorwaardelijke, actieve medewerking van Irak aan de inspecties.

Verdere internationale politieke ontwikkelingen

Op 1 maart is de Arabische Liga in een bijzondere Top in Sharm el Sheikh bijeen gekomen. De Top werd gekenmerkt door een gebrek aan eenheid onder de leiders van de Arabische landen. Desondanks heeft de Liga een slotverklaring uitgebracht, waarin hij zich kant tegen een militaire interventie en Arabische landen oproept geen steun te verlenen een aan eventuele militaire interventie. Daarnaast heeft de Liga Saddam Hoessein opgeroepen mee te werken aan de inspecties. Tevens heeft het de wens uitgesproken dat de Irak-crisis op vreedzame wijze en via de VN wordt opgelost en dat de inspecteurs voldoende tijd krijgen om hun taken te volbrengen.

Tijdens de bijeenkomst is een voorstel besproken van de Verenigde Arabische Emiraten om Saddam Hoessein op te roepen binnen 14 dagen af te treden en in ballingschap te gaan. Het was het de eerste keer dat een Arabisch land officieel de mogelijkheid van ballingschap heeft voorgelegd. Het voorstel is echter door de meeste leden van de Liga genegeerd.

Op 24 en 25 februari heeft een Top van de 116 leden tellende Non-Aligned Movement (NAM) in Kuala Lumpur plaatsgevonden. Ondanks de onenigheden heeft de groep een verklaring aanvaard waarin de leden gesteld hebben te hechten aan een vreedzame, multilaterale oplossing van de Irak crisis. Tevens heeft de NAM Irak opgeroepen "actief te voldoen" aan resolutie 1441.

Conclusie

De internationale gemeenschap heeft op 8 november 2002 met resolutie 1441, constaterend dat Irak reeds in gebreke was van de sinds 1991 aanvaarde resoluties, Irak een laatste kans gegeven om aan de VN-eisen te voldoen. Nu is de tijd aangebroken om vast te stellen of Irak deze laatste kans heeft weten te gebruiken.

Naar aanleiding van de laatste briefing van de inspecteurs, is de regering van mening dat nog steeds niet is gebleken dat Saddam Hoessein bereid is te doen wat de wereldgemeenschap van hem verlangt. Weliswaar is er sprake van bepaalde concrete stappen, maar van een volledige medewerking is geen sprake. Ook Blix en El Baradei hebben dat oordeel niet geveld.

Helaas hebben de afgelopen maanden wederom bewezen dat het slechts door middel van grote militaire druk mogelijk is enige vooruitgang te bereiken. Zolang inspecteurs rapporteren over het mogelijk achterhouden van informatie en over een slechts schoorvoetende medewerking van de Iraakse autoriteiten, kan er geen sprake zijn van de vereiste medewerking. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven houdt Saddam Hoessein door zijn houding de sleutel van een vreedzame oplossing in eigen handen.

De regering hoopt dat de Veiligheidsraad overeenstemming zal bereiken over een nieuwe resolutie. De regering ondersteunt actief, ook door de diverse contacten van de Minister President en de minister van Buitenlandse Zaken, het werk dat daartoe thans plaatsvindt. Duidelijk is dat Irak nog slechts korte tijd kan worden geboden alvorens moet worden vastgesteld of het regime in Bagdad nog altijd niet bereid is de vereiste medewerking te verlenen en dat het alsdan de consequenties daarvan zal moet dragen.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer