Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVA. 2003/793
datum

10-03-2003

onderwerp
Draaiboek Aviaire Influenza
TRC 2003/1129

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Bijgevoegd vindt u het draaiboek Aviaire Influenza. De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft in het algemeen overleg van 6 maart jl. om dit draaiboek gevraagd.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

dr. C.P. Veerman

Bijlage:
Draaiboek Aviaire Influenza

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

INHOUDSOPGAVE

Module I. Algemeen

Hoofdstuk 1: Algemeen

Module II. Veterinair

Hoofdstuk 2: Aviaire Influenza

2.1 Aviaire Influenza
2.2 Diagnose en diagnostiek

Module III. Veterinaire uitvoering

Hoofdstuk 3: Protocollen
3.1 Inleiding
3.2 Algemene informatie
3.3 Taken Bureau Protocollen

Hoofdstuk 4: Tracering
4.1 Inleiding
4.1 Algemene informatie
4.2 Taken

Hoofdstuk 5: Screening
5.1 Inleiding
5.2 Algemene
Informatie
5.3 Taken

Hoofdstuk 6: Markering
6.1 Inleiding
6.2 Algemene informatie
6.3 Taken

Hoofdstuk 7: Taxatie
7.1 Inleiding
7.2 Algemene informatie
7.3 Taken
7.4 Procesbeschrijving

Hoofdstuk 8: Ruiming
8.1 Inleiding
8.2 Algemene informatie
8.3 Taken

Hoofdstuk 9: Herbevolking
9.1 Inleiding
9.2 Algemene
informatie
9.3 Taken


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Hoofdstuk 10: (nood)vaccinatie

10.1 Inleiding

10.2 Algemene
informatie

10.3 Taken

Module IV. Veterinaire uitvoering (extern)

Hoofdstuk 11: ID-Lelystad

12.1 Uitvoering
ID-Lelystad

Hoofdstuk 12: Gezondheidsdienst

Hoofdstuk 13: Algemene Inspectiedienst


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Module 1 Algemeen ......................................................................................................................... 3 H1 Algemeen................................................................................................................................ 3

Module 1 Algemeen

H1 Algemeen
Het tot stand komen van de interne markt met de daarbij behorende richtlijnen ten aanzien van handel en gezondheidszorg, maakt het noodzakelijk dat uitbraken van Vogelpest = Aviaire Influenza (AI) op uniforme wijze en effectief worden aangepakt. Hiertoe is op basis van de Europese bestrijdingsrichtlijn voor AI, het Handboek Crisisbesluitvorming LNV en criteria voor de opstelling van nationale rampenplannen een draaiboek AI gemaakt.

In het draaiboek AI en de onderliggende regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen de bestrijdingsmaatregelen ten aanzien van AI bij bedrijfsmatig gehouden pluimvee / vogels en AI bij niet bedrijfsmatig gehouden pluimvee / vogels, b.v. siervogels en hobbypluimvee.

Onder bedrijfsmatig gehouden pluimvee / vogels vallen kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen, loopvogels (Ratites), die in gevangenschap worden gehouden voor de fokkerij, productie van vlees of consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet (definitie RL90/539/EG). Hiervoor zijn communautaire bestrijdingsmaatregelen verplicht.

In het geval van niet-bedrijfsmatig gehouden pluimvee / vogels bestaan geen verplichte communautaire bestrijdingsmaatregelen. Iedere Lidstaat kan zelf bepalen of maatregelen genomen moeten worden. De Lidstaat moet de Commissie van de eventueel door hem getroffen maatregelen in kennis stellen. De nationale, in Nederland te nemen, bestrijdingsmaatregelen tegen AI bij niet-bedrijfsmatig gehouden pluimvee / vogels zijn in een apart hoofdstuk van het voorliggende draaiboek AI beschreven.

In afwijking van de richtlijn 92/40/EG, waarin bestrijdingsmaatregelen alleen vereist zijn bij een uitbraak door een hoogpathogene stam van AI (HPAI), worden in Nederland dezelfde bestrijdingsmaatregelen genomen bij een uitbraak van een laagpathogene stam van AI (LPAI), met de uitzondering dat het preventief ruimen van dieren binnen een straal va 1 km rond een besmette bedrijf net per sé plaats vind, maar afhankelijk van de epidemiologische situatie van dat momenttoegepast wordt.

Tevens wordt in de EU-regelgeving bepaald welke onderzoeksmethoden voor het aantonen van AI erkend zijn. Inmiddels staat een test ter beschikking, die nog niet officieel erkend is, de PCR (Polymerase-chain-reaction). Deze test is even gevoelig als de in de EU-richtlijn genoemde test, en bovendien sneller (uitslag PCR na 24 uur). Deze test wordt momenteel standaard naast de officiële testen bij ID-Lelystad gebruikt. Erkenning van deze test is in Brussel aangevraagd. Omdat deze test een enorme tijdwinst oplevert wordt bij een positieve uitslag van de PCR het bedrijf preventief geruimd, zonder op de uitslag van de officiële test te wachten.

Bij een uitbraak van AI op een gecombineerde bedrijf (pluimvee / varkens) worden ook alle varkens serologisch onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van het AI-virus bij de varkens. Als er serologisch positieve varkens zijn, dan worden alle varkens op het bedrijf geruimd en varkensbedrijven in de omgeving en de mensen in het ingesloten gebied onderzocht. Tevens wordt in dit geval ook de mest, het strooisel en voederresten van de varkens en het pluimvee behandeld zoals hieronder beschreven. Als de varkens serologisch negatief zijn, dan worden ze nogmals 14 dagen na het ruimen van het pluimvee serologisch onderzocht. Indien er dan serologisch positieve varkens zijn, wordt gehandelt zoals boven beschreven.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

In het geval van een negatieve uitslag kan het bedrijf na de voorgeschreven tijd en de voorgeschreven reiniging en desinfectie vrij gegeven worden.

In het Handboek Crisisbesluitvorming LNV is de organisatie tijdens een crisis beschreven. Een uitbraak van Aviaire Influenza wordt beschouwd als een crisis en daarom is het Handboek van toepassing.

In het Handboek worden de volgende fases onderscheiden: · Normale Fase: Er is geen sprake van AI in ons land of één van onze buurlanden. De betrokken LNV directies en diensten bereiden zich voor op een eventuele uitbraak. · Aandachtsfase: Er is sprake van AI in een van onze buurlanden of in een land waarmee veel handel in pluimvee (levend of geslacht) plaatsvindt of er heeft een melding plaatsgevonden van een verdenking van AI in Nederland. · Crisisfase: Er is AI in Nederland geconstateerd. Er wordt een crisisorganisatie centraal en regionaal ingesteld voor het bestrijden van AI. Deze fase loopt door tot het laatste geval van AI is opgeruimd en het sein wordt gegeven dat de ziekte is uitgeroeid. · Afbouwfase: De crisisorganisatie wordt opgeheven en evaluatie vindt plaats. Verantwoording wordt afgelegd aan de Staten Generaal en aan de Europese Commissie.

Normale fase
De betrokken LNV-directies zorgen voor een actueel draaiboek voor de bestrijding van AI, waarbij rekening wordt gehouden met ervaringen die met oefeningen en bij de bestrijding van AI elders in de wereld zijn opgedaan en waarbij de taken van de verschillende directies en diensten goed op elkaar zijn afgestemd. De directie VVM is verantwoordelijk voor het beleid en de aansturing van de dierziektebestrijding. De RVV neemt het initiatief voor het maken van draaiboeken voor de bestrijding, coördineert daarbij de inbreng van de betrokken diensten en directies en legt het resultaat ter vaststelling voor aan de Bestuursraad. De RVV zorgt er tevens voor dat het éénmaal vastgestelde draaiboek door aanpassingen actueel blijft.

Aandachtsfase
Zoals uit de bovenstaande definitie blijkt, is hiervan sprake als er een bedreiging uit het buitenland is of een concrete verdenking in eigen land. Als er insleep van AI uit het buitenland dreigt, moeten maatregelen getroffen worden om de risico's te beperken. De volgende maatregelen worden in dit verband getroffen: · Extra aandacht voor controle op reiniging en ontsmetting van pluimveewagens (zowel de uit het buitenland terugkerende pluimveewagens als de pluimveewagens uit het binnenlandse circuit);
· Verplichte registratie van ophaaladressen door destructor in de correcte volgorde. · Als de dreiging groot wordt, kan een verbod van pluimveemarkten en tentoonstellingen overwogen worden.

Melding van AI in Nederland
Een verdenking van AI wordt gemeld bij het LNV meldpunt dierziekten of bij de RVV- kringdirecteur. Vervolgens wordt overeenkomstig het draaiboek Verdenkingsfase Dierziektebestrijding gehandeld.

Crisisfase
De crisisfase gaat in als een eerste geval van AI in het land is vastgesteld. In de crisisfase worden de volgende bestrijdingsinstrumenten ingezet: · Vervoersverbod / stand still;
· Ruimen besmet bedrijf;
· Traceren;
· Screenen;
· Ophokken en isoleren;
· Preventief ruimen;


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Andere maatregelen kunnen worden getroffen, zoals: · Vaccineren;
· Oplossen van welzijnsproblemen / productiebeperking.

Afbouwfase
In de afbouwfase wordt het Regionale crisiscentrum (RCC) gesloten. De overblijvende werkzaamheden worden uitgevoerd binnen de eigen organisatie van de diensten. De evaluatie moet al beginnen voor de afbouwfase ingaat, maar wordt in deze fase afgerond. Datzelfde geldt voor de verantwoording aan de Staten-Generaal en de Europese Commissie. Deze fase wordt in dit draaiboek niet beschreven. Bij de uitvoering van de bestrijding moet er echter terdege rekening mee gehouden worden dat alle maatregelen, uitvoeringshandelingen en gemaakte kosten verantwoord moeten worden. Alle dossiers moeten volledig en in orde zijn.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Module 2 Veterinair.......................................................................................................................... 6 H2 Aviaire Influenza ..................................................................................................................... 6 2.1 Aviaire Influenza ................................................................................................................. 6 2.2 Diagnose en diagnostiek .................................................................................................... 7

Module 2 Veterinair

H2 Aviaire Influenza

2.1 Aviaire Influenza

Agens
Vogelpest of aviaire influenza is een virale infectie bij vogels. Het causaal agens is een influenza virus van type A. Infecties bij vogels van influenza virussen van het B en C type komen niet voor. Influenzavirussen zijn RNA virussen en behoort tot de familie der Orthomyxoviridae.

De pathogeniciteit van influenzavirussen loopt heel sterk uiteen. Ziekteverschijnselen variëren van zeer mild tot 100% sterfte. Op basis van het haemagglutinine (H), een eiwit dat deel uit maakt van de virusenvelop, worden aviaire influenzavirussen in 15 verschillende subtypen, H1 tot en met H15, ingedeeld. Daarnaast onderscheiden we negen verschillende neuraminidasen (N1-N9).

De pathogeniciteit van influenzavirussen moet worden vastgesteld, omdat de term vogelpest alleen van toepassing is op infecties met hoogpathogene influenzavirussen. De pathogeniciteit van aviaire influenzavirussen wordt vastgesteld door intraveneuze besmetting van 6 weken oude, specifiek pathogeen vrije (SPF) kippen. De mate van ziekte en sterfte wordt uitgedrukt als een index, de intraveneuze pathogeniciteitsindex of afgekort IVPI (zie hieronder). Aan hand van de IVPI wordt een onderscheid gemaakt tussen laag- en hoogpathogene Influenzavirussen. Alle bekende hoogpathogene virussen behoren tot het subtype H5 of H7. De bestrijdingsrichtlijn van Aviaire influenza(Richtlijn 92/40/EEG) is pas van toepassing bij een besmetting met een hoogpathogene stam. De ziekte moet daarom altijd in het laboratorium bevestigd worden. In de Richtlijn 92/40/EEG wordt volgende definitie gehanteerd:

Aviaire influenza is een infectie van pluimvee veroorzaakt door een influenza A virus met een IVPI van groter dan 1,2 of een influenzavirus van het subtype H5 of H7, waarbij door het bepalen van de nucleotidevolgorde is aangetoond dat er meerdere basische aminozuren aanwezig zijn nabij de splitsingplaats van het haemagglutinine.

Influenzavirussen bij vogels en zoogdieren vormen een potentieel zoönotisch risico voor de mens. Dat ook aviaire influenzavirussen direct de mens kan besmetten is gebleken bij H5N1 infecties in Hong-Kong in het jaar 1997. Een klein aantal mensen werd ziek en bij enkele van hen stierven. Op dit moment kan niet voorspeld worden welke aviaire influenzastammen in potentie infectieus zijn voor de mens.

Gezien het gegeven dat een laagpathogene stam van AI (LPAI) kan muteren naar een hoogpathogene stam van het AI-virus, dat zeer grote schade kan veroorzaken, wordt in Nederland ook LPAI bestreden.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Infectie routes
Besmette vogels scheiden virus uit via de luchtwegen, de conjunctiva en via feces. Dus transmissie vindt plaats via direct contact tussen vogels of indirect via aerosolen of blootstelling aan besmet materiaal. Influenzavirus wordt gemakkelijk verspreid door met feces gecontamineerd materiaal, doordat feces heel hoge concentraties aan virus kan bevatten. Op deze wijze kan het virus worden overgebracht door vogels, zoogdieren, voer, water, instrumenten, kratten, kleren, transport- middelen en insecten.

Besmetting van pluimvee in een nieuwe regio komt tot stand door verplaatsing van besmet pluimvee, exotische siervogels, wilde vogels, en andere dieren. Met name de rol van migrerende watervogels is duidelijk doordat uitbraken bij pluimvee vaak samenvallen met de trek van deze vogels.

Als belangrijke manier van verspreiding door direct contact worden genoemd: · verplaatsing van levende vogels;
· tentoonstellingen en markten;
· contact met wilde vogels, met name watervogels.

Passieve mechanische verspreiding via indirecte contacten kan optreden via: · pluimveemest;
· materiaal voertuigen, personen, dieren;
· lucht (aerogene verspreiding);
· water: open water (watervogels); drinkwaterreservoirs bij buitenloop; · pluimveevlees: In bevroren vlees kan virus lange tijd overleven; · eieren: influenzavirus kan door contaminatie aanwezig zijn op en in het ei. Virusoverdracht op nakomelingen via het ei is onwaarschijnlijk door het vroegtijdig afsterven van de vrucht.

Mensen en zoogdieren zijn ook gevoelig voor sommige aviaire influenzavirussen van het subtype H5 en H7. Tot nu toe is er nooit vastgesteld dat vermeerdering van deze aviaire influenza virussen bij mens of zoogdieren heeft geleid tot verspreiding. Wat bepaald of aviaire influenzavirussen bij mens of zoogdier vermeerderd is onbekend.

2.2 Diagnose en diagnostiek

Pathogenese
Aviaire influenzavirussen verschillen sterk in pathogeniteit. Experimenteel kunnen dieren via de verschillende routes besmet worden, maar in de praktijk worden dieren meestal oraal besmet. Het ziekteverloop is sterk afhankelijk van de van de virusstam. Bij laagpathogene virussen blijft de infectie beperkt tot de luchtwegen en de darmtractus terwijl bij hoogpathogene virussen massale virusvermeerdering in alle weefsels optreedt.

De incubatietijd varieert van enkele uren tot 3 dagen na infectie van individuele dieren. In een koppel is de doorlooptijd maximaal 14 dagen. De incubatietijd is afhankelijk van de infectiedosis en -route, de diersoort en de afweer van het dier.

Klinische verschijnselen
De klinische verschijnselen variëren sterk en zijn afhankelijk van: · de eigenschappen van het virus;
· de diersoort;
· de leeftijd;
· secundaire infecties;
· omgevingsfactoren (klimaat, huisvesting etc.).


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Besmettingen met hoogpathogene influenzavirusstammen leiden tot de ontwikkeling van het beeld van een haemorrhagische septicaemie. De eerste symptomen zijn een algehele duidelijke depressie, waarbij de dieren geen geluid meer produceren. Een of meerdere van de volgende symptomen worden waargenomen:

· plotselinge optredende sterfte;
· geen eetlust, veel drinken;
· een ruw verenpak, bol zitten;
· waterige diarree aanvankelijk waterig, heldergroen en verandert naar bijna wit; · sterke legdaling, de laatste eieren zijn vaak windeieren; · oedeem aan kop en nekgebied, gezwollen kammen en lellen en oedeem rond de ogen. De kammen en lellen vertonen vaak cyanotische plekken; · waterige ogen, conjunctivae zijn gestuwd en gezwollen met hier en daar bloedingen; · cyanotische plekken aan de poten, vooral tussen hak en tenen; · zenuwverschijnselen .

Besmettingen met laagpathogene influenzavirusstammen manifesteren zich hoofdzakelijk als luchtwegaandoening met verhoogde sterfte en verlaagde eiproductie. De ernst van de ziekteverschijnselen worden sterk beïnvloed door secundaire infecties.

Pathologie
Ook de afwijkingen die gevonden worden bij sectie zijn sterk afhankelijk van de pathogeniteit van de virusstam en de diersoort. Gezien de variëteit aan symptomen waaraan het sectiebeeld gekoppeld is, is er geen uniform sectiebeeld te geven. Vaak kan subcutaan oedeem aan de kop, hals en borstingang worden gevonden.

Bij sectie komt vaak voor:
· sinusitis;
· tracheïtis en pneumonie;
· n sommige gevallen slechts een oedemateuse ontsteking van de sinus en het craniale deel van de trachea met kaasachtig ontstekingsmateriaal; · puntbloedingen in het epicard, rond de grote vaten, aan de serosazijde van darm, de caecale tonsillen, in de oesophagus, in de kliermaag en in de spiermaag (onder de hoornlaag);
· miliaire, geelwitte necrose haardjes in lever, longen en milt kunnen worden waargenomen, deze organen zijn gezwollen;
· de darmen zijn catarraal ontstoken, de darminhoud is waterig dun. Ook de pancreas kan ontkleurd of ontstoken zijn.

Bij laagpathogene influenzastammen variëren de luchtweg aandoeningen van tracheïtis, bronchitis en bronchopneumonia. Bij infecties in de praktijk zijn ook nierafwijkingen zoals gezwollen nieren en uraat neerslagen beschreven. Nierafwijkingen konden experimenteel na intraveneuze besmetting worden opgewekt.

Differentiaal diagnose
Vanwege het brede spectrum aan klinische verschijnselen en lesies dat voor aviaire influenza voor verschillende species is gerapporteerd dient de diagnose door laboratoriumonderzoek te worden bevestigd. Bevestiging in het laboratorium geschiedt door isoleren en typeren van het virus zonodig ondersteunt door serologie.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Bij de differentiaal diagnose moet aan de volgende ziekten en aandoeningen worden gedacht · Turkey rhinotracheïtis.
· Newcastle disease.
· Acute vogelcholera.
· Infectieuze laryngotracheitis.
· Infectieuze bronchitis.
· Eendenpest.
· Andere septicaemische ziekten.
· Ornitho bacterium rhinotrachealis.
· Bordetella avium.
· Bacteriële cellulitis van kam en lellen.
· Ornithose.
· Mycoplasmose.
· Erisypelas.

Diagnostiek

Omdat er geen pathognomische kenmerken zijn voor alle virusstammen en/of vogelsoorten, dient men aan Aviaire influenza te denken bij:
· verhoogde sterfte;
· plotselinge eiproductiedaling;
· diarree;
· ademhalingsbezwaren;
· oedeem van kop, lellen of kam;
· uraat in nieren.

De klinische waarschijnlijkheidsdiagnose wordt bevestigd in het nationaal referentie laboratorium voor aviaire influenza van het ID-Lelystad door het isoleren van virus en karakteriseren in een dierexperiment (IVPI test) of door bepalen van de aminozuurvolgorde nabij de splitsingplaats van het haemagglutinine. De aminozuurvolgorde kan door middel van de PCR-techniek in 2 tot 3 dagen worden bepaald. Antilichamen zijn ongeveer 5 tot 7 dagen na besmetting in het bloed aantoonbaar. Antistoffen worden bepaald in de haemagglutinatie-inhibitie (HAI) test.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Module 3 Veterinaire uitvoering ..................................................................................................... 10 H3 Protocollen............................................................................................................................ 10 3.1 Inleiding............................................................................................................................. 10 3.2 Algemene informatie......................................................................................................... 11 3.3 Taken Bureau Protocollen ................................................................................................ 11 H4 Tracering............................................................................................................................... 12 4.1 Inleiding............................................................................................................................. 12 4.2 Algemene informatie......................................................................................................... 12 4.3 Taken................................................................................................................................ 16 H5 Screening.............................................................................................................................. 20 5.1 Inleiding............................................................................................................................. 20 5.2 Algemene informatie......................................................................................................... 20 5.3 Taken................................................................................................................................ 29 H6 Markering .............................................................................................................................. 34 6.1 Inleiding............................................................................................................................. 34 6.2 Algemene informatie......................................................................................................... 34 6.3 Taken................................................................................................................................ 37 H7 Taxatie .................................................................................................................................. 39 7.1 Inleiding............................................................................................................................. 39 7.2 Algemene informatie......................................................................................................... 40 7.3 Taken................................................................................................................................ 43 H8 Ruiming................................................................................................................................. 44 8.1 Inleiding............................................................................................................................. 44 8.2 Algemene informatie......................................................................................................... 44 8.3 Taken................................................................................................................................ 55 H9 Herbevolking......................................................................................................................... 58 9.1 Inleiding............................................................................................................................. 58 9.2 Algemene informatie......................................................................................................... 58 9.3 Taken................................................................................................................................ 62 H10 Noodvaccinatie ................................................................................................................... 64
10.1 Inleiding .......................................................................................................................... 64
10.2 Algemene informatie....................................................................................................... 64
10.3 Taken.............................................................................................................................. 67
Module 3 Veterinaire uitvoering

H3 Protocollen

3.1 Inleiding
In dit draaiboek zijn voor iedere afdeling binnen het RCC de werkinstructies beschreven. Deze werkinstructies geven aan wie wat op welk moment moet doen.

Het is van groot belang dat tijdens een uitbraak van een besmettelijke dierziekte strikt volgens op dat moment, door de coördinerend regiodirecteur LNV, vastgestelde protocollen gewerkt wordt. Dit betekent dat op het moment van een uitbraak de dan coördinerend regiodirecteur LNV de reeds beschreven werkinstructies als uitvoeringsprotocol vaststelt.


10
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

3.2 Algemene informatie
· Alle werkzaamheden van de crisisorganisatie moeten uniform en conform de voorschriften en de algemene hygiëneprincipes worden uitgevoerd. · De voorschriften en de hygiëneprincipes zijn verwoord in de protocollen. · Bij het opstellen van de protocollen moet er rekening gehouden worden met de wensen van de uitvoerders en het beleid.
· Protocollen moeten formeel vastgesteld worden en zijn daarna pas van kracht. · Protocollen zijn openbaar.
· Bij veranderingen in de organisatie of in de wijze van uitvoering van de bestrijding wordt de beschrijving van de administratieve organisatie aangepast of er wordt voor nieuwe werkzaamheden zo'n beschrijving gemaakt. De chef de bureau neemt hiertoe het initiatief.

3.3 Taken Bureau Protocollen
Het Bureau protocollen:

· Maakt in opdracht van de coördinerend regio directeur LNV protocollen voor werkzaamheden aan de hand van de in dit draaiboek beschreven instructies en de besluiten van het crisisteam.
· Stemt de inhoud van een aangepast of nieuw protocol af met de hoofden van de betrokken afdelingen van het RCC, met de coördinatoren van betrokken organisaties, met de LNV directies RVV, VVM en JZ en met de crisismanager. · Laat het aangepast of nieuwe protocol vaststellen door de coördinerend regiodirecteur LNV.
· Zorgt voor de registratie en de verspreiding van de protocollen aan alle bij de uitvoering en de bestrijding betrokken diensten, organisaties en afdelingen. · Zorgt voor doorgeleiding van de vastgestelde protocollen naar de directie voorlichting voor externe verspreiding o.a. via het internet. · Past daar waar nodig de in dit draaiboek opgenomen beschrijvingen van onderdelen van de administratieve organisatie aan.
· Maakt een beschrijving van de administratieve organisatie van nieuwe processen. · Stemt de inhoud van deze beschrijvingen af met alle direct betrokken afdelingen van het RCC, in het bijzonder met de chef de bureau.
· Legt de wijziging of de nieuwe beschrijving ter goedkeuring en vaststelling voor aan het hoofd van de afdeling FZ en DZ van RVV Centraal. · Zorgt voor de registratie en de verspreiding hiervan aan alle betrokken afdelingen van het RCC en van RVV Centraal.
· Past de in dit draaiboek opgenomen werkinstructies aan met actuele regionale gegeven die van belang zijn bij de taakuitvoering.


11
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H4 Tracering

4.1 Inleiding
Bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte is het van belang zo snel mogelijk te achterhalen wat de mogelijke infectiebron is. Ook mogelijke verdere verspreiding van de infectie moet in kaart gebracht worden. Dit gebeurt door de afdeling Tracering van het RCC.

Het besmette bedrijf wordt bezocht en alle neerwaartse en opwaartse contacten worden getraceerd. Dit zijn bedrijven waarnaar de besmetting kan zijn verspreid (neerwaarts) of waarvandaan de besmetting kan zijn gekomen (opwaarts).

Hierna wordt een traceringverslag geschreven. Op basis van de gegevens in dit verslag kunnen contactbedrijven door een door de directeur RVV gemandateerde ambtenaar of de Crisismanager verdacht worden verklaard. In het kader van de tracering worden al deze contactbedrijven bezocht en bemonsterd. Zeer risicovolle contacten kunnen preventief geruimd worden.

4.2 Algemene informatie
Doel
Het doel van 1) tracering, 2) het verdacht verklaren van bedrijven en 3) het daaraan verbonden epizoötiologische onderzoek door de afdeling Tracering is: · Opsporing van alle mogelijke contactbedrijven van een besmet bedrijf. Dit zijn bedrijven waarnaar de besmetting kan zijn verspreid (neerwaarts) of vandaan kan zijn gekomen (opwaarts).
· Bezoeken en onder toezicht houden van contactbedrijven en alle andere verdachte bedrijven tot het vermoeden van AI weerlegd is. · Door middel van monsterneming op besmette en verdachte bedrijven een beter inzicht krijgen in de herkomst van de ziekte. Door middel van monsterneming wordt ook getracht de duur van de periode waarin de ziekte aanwezig kan zijn geweest vast te stellen.
· Aanwijzing van preventief te ruimen bedrijven die binnen de ingestelde zone van het besmette bedrijf liggen of waarbij intensieve dier en mens contacten een week voorafgaand aan het besmet verklaren van het bedrijf hebben plaatsgevonden. · Door middel van monsterneming, na onderzoek, op preventief te ruimen bedrijven een uitspraak doen over het wel of niet aanwezig zijn van een besmetting.

Omdat het aviaire influenzavirus ook bij varkens en mensen kan voorkomen, worden bij een uitbraak van AI op een gecombineerd bedrijf (pluimvee / varkens) ook varkens onderzocht (klinisch en serologisch). Indien deze varkens positief zijn worden zij geruimd. Naast het opsporen van alle mogelijke contactbedrijven ten aanzien van het pluimvee vindt dan ook een opsporing van alle mogelijke contactbedrijven van de AI-positieve varkens plaats.

Tevens worden varkensbedrijven in het ingesloten gebied en de mensen in dit gebied getraceerd en onderzocht.


12
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Juridisch kader:

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD):
Art. 15, lid 1: Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op door Onze Minister aangewezen besmettelijke dierziekten bij: a. vee
b. pluimvee
c. bijen
d. nertsen
e. andere dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren f. andere dieren van door Onze Minister voor een termijn van ten hoogste acht maanden aangewezen soorten of categorieën van dieren. Art. 15, lid 4: Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer dieren als verdachte dieren moeten worden aangemerkt. Art. 24: Een door onze Minister aangewezen ambtenaar stelt het tijdstip vast waarop de verdenking is ontstaan dat een dier lijdt aan een besmettelijke dierziekte alsmede het tijdstip waarop deze verdenking eindigt en stelt daarbij tevens vast welke op het bedrijf aanwezige dieren op het tijdstip waarop de verdenking is ontstaan reeds ziek waren en welke dieren op dat tijdstip van de ziekte verdacht waren.

Richtlijn 92/40/EEG (communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza) Artikel 4, lid 2 g) een epizoötiologisch onderzoek wordt verricht overeenkomstig artikel 7. Artikel 4, lid 4 De bevoegde autoriteit kan alle in lid 2 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven, wanneer in verband met de ligging ervan, de plaatselijke situatie of de contacten met het bedrijf waar de ziekte vermoedelijk aanwezig is, voor verontreiniging moet worden gevreesd. Artikel 5, lid 1 Zodra de aanwezigheid van aviaire influenza op een bedrijf officieel is bevestigd, zien de Lidstaten erop toe dat de bevoegde autoriteit eist dat behalve de in artikel 4, lid 2, genoemde maatregelen, ook de volgende maatregelen worden getroffen:
c) wanneer pluimvee tijdens de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte is geslacht, moet het vlees daarvan zoveel mogelijk worden opgespoord en vernietigd; d) broedeieren die gedurende de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte van het bedrijf zijn afgevoerd, moeten worden opgespoord en vernietigd; als die eieren reeds zijn uitgekomen, moet het betrokken pluimvee onder officieel toezicht worden geplaatst; consumptie-eieren die gedurende de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte zijn gelegd en die reeds van het bedrijf zijn afgevoerd, moeten voor zover mogelijk worden opgespoord en vernietigd, tenzij zij voordien afdoende zijn ontsmet.
g) er moet een epizoötiologisch onderzoek worden verricht overeenkomstig artikel 7.
Artikel 5, lid 2 De bevoegde autoriteit kan de in lid 1 genoemde matregelen ook doen gelden voor andere bedrijven wanneer in verband met de liging daarvan, de plaatselijke situatie of de contacten met het bedrijf waar de aanwezigheid van de ziekte is bevestigd, mogelijke besmetting moet worden gevreesd.


13
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Artikel 7, lid 1 Het epizoötiologisch onderzoek heeft betrekking op:
- de duur van de periode waarin aviaire influenza op het bedrijf aanwezig kan zijn geweest;

- de mogelijke oorsprong van aviaire influenza op het bedrijf en de opsporing van de andere bedrijven waar zich pluimvee bevindt dat uit dezelfde bron kan zijn besmet of verontreinigd;

- de verplaatsing van personen, pluimvee of andere dieren, voertuigen, eieren, vlees en kadavers en alle materieel of alle stoffen, waardoor het virus van aviaire influenza van en naar het betrokken bedrijf kan zijn gebracht. Artikel 8, lid 1 Wanneer de officiële dierenarts redenen heeft om aan te nemen dat pluimvee op een bedrijf kan zijn besmet ten gevolge van verplaatsing van personen, dieren of voertuigen, of anderszins, wordt dat bedrijf onder officiële controle geplaatst overeenkomstig lid 2.
Artikel 10 De Lidstaten zien erop toe dat:
a) de bevoegde autoriteit de nodige regelingen treft om de verplaatsingen van eieren en pluimvee te kunnen traceren; b) de pluimvee-eigenaar of ­houder de bevoegde autoriteit desgevraagd de nodige inlichtingen verstrekt over het pluimvee en de eieren die op zijn bedrijf zijn binnengebracht of ervan zijn afgevoerd; c) een ieder die betrokken is bij het vervoer of het in de handel brengen van pluimvee en eieren, de bevoegde autoriteit de nodige inlichtingen kan verstrekken omtrent de verplaatsing van het pluimvee en de eieren die zij hebben vervoerd of in de handel gebracht, en alle desbetreffende bewijsstukken kan overleggen.

Algemene principes van tracering:
· Ieder besmet bedrijf wordt door twee RVV dierenartsen in opdracht van het hoofd Tracering bezocht om alle contacten van dit bedrijf boven water te krijgen. Uiterste nauwkeurigheid, volledigheid en snelheid dienen te worden betracht. · Alle contacten van het besmette bedrijf worden getraceerd tot zes weken voor het vaststellen van de AI besmetting (opwaarts traceren). Indien er op gecombineerde bedrijven (pluimvee/varkens) ook AI-positieve varkens zijn, worden ook alle contacten ten aanzien van de varkens opgespoord. Dit wordt vastgelegd via formulier AI formuliernummer . Tevens worden alle varkensbedrijven en de mensen in het ingesloten gebied onderzocht.
· Alle contacten uit de periode na introductie van de besmetting worden getraceerd (neerwaarts traceren).
· De beide RVV dierenartsen werken meteen de verkregen informatie uit en maken een traceringverslag AI waarin alle contacten van het besmette bedrijf vermeld staan en sturen dit verslag op aan het hoofd Tracering. · De AID maakt een rapport over contacten door vervoersbewegingen van het besmette bedrijf en bespreekt de eindrapportage met de afdeling Tracering. · De contactbedrijven worden door een traceringsteam (= RVV-dierenarts + medewerker tracering) van de afdeling Tracering zo spoedig mogelijk bezocht. Prioriteit wordt volgens onderstaande criteria bepaald:

- Direct diercontact

- Intensief persoonscontact, waaronder KI (b.v. bij reproductiedieren kalkoenen). Het betreft in het algemeen de volgende personen: gezinsleden, familieleden, dierenartsen, handelaren, pluimveevervoerders, voorlichters, voerleveranciers, collega- pluimveehouders, loonwerkers, monteurs, chauffeurs, los- en laadploegen, overige bedrijfsbezoekers. Met name wordt zich ook geïnformeerd naar bezoekers, die thuis siervogels / postduiven / wilde vogels houden. Het onderzoek wordt beperkt tot die mensen die direct contact met de dieren / kadavers / uitwerpselen (mest) gehad hebben.


14
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Tevens zijn ook materiaalcontacten belangrijk. Hierbij moet o.a. gedacht worden aan geleende voorwerpen (flacons, etc.) medicijnen, injectiespuiten, spray-apparatuur (inentingen) en ander materiaal, welk in direct contact met de verdachte / besmette dieren geweest kan zijn.
Ook deelnemers aan tentoonstellingen van vogels, evenementen voor vogels, vogelmarkten en wedstrijdvluchten van duiven worden getraceerd indien AI ook bij duiven of vogels opgetreden is.
· Tijdens het bedrijfsbezoek vult het traceringsteam de verkregen informatie in de volgende formulieren in:
1. traceringsverslag
2. rapport AI besmet bedrijf (AI 02)
3. rapport AI tracering vervoerder (AI03)
4. rapport AI tracering handelaar / commissionair (AI 04) 5. rapport AI tracering persoonscontacten (AI 05 ) · Één traceringsteam bezoekt alle contactbedrijven en afhankelijk van een mogelijke besmetting worden deze bedrijven verdacht verklaard door middel van een standaardbrief ondertekend door de Crisismanager. Intensieve contactbedrijven, zowel binnen en buiten het ingesloten gebied, worden tevens verdacht verklaard. · Meldingen van verdenking en bedrijven waarvan de onderzoeksuitslagen dubieus zijn, worden ook bezocht door een traceringsteam (dubieus is hier niet duidelijk positief). · Van ieder besmet bedrijf wordt een UBN-dossier bijgehouden door de afdeling Tracering. Hierin wordt alle verkregen informatie met betrekking tot het besmette bedrijf opgenomen. De afdeling onderhoudt een kopie van het UBN-dossier en stuurt alle originele naar de afdeling Algemene Administratie van het Crisiscentrum waar het per UBN-dossier wordt gearchiveerd en gecontroleerd op volledigheid en juistheid. · Alle administratieve bescheiden worden gearchiveerd (preventief ruimen, ruimen, tracering) in het per UBN gemaakte dossier per afdeling. · Voor tracering van contacten van verdachte / besmette dierentuinen wildparken en bijzondere gevallen van tentoonstellingen van vogels / siervogels zie bijlagen "dierentuinen, wildparken en siervogels". Zie tevens hoofdstuk "AI bij niet bedrijfsmatig gehouden pluimvee / vogels" . · Per dag wordt een aan de hand van de doorgevoerde mutaties een formulier ,,Mutaties afdeling tracering,, uitgedraaid en geparafeerd door het hoofd van de afdeling Tracering. Het originele formulier en het AI 01 (Rapport AI ­verdacht bedrijf ) worden doorgegeven aan de Algemene Administratie van het Crisiscentrum voor verificatie en dossiervorming. Een kopie wordt bewaard in een map Mutaties van de afdeling Tracering.
· De gegevens worden verwerkt in Diezies waarin deze gekoppeld zijn aan het bedrijf. Het bedrijf krijgt de status ,,verdacht,, in het databestand. Wanneer het originele formulier ,,Mutaties afdeling tracering,, verwerkt is door de algemene Administratie, en is teruggekomen van het secretariaat met het briefnummer, wordt het briefnummer toegevoegd in Diezies.
· De afdeling Tracering controleert of mutaties integraal correct zijn verwerkt. De definitieve controle van alle formulieren en invoer van gegevens in Diezies wordt gedaan door de afdeling Algemene Administratie. Fouten worden teruggekoppeld aan de unit Tracering opdat deze door de afdeling Tracering hersteld kunnen worden. · In principe zijn opwaartse contacten die hebben plaats gevonden meer dan 14 dagen vermeerderd met het aantal dagen dat de oudste laesies bestaan en de neerwaartse contacten die meer dan 14 dagen geleden hebben plaats gevonden niet van belang tenzij de crisismanager anders beslist.


15
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Het verdacht verklaren van bedrijven van AI:

Een bedrijf wordt verdacht verklaard indien:

- Tijdens een bedrijfsbezoek mogelijke verschijnselen van AI door de RVV-dierenarts zijn waargenomen en er materiaal voor onderzoek is genomen. Het bedrijf wordt door de RVV-dierenarts mondeling verdacht verklaard. Daarna wordt het formulier AI ingevuld door de RVV dierenarts, wordt de afdeling Tracering op de hoogte gesteld van de mondeling verdachtverklaring. De schriftelijke bevestiging (verdachtbrief) van de verdachtverklaring van het bedrijf wordt vanuit de afdeling Tracering aan de markeerder meegegeven. De markerder overhandigt deze verklaring aan de bedrijfseigenaar of diens vertegenwoordiger vóór het markeren van het bedrijf.

- Er sprake is van intensieve contacten met een besmet bedrijf en er gerede kans bestaat dat de infectie is overgedragen (bijv. diercontacten, verzorgers die op beide bedrijven werken, dierenarts). De beslissing hierover wordt door de afdeling Tracering op basis van de informatie op de formulieren AI o1 (Rapport AI ­verdacht bedrijf), AI 02 (Rapport AI ­besmet bedrijf), AI 03 (Rapport AI ­Tracering vervoerder), AI 04 (Rapport AI ­Tracering Handelaar / Commissionair) en AI 05 (Rapport AI ­ Tracering persoonscontacten) genomen.
- Het bedrijf preventief geruimd zal worden, dat binnen de ingestelde zone van het besmette bedrijf ligt of waarbij intensieve dier en mens contacten een week voorafgaand aan het besmet verklaren van het bedrijf hebben plaatsgevonden;
- Op een slachthuis pluimvee van dat bedrijf met verdachte verschijnselen wordt aangetroffen.

Alleen een RVV dierenarts kan een bedrijf mondeling verdacht verklaren. Dit houdt in dat als de practicus van het bedrijf tijdens een traceringsbezoek een verdenking constateert, hij direct telefonisch contact opneemt met het hoofd van de afdeling Tracering. De afdeling Tracering meldt deze verdenking aan het NCC en stuurt een RVV-dierenarts voor onderzoek naar het bedrijf. De RVV-dierenarts die het bedrijf na deze melding onmiddellijk bezoekt, verklaart na de bevindingen geverifieerd te hebben het bedrijf verdacht. Op het betreffende inspectierapport vermeldt hij ,,verdacht verklaren,, en een datum voor hercontrole. De RVV- dierenarts dateert en parafeert het rapport. Het secretariaat stuurt een standaardbrief verdachtverklaring aan het bedrijf. Deze brief is gebaseerd op de gegevens in het inspectierapport.

4.3 Taken
Hoofd Tracering:
· Maakt deel uit van het Crisisteam (management). · Zorgt voor schriftelijke berichtgeving door middel van officiële besmetbrieven aan besmette bedrijven via het secretariaat.
· Communiceert met Kringdirecteur, RVV Centraal, ID-Lelystad, GD en AID. · Communiceert met de afdelingen Screenen, Secretariaat, Financiële Administratie, Algemene Administratie (dossiervorming) en de Afdeling Automatisering. · Rapporteert aan Kringdirecteur/Crisismanager RVV. · Informeert afdelingen Ruiming en Taxatie en draagt zorg voor de benodigde gegevens en formulieren van de te ruimen bedrijven.
· Coördineert alle activiteiten van de afdeling Tracering. · Zorgt voor de personele bezetting in samenspraak met de afdeling Personeelszaken · Verdeelt taken en bevoegdheden
· Draagt zorg voor het te gebruiken materiaal.
· Zorgt ervoor dat onderzoek wordt uitgevoerd.


16
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Geeft op basis van traceringverslagen opdrachten aan de unit Bedrijfsbezoeken van de afdeling.
· Is regelmatig aanwezig bij briefen en debriefen. · Is verantwoordelijk voor de juistheid van de rapportage door de medewerkers van de afdeling tracering.
· Volgt de controleprocedures voor de invoer van data, waardoor een goede kwaliteit van de handmatig in te voeren gegevens gewaarborgd en bewaakt wordt.

Unit Tracering besmette bedrijven:
· Zorgt voor prioritering in de planning en uitvoering van bedrijfsbezoeken van besmette bedrijven.
· Traceert opwaartse en neerwaartse contacten van het besmette bedrijf · Vraagt bij de GD routes van contacten op uit het I&R.-systeem · Communiceert met AID over routes en persoonscontacten · Geeft aan welke bedrijven verdacht verklaard moeten worden op basis van de traceringsverslagen.
· Op basis van de door de Veldmedewerkers gemaakte traceringverslag van ieder besmet bedrijf zorgt de Unit Tracering voor verspreiding (RVV Centraal, preventief ruimen, leiding en AID). Eén exemplaar wordt in het bedrijfsdossier gearchiveerd. · Zorgt voor het volledig maken van bedrijfsdossiers in samenwerking met secretariaat of administratie
· Maakt analyse van risicobedrijven ten behoeve van preventief ruimen en bereidt preventieve ruimingen voor.
· Maakt een prioriteitstelling voor bezoeken van contactbedrijven. Zie werkinstructie prioritering traceringsbezoeken AI .
· Onderhoudt contact met ID-Lelystad en het Bureau Monsterneming. · Ontvangt en verwerkt uitslagen van besmette en verdachte bedrijven. · Verzamelt gegevens ten behoeve van epidemiologie. · Stuurt de RVV dierenartsen op pad ( briefen) en ontvangt ze terug (debriefen).

Unit Bedrijfsbezoeken afdeling Tracering:
· Zorgt voor planning van bedrijfsbezoeken aan contact bedrijven, verdachte bedrijven en bedrijven in onderzoek in overleg met de Unit Tracering. · Zorgt voor inspectierapporten AI 01 en AI 02 (verdacht en besmet bedrijf). · Controleert de volledigheid van de NCD rapportages door middel van briefing en debriefing.
· Zorgt voor briefing en debriefing van tracerings- en bloedtapteams / monsternameteams.
- bijhouden inschrijf/ -aanwezigheidslijst veldwerkteams.
- Introductie briefing nieuwe veldwerkteams (in overleg met hoofd Screening en de afdeling PZ).

- Zorgt voor materiaaluitgifte aan veldwerkteams en controleert materialen. · Monstername regelen van besmette en preventief te ruimen bedrijven. · Verwerkt statusveranderingen van bedrijven en geeft deze door aan afdeling Screening. · Zorgt voor verdacht verklaren/opheffen verdachtstatus bedrijven door middel van modelbrieven in samenspraak met de het Secretariaat · Zorgt voor invoeren gegevens in database en eigen archief en beheert deze. · Handelt meldingen van practici af.
· Onderhoudt contact met ID-Lelystad en het Bureau Monsterneming. · Helpt bij het opstellen van routes van de door een traceringteam te bezoeken contactbedrijven.


17
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Geeft via het Hoofd Tracering de lange termijn behoefte aan van het personeel en de het benodigde materiaal. Korte termijn planning wordt wekelijks doorgegeven aan het Hoofd Tracering en de afdeling Personeelszaken. Dit geldt tevens voor de te gebruiken materialen van de afdeling Middelenbeheer en Inkoop. Aangezien de monstername op besmette en preventief te ruimen bedrijven voorrang heeft en het aantal nieuwe besmettingen niet van tevoren is aan te geven, zal er zo mogelijk geschoven moeten worden met personeel.
· Maakt een korte termijn planning per dag en geeft aanpassingen elke dag door aan de afdeling middelenbeheer/inkoop en personele zaken. · Maakt dagelijks overzichtslijsten van de traceringbedrijven, sorteert deze naar postcode en grootte en maakt routes per team.
· Zorgt voor recent en gedetailleerd kaartmateriaal en bereidt tracerings-documentensets per team voor.
· Gebruikt na het invoeren en bijwerken van bedrijfsgegevens in de database de notities van debriefing voor verificatie van de juistheid van de ingevulde gegevens. Let hierbij ook op bedrijven, die geen verdachtstatus meer hebben. · Maakt in overleg met het hoofd tracering duidelijke afspraken met betrekking tot controleprocedures op juiste en volledige data-invoer. Deze procedures worden schriftelijk vastgelegd. Elke data-invoer wordt door een andere persoon gecontroleerd. · Opbouw van een (copie) archief tracering op basis van besmette bedrijven (haardnummer); werk bedrijfsdossiers bij.
· Voor alle dierenartsen, die voor tracering werkzaamheden verrichten, dient een register te worden bijgehouden met identificatie (naam, adres, woonplaats), handtekening en paraaf.

Veldmedewerkers Tracering:
· Zijn aanwezig bij de briefing en debriefing.
· Dragen zorg voor een het invullen van inspectierapporten AI. · Ontvangst benodigde materialen van het magazijn. · Tellen en rubriceren het pluimvee / vogels onder in acht name van de aanwezige bedrijfsadministratie op ieder bezocht bedrijf en maken een bedrijfsplattegrond. Een bedrijfsplattegrond bestaat uit een overzichtstekening, waarin de ligging van alle bedrijfsgebouwen ten opzichte van de wegen en de buurtbedrijven zichtbaar wordt (eventueel 2 overzichten bij grote bedrijven). In een detailtekening worden de stallen met daarin de
hokstructuur weergegeven. Noteren in deze detailtekening het staltype (batterij, scharrelstal,
voliérestal, virginiastal, enz.). Indien er andere dieren (b.v. schapen in de wei) in de nabijheid
van de stallen aanwezig zijn worden deze in de overzichtsplattegrond ingetekend. · Neemen monsters op besmette, preventief te ruimen, en andere contactbedrijven en sturen die volgens protocol / instructies op naar ID-Lelystad. · Tekenen voor de juistheid van de verzamelde informatie.

Unit Epidemiologie:
· Zorgt voor uitvoering van epizoötiologisch onderzoek (eventueel in samenwerking met de AID).
· Maakt rapportages voor het te voeren beleid tijdens een crisissituatie. · Ondersteunt de afdeling tracering bij het begin van de epidemie met het zoeken naar de oorsprong van introductie aangifteplichtige ziekte; · Antidateert het infectie moment op het besmette bedrijven. De resultaten van het diagnostisch onderzoek bij ruiming en de gegevens van het meteorologisch computerprogramma worden gebruikt in een epizoötiologisch model. · Formuleert vragen voor een tweede traceringbezoek (naar aanleiding van het waargenomen infectiepatroon: waar is de infectie binnen gekomen en wanneer?).


18
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Ondersteunt de CVO, de leden crisisstaf en de crisisstaf met epizoötiologische kennis. · Onderhoudt contact met ID-Lelystad met betrekking tot uitwisseling van urgente informatie.
· Geeft meest waarschijnlijke contacten aan, die hebben geleid tot besmetting van het bedrijf.
Kwantificeert in de tijd de verspreiding van de epidemie tussen de bedrijven. · Evalueert de bestrijdingsmaatregelen aan de hand van de gekwantificeerde verspreiding van de epidemie m.b.v. epizoötiologische modellen. · Geeft advies over aanscherping van bestrijdingsmaatregelen en het verwachte effect daarvan.
· Schat de tijdsduur tot het uitdoven van de epidemie. Schat het aantal bedrijven dat nog geïnfecteerd zal raken aan de hand van de gekwantificeerde verspreiding van de epidemie.
· Legt alle contacten vanuit besmette naar nog niet besmette bedrijven vast met bijbehorende XY- coördinaten. Hiermee kan na analyse de bijdrage van de verschillende typen contacten aan de epidemie worden gekwantificeerd. Indien maar een klein deel van de variatie van de epidemie verklaard kan worden door deze contacten, doet de Unit Epidemiologie voorstellen over het vastleggen van andere contacten. · Stelt vast of de bedrijfsantidateringen overeenstemmen met de ideeën over de eigenschappen van de virusstam, die de epidemie veroorzaakt. · Verzorgt presentaties m.b.t. epizoötiologische aspecten van de uitbraken voor buitenlandse genodigden in de erkende Engelse taal (EU-commissie etc.).

19

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H5 Screening

5.1 Inleiding

Bij een uitbraak van AI veroorzaakt zowel door het hoogpathogen als ook het laagpathogen AI-virus is het van belang om zo snel mogelijk een indruk te krijgen van de mogelijke verspreiding van het virus. Hiertoe worden alle bedrijven binnen het beschermingsgebied bezocht door medewerkers van de afdeling Screening. Tijdens dit bezoek wordt een grondige klinische inspectie uitgevoerd. Wanneer verdachte klinische verschijnselen worden geconstateerd dan worden monsters genomen voor verder onderzoek. Het totale gebied waar een vervoersverbod heerst, wordt een ingesloten gebied genoemd. Bij een uitbraak van AI op een gecombineerd bedrijf (pluimvee / varkens) worden varkens serologisch onderzocht op een besmetting met het AI-virus. Voor het aantal te nemen monster bij varkens worden de bedrijven in twee categorieën ingedeeld:
Categorie 1: Bedrijven t/m 60 varkens (onafhankelijk van het type bedrijf). Categorie 2: Bedrijven met meer dan 60 varkens (onafhankelijk van het type bedrijf).

Bij bedrijven van categorie 1 worden van alle varkens bloedmonsters genomen. Bij bedrijven van categorie 2 worden van 60 varkens bloedmonsters genomen.

Verder wordt gehandeld volgens werkinstructie 'Monsterneming AI'.

Als er serologisch positieve varkens zijn, dan worden alle varkens op het bedrijf geruimd en varkensbedrijven in de omgeving en de mensen in het ingesloten gebied onderzocht. De onderzoek van mensen in het ingesloten gebied wordt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) georganiseerd. Als de varkens serologisch negatief zijn, dan worden nogmaals 14 dagen na het ruimen van het pluimvee bloedmonsters van varkens onderzocht.

Bij een positieve uitslag van dit tweede onderzoek worden alle varkens op het bedrijf geruimd en varkensbedrijven in de omgeving en de mensen in het ingesloten gebied onderzocht.

5.2 Algemene informatie
Doel van screening
De screening van AI kan worden verdeeld in inventarisatie-, vervolg- en eindscreening. · Inventarisatiescreening:
Door middel van klinisch onderzoek en eventueel bloedonderzoek zo snel mogelijk een goede indruk krijgen van de mogelijke verspreiding van het AI-virus en het inventariseren van de exacte aantallen dieren binnen het beschermingsgebied met een straal van ten minste 3 km.
· Vervolgscreening:
Door middel van regelmatige bedrijfsbezoeken op de hoogte blijven van de aantallen gevoelige dieren en de mogelijke verspreiding van virus in het gebied. · Tussen- of eindscreening:
Klinisch onderzoek en monsterneming voor serologisch en / of virologisch onderzoek op bedrijven binnen het ingesloten gebied als een van de voorwaarden voor het opheffen van de beperkende maatregelen.

20

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Juridisch Kader

Richtlijn 92/40/EEG
Art. 4, lid 1 De Lidstaten zien erop toe dat, wanneer er zich op een bedrijf van aviaire influenza verdacht pluimvee bevindt, er onverwijld voor zorgt dat een officieel onderzoek wordt ingesteld om na te gaan of deze ziekte al dan niet aanwezig is, waarbij hij er met name voor moet zorgen dat de nodige monsters voor laboratoriumonderzoek worden genomen. Art. 4, lid 2 Zodra van het vermoeden van besmetting aangifte is gedaan laat de bevoegde autoriteit het bedrijf onder officieel toezicht plaatsen en eist zij met name dat: a) voor alle categorieën pluimvee op het bedrijf per categorie wordt opgetekend hoeveel dieren zijn gestorven, hoeveel dieren klinische symptomen vertonen en hoeveel dieren geen symptomen vertonen: deze optekening moet worden bijgewerkt om rekening te houden met het pluimvee dat in de periode dat het vermoeden bestaat, geboren dan wel gestorven is; deze gegevens moeten worden bijgewerkt en desgevraagd overgelegd en kunnen bij elk inspectiebezoek worden gecontroleerd; b) alle pluimvee op het bedrijf wordt geïsoleerd in de lokalen waarin het gehuisvest of op een andere daarvoor geschikte plaat, en geen contact heeft met andere vogels; c) geen pluimvee op het bedrijf wordt binnengebracht of van het bedrijf wordt afgevoerd;
d) behoudens toestemming van de officiële dierenarts,
- elke verplaatsing van personen, van andere dieren en van voertuigen van en naar het bedrijf wordt verboden,
- het afvoeren uit het bedrijf van vlees of kadavers van pluimvee, van diervoeders, materiaal, afval, uitwerpselen, stromest of andere objecten waardoor het virus van aviaire influenza kan worden overgedragen, wordt verboden;
e) geen eieren van het bedrijf worden afgevoerd, met uitzondering van eieren die rechtstreeks worden gezonden naar een erkende inrichting voor de vervaardiging en / of de behandeling van eiproducten overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 89/437/EEG (7), en die vervoerd worden overeenkomstig een door de bevoegde instantie verleende vergunning. Deze vergunning moet voldoen aan de voorschriften van bijlage I; f) wordt gezorgd voor de nodige ontsmettingsvoorzieningen bij de in- en uitgangen van de gebouwen waar het pluimvee is gehuisvest, en van het bedrijf zelf;
g) een epizoötiologisch onderzoek wordt verricht overeenkomstig artikel 7. Artikel 4, lid 3 Totdat de in lid 2 genoemde officiële maatregelen zijn vastgesteld, doet de eigenaar of houder van pluimvee waarbij de aanwezigheid van de ziekte wordt vermoed, alles wat redelijkerwijze mogelijk is om aan het bepaalde in lid 2, met uitzondering van punt g), te voldoen. Artikel 4, lid 4 De bevoegde autoriteit kan alle in lid 2 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven, wanneer in verband met de ligging ervan, de plaatselijke situatie of de contacten met het bedrijf waar de ziekte vermoedelijk aanwezig is, verontreiniging moet worden gevreesd. Artikel 4, lid 5 De in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen worden pas opgeheven wanneer de officiële dierenarts de vermoedelijke aanwezigheid van aviaire influenza heeft weerlegd.

21

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Artikel 5, lid 1 Zodra de aanwezigheid van aviaire influenza op een bedrijf officieel is bevestigd, zien de Lidstaten erop toe dat de bevoegde autoriteit eist dat behalve de in artikel 4, lid 2, genoemde maatregelen, ook de volgende maatregelen worden getroffen: a) alle op het bedrijf aanwezige pluimvee moet onmiddellijk ter plaatse worden afgemaakt. Alle gestorven dieren, alle afgemaakte dieren en alle eieren op het bedrijf moeten worden vernietigd. Bij het afmaken en vernietigen moet verspreiding van de ziekte zoveel mogelijk worden voorkomen;
b) alle stoffen of afvallen, met name voeder, strooisel en mest, die mogelijk zijn verontreinigd, moeten worden vernietigd of worden behandeld; deze behandeling, die moet worden uitgevoerd overeenkomstig de instructies van de officiële dierenarts, moet garanderen dat het eventueel aanwezige virus van aviaire influenza wordt vernietigd; c) wanneer pluimvee tijdens de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte is geslacht, moet het vlees daarvan zoveel mogelijk worden opgespoord en vernietigd; d) broedeieren die gedurende de vermoedelijke incubatietijd van de ziekte van het bedrijf zij afgevoerd, moeten worden opgespoord en vernietigd; als die eieren reeds zijn uitgekomen, moet het betrokken pluimvee onder officieel toezicht worden geplaatst; consumptie-eieren die gedurende de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte zijn gelegd en die reeds zijn afgevoerd, moeten voor zover mogelijk worden opgespoord en vernietigd, tenzij ze voordien afdoende zijn ontsmet. e) na uitvoering van de onder a) en b) genoemde werkzaamheden, moeten de gebouwen waar het betrokken pluimvee is gehuisvest, alsmede de omgeving daarvan, de gebruikte vervoermiddelen en al het andere materieel dat kan zijn verontreinigd, worden schoongemaakt en ontsmet overeenkomstig artikel 11; f) na uitvoering van de onder e) genoemde werkzaamheden, moet een leegstand van ten minste 21 dagen in acht worden genomen voordat weer pluimvee op het bedrijf wordt binnengebracht; g) er moet een epizoötiologisch onderzoek worden verricht overeenkomstig artikel 7.
Artikel 5, lid 2 De bevoegde autoriteit kan de in lid 1 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven wanneer in verband met de ligging daarvan, de plaatselijke situatie of de contacten met het bedrijf waar de aanwezigheid van de ziekte is bevestigd, mogelijk besmetting moet worden gevreesd. Artikel 6 Indien er op een besmet bedrijf twee of meer afzonderlijke koppels zijn, kan de bevoegde autoriteit, op basis van door de Commissie volgens de procedure van artikel 21 vastgestelde criteria, voor de gezonde koppels een uitzondering op het bepaalde in artikel 5, lid 1, toestaan, voor zover door de officiële dierenarts is bevestigd dat de op het bedrijf verrichte werkzaamheden van zodanige aard zijn dat de koppels op het vlak van huisvesting, verzorging en voedering volledig zijn gescheiden, zodat het virus zich niet van het ene naar het andere koppel kan verspreiden. Artikel 7, lid 1 Het epizoötiologisch onderzoek heeft betrekking op:
- de duur van de periode waarin aviaire influenza op het bedrijf aanwezig kan zijn geweest;

- de mogelijke oorsprong van aviaire influenza op het bedrijf en de opsporing van de andere bedrijven waar zich pluimvee bevindt dat uit dezelfde bron kan zijn besmet of verontreinigd;

- de verplaatsingen van personen, pluimvee of andere dieren, voertuigen, eieren, vlees en kadavers en alle materieel of alle stoffen, waardoor het virus van aviaire influenza van en naar het betrokken bedrijf kan zijn gebracht.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Artikel 7, lid 2 Met het oog op een volledige coördinatie van alle maatregelen om aviaire influenza zo snel mogelijk uit te roeien en voor het uitvoeren van het epizoötiologisch onderzoek, wordt een crisiseenheid opgericht. De algemene voorschriften inzake de nationale crisiseenheden en de communautaire crisiseenheden worden op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Raad vastgesteld.

Artikel 8, lid 1 Wanneer de officiële dierenarts redenen heeft om aan te nemen dat pluimvee op een bedrijf kan zijn besmet ten gevolge van verplaatsingen van personen, dieren of voertuigen, of anderszins, wordt dat bedrijf onder officiële controle geplaatst overeenkomstig lid 2. Artikel 8, lid 2 De officiële controle heeft ten doel om elke mogelijke aanwijzing van aviaire influenza onmiddellijk te ontdekken, de nodige tellingen te verrichten, de verplaatsingen van het pluimvee te controleren en zo nodig de in lid 3 vastgestelde maatregelen toe te passen. Artikel 8, lid 3 Wanneer een bedrijf onder officiële controle is geplaatst als bedoeld in lid 2, verbiedt de bevoegde autoriteit dat pluimvee van het bedrijf wordt afgevoerd, tenzij om onder officieel toezicht rechtstreeks naar een slachterij te worden gebracht en daar onmiddellijk te worden geslacht. Voordat daartoe toestemming wordt gegeven moet de officiële dierenarts alle pluimvee klinisch hebben onderzocht om de aanwezigheid van aviaire influenza op dat bedrijf uit te sluiten. De in dit artikel bedoelde beperkingen op verplaatsingen zijn van toepassing gedurende 21 dagen, te rekenen vanaf de laatste dag waarop besmetting kan hebben plaatsgevonden. Artikel 8, lid 4 Wanneer de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de omstandigheden het toelaten, kan zij de in dit artikel bedoelde maatregelen beperken tot een gedeelte van het bedrijf en tot het pluimvee dat zich in dat gedeelte bevindt, voor zover de dieren er volledig afzonderlijk worden gehuisvest, verzorgd en gevoederd, en het daarbij betrokken personeel alleen daar werkzaam is. Artikel 9, lid 1 Zodra de diagnose van aviaire influenza officieel is bevestigd, zien de Lidstaten erop toe dat de bevoegde autoriteit rond het besmette bedrijf een besmettingsgebied afbakent, bestaande uit een beschermingsgebied met een straal van tenminste 3 km en een toezichtsgebied met een straal van ten minste 10 km. Bij de instelling van deze gebieden moet rekening worden gehouden met factoren van geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische aard in verband met aviaire influenza alsmede met de controlestructuren.
Artikel 9, lid 2 In het beschermingsgebied gelden met name de volgende maatregelen: a) alle bedrijven in het gebied waar pluimvee wordt gehouden, worden geïdentificeerd;
b) alle bedrijven waar pluimvee wordt gehouden, worden op gezette tijden bezocht, waarbij het pluimvee klinisch wordt onderzocht en, voor zover nodig, monsters voor laboratoriumonderzoek worden genomen; de gegevens en de resultaten van die bezoeken moeten worden geregistreerd;
c) het pluimvee moet in de lokalen blijven waarin het is gehuisvest, of op een andere plaats waar het kan worden geïsoleerd; d) bij de in- en uitgangen van de bedrijven dienen adequate ontsmettingsvoorzieningen beschikbaar te zijn; e) verplaatsingen van personen die in contact komen met pluimvee, pluimveekadavers en eieren, en van voertuigen waarmee pluimvee, pluimveekadavers en eieren binnen het gebied worden vervoerd, worden gecontroleerd; in het algemeen wordt alle vervoer van pluimvee verboden, met uitzondering van doorvoer via de hoofdwegen of hoofdlijnen van het spoorwegennet;

23

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

f) pluimvee en broedeieren mogen niet van de bedrijven waar ze zich bevinden, worden afgevoerd, tenzij de bevoegde autoriteit toestemming heeft verleend voor het vervoer van: i) pluimvee naar een slachterij die bij voorkeur gelegen is binnen het besmette gebied of, indien dit niet mogelijk is, naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachterij buiten dat gebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht. Het vlees van dit pluimvee wordt voorzien van het bijzondere merk als bedoeld in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 91/494 EEG (8); ii) eendagskuikens en legrijpe kippen naar een bedrijf binnen het toezichtsgebied waar geen ander pluimvee aanwezig is. Het betrokken bedrijf wordt onder officieel toezicht geplaatst als bedoeld in artikel 8, lid 2; iii) broedeieren naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen broederij; vóór verzending moeten de eieren en de verpakkingen worden ontsmet.
Het onder i), ii) en iii) bedoelde vervoer moet rechtstreeks en onder officieel toezicht geschieden. Het vervoer mag slechts worden toegestaan nadat de officiële dierenarts op het bedrijf een gezondheidsinspectie heeft verricht.De gebruikte vervoermiddelen moeten vóór en na gebruik worden gereinigd en ontsmet; g) gebruikt strooisel en pluimveemest mogen niet zonder toestemming worden afgevoerd en verspreid; h) jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere evenementen waarbij pluimvee of ander vogels worden bijeengebracht, worden verboden. Artikel 9, lid 3 De maatregelen in het beschermingsgebied mogen ten vroegste worden opgeheven 21 dagen nadat op het besmette bedrijf de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 11. Het beschermingsgebied maakt vanaf dat ogenblik deel uit van het toezichtsgebied.
Artikel 9, lid 4 In het toezichtsgebied gelden met name de volgende maatregelen: a) alle bedrijven in het gebied, waar pluimvee wordt gehouden, worden geïdentificeerd;
b) verplaatsingen van pluimvee en broedeieren binnen het gebied worden gecontroleerd;
c) het pluimvee mag de eerste vijftien dagen het gebied niet verlaten, tenzij om rechtstreeks te worden vervoerd naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachterij buiten het toezichtsgebied. Het vlees van dit pluimvee wordt voorzien van het bijzondere merk als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 91/494/EEG; d) broedeieren mogen het toezichtsgebied niet verlaten, tenzij om naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen broederij te worden gebracht. Vóór verzendingen moeten de eieren en de verpakkingen worden ontsmet;
e) gebruikt strooisel en pluimveemest mogen niet uit het gebied worden afgevoerd;
f) jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere evenementen waarbij pluimvee of andere vogels worden bijeengebracht, worden verboden: g) onverminderd het bepaalde onder b) en c) wordt het vervoer van pluimvee binnen het gebied verboden; met uitzondering van doorvoer via de hoofdwegen of de hoofdlijnen van het spoorwegnet. Artikel 9, lid 5 De maatregelen in het toezichtsgebied worden ten vroegste opgeheven 30 dagen nadat op het besmette bedrijf de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 11.

24

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Artikel 9, lid 6 Indien deze gebieden op het grondgebied van verschillende Lidstaten zijn gelegen, bakenen de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lidstaten de in lid 1 bedoelde gebieden af in onderling overleg. Zo nodig worden het beschermingsgebied en het toezichtsgebied evenwel afgebakend volgens de procedure van artikel 21.

Algemene principes van Screening
· In het kader van de inventarisatiescreening worden eerst alle bedrijven in het beschermingsgebied bezocht door het Screeningsteam (RVV-dierenarts en een medewerker). Hierbij worden de volgende werkinstructies gevolgd:
- werkinstructie `Hygiëneregels bij bedrijfsbezoeken';
- werkinstructie `Tellen en rubriceren van dieren';
- werkinstructie `Inventarisatie- / vervolgscreening';
- werkinstructie `Tussen- / eindscreening';
- werkinstructie `Bedrijfsbezoeken'.
Besmette bedrijven worden opgespoord aan de hand van geconstateerde klinische verschijnselen en monsterneming. De GD levert gegevens aan over het aantal bedrijven in het gebied. Additionele informatie (b.v. over koppels) kan worden gevraagd bij het KIP- computerbestand van het PVE. Het aantal gevoelige dieren in deze gebieden wordt vastgesteld door de RVV-dierenarts en genoteerd in het screeningsverslag. · Worden bij een screeningsbezoek klinische verschijnselen bij pluimvee geconstateerd, dan wordt altijd telefonisch contact opgenomen met het hoofd afdeling Screening. De aanwezigheid van klinische verschijnselen betekent dat het bedrijf daardoor automatisch verdacht wordt verklaard.
Het hoofd van afdeling Screening geeft bij melding van klinische verschijnselen meteen opdracht aan de meldende dierenarts om monsters voor onderzoek te nemen. Dit materiaal wordt naar het ID-Lelystad verstuurd voor onderzoek op het viraal antigeen van het AI-virus.
Betreffende de monsterneming (soort, aantallen, uitvoering, enz.) zie bijlage werkinstructie inventarisatie- / vervolgscreening. · Tijdens de inventarisatiescreening wordt de pluimvee- of vogelhouder door de RVV- dierenarts op zijn verplichting gewezen, om elke mutatie t.a.v. het aantal dode en zieke dieren bij te houden. Bij het optreden van verdachte symptomen meldt hij dit direct bij het centrale meldpunt LNV of bij de RVV-kringdirecteur van het kring in wiens zijn bedrijf gelegen.
· Bij een uitbraak van AI op een gecombineerde bedrijf (pluimvee / varkens) worden varkens serologisch onderzocht op een besmetting met het AI-virus. Voor het aantal te nemen monsters bij varkens worden de bedrijven in twee categorieën ingedeeld:
Categorie 1: Bedrijven t/m 60 varkens (onafhankelijk van het type bedrijf). Categorie 2: Bedrijven met meer dan 60 varkens (onafhankelijk van het type bedrijf). Bij bedrijven van categorie 1 worden van alle varkens bloedmonsters genomen. Bij bedrijven van categorie 2 worden van 60 varkens bloedmonsters genomen. Verder wordt gehandeld volgens werkinstructie Monstername AI. Als er serologisch positieve varkens zijn, dan worden alle varkens op het bedrijf geruimd en varkensbedrijven in de omgeving en de mensen in het ingesloten gebied onderzocht. De onderzoek van mensen in het ingesloten gebied wordt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) georganiseerd. Als de varkens serologisch negatief zijn, dan worden nogmaals 14 dagen na het ruimen van het pluimvee bloedmonsters van varkens onderzocht. Bij een positieve uitslag van dit tweede onderzoek worden alle varkens op het bedrijf geruimd en varkensbedrijfven in de omgeving en de mensen in het ingesloten gebied onderzocht.

25

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Het screeningsteam wordt gebriefd en gedebriefd door de Unit Bedrijfsbezoek van de afdeling Screening. Een zorgvuldige en vakkundige briefing en debriefing is noodzakelijk om alle gegevens vast te leggen en verlies van waardevolle informatie te voorkomen. De briefing en debriefing wordt vastgelegd in een rapportage door de Unit Bedrijfsbezoeken. Over de werkwijze ten aanzien van briefing en debriefing zie hieronder. · In het kader van de vervolgscreening is herhaald bezoek (één keer per twee weken) aan alle bedrijven in het ingesloten gebied nodig. Dit om verdere besmettingen snel op te sporen en tevens op de hoogte te blijven van het aantal aanwezige dieren in het gebied. · De vervolgscreening kan door de practicus van het ingesloten bedrijf uitgevoerd worden. Daardoor kunnen de bij de bestrijdingsorganisatie beschikbare RVV-medewerkers elders worden ingezet. Door de screening uit te voeren tijdens routinebezoeken wordt het aantal bedrijfsbezoeken geminimaliseerd. De beslissing of er practici voor de vervolgscreening ingezet worden is afhankelijk van de omvang van de uitbraak en van de personele situatie van de RVV.
· Wanneer de RVV-dierenarts verdachte klinische symptomen van AI op een bedrijf constateert neemt hij meteen monsters volgens de instructie Monsterneming en identificatie. Hierdoor kan waardevolle tijd worden gewonnen bij het zo snel mogelijk opsporen van besmette bedrijven. Wanneer de practicus klinische symptomen van AI constateert neemt hij contact op met de RVV.
· Na elk bedrijfsbezoek gaat de medewerker van het screeningsteam terug naar het Regionale Crisiscentrum (RCC) [zie instructie Hygiëneregels voor personen die terugkeren van een bedrijfsbezoek op het crisiscentrum] waar hij / zij zich doucht en zich van schone kleding voorziet. Aansluitend neemt hij / zij aan de debriefing van het screeningsteam deel. Daarna kan afhankelijk van de gewerkte tijd de briefing van het volgende bedrijfsbezoek plaats vinden. Wanneer de RVV-medewerkers die het bedrijf bezocht hebben klinische verschijnselen van AI hebben waargenomen, worden zij gedurende 72 uur niet meer ingezet voor bedrijfsbezoeken (van niet besmette bedrijven). Deze medewerkers kunnen dan wel voor werkzaamheden bij het ruimen ingezet worden. De Unit Planning draagt zorg voor het registreren en inzetten van personeel voor bedrijfsbezoeken.
· Door de regels (zie protocol en instructies) met betrekking tot de klinische en serologische screening tijdens een bedrijfsbezoek te waarborgen, leidt het onderzoek van de geselecteerde aantallen dieren tot een representatieve uitspraak over het bedrijf. Hierbij is rekening gehouden met de verschillende klinische beelden van de ziekte, de expertise van de onderzoeker en de epizoötiologische aspecten van het verspreidingspatroon binnen een bedrijf.
· Klinisch onderzoek met aanvullend virologisch / serologisch onderzoek van bedrijven in het beschermings- en toezichtsgebied is nodig om een gebied vrij te kunnen geven. N.B. Op gecombineerde bedrijven (pluimvee / varkens) worden de varkens serologisch onderzocht. Een evt. virologisch onderzoek bij varkens wordt in overleg met ID-Lelystad bepaald worden.
· De RVV-medewerker controleert de aantallen dieren, door controle van de bedrijfsadministratie van de pluimveehouder.
· Indien AI bij niet bedrijfsmatig gehouden pluimvee / vogels (hobbypluimvee, siervogels, enz.) uitbreekt, neemt de crisismanager maatregelen genomen; zie hiervoor hoofdstuk AI bestrijding bij niet bedrijfsmatig gehouden pluimvee (hobbypluimvee, siervogel, pluimvee in dierentuinen, enz.).

26

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Principes inventarisatie- /vervolgscreening:
· Het volledige beschermingsgebied moet binnen één week volledig gescreend (geïnventariseerd) zijn. Gekozen is voor de volgende tijdsfasering:
- het 1 km-gebied binnen 48 uur

- het gebied tussen 1 en2 km binnen 72 uur
- de andere bedrijven in het beschermingsgebied binnen één week. · Bij het vaststellen van de volgorde van de bedrijfsbezoeken wordt rekening gehouden met de gegevens van ID-Lelystad met betrekking tot de meest waarschijnlijke verspreiding van AI via de lucht gebaseerd op de weergegevens van het KNMI. Verspreiding van het AI- virus via de lucht is vooral belangrijk bij een hoge concentratie van pluimveebedrijven in een gebied.
· Een inventarisatiescreening geschiedt altijd door een RVV-team onder leiding van een ervaren dierenarts met specifieke vakkennis. Het RVV-team bestaat minimaal uit één RVV- dierenarts en één medewerker. Speciale aandacht wordt besteed aan het exact tellen (voor zover mogelijk bij pluimvee) en rubriceren van dieren (zie werkinstructie Tellen en rubriceren) en de ligging van het bedrijf ten opzichte van de buurtbedrijven en de wegen (plattegrond met overzicht).
· Bij het eerste bedrijfsbezoek deelt de RVV-dierenarts aan de pluimveehouder mee dat alle veranderingen (waaronder geboren en gestorven dieren) met betrekking tot de aantallen dieren bijgehouden moeten worden tot het gebied wordt vrijgegeven. De gegevens van deze ,,telling" door de veehouder moeten op verzoek worden overlegd en kunnen bij elke inspectie worden gecontroleerd.
· Een vervolgscreening wordt in principe twee weken na de inventarisatiescreening uitgevoerd.
Voor de vervolgscreening kan de practicus van het bedrijf ingezet worden (afhankelijk van de omvang van de uitbraak en de personele situatie van de RVV). Hierbij worden op het AI-inspectierapport de aantallen dieren volgens de opgave van de boer vermeld. Tevens wordt naast de klinische inspectie en een inventarisatie ook gecontroleerd, hoe de pluimveehouder aan de verplichting tot het dagelijks registreren van zieke, gezonde en dode vogels heeft voldaan.

Principes tussen- /eindscreening:
· Een derde screening, dit kan een tussen- of eindscreening zijn, wordt in principe twee weken na de vervolgscreening uitgevoerd door een RVV-team, waarbij weer de hoeveelheid dieren exact gecontroleerd worden. · Bij een uitbraak van aanzienlijke omvang wordt het te screenen gebied ingedeeld in deelgebieden (clusters), zoveel mogelijk langs natuurlijke grenzen. Dit gebeurt door de Unit Planning in samenspraak met het hoofd Screenen op basis van gegevens van het NCC.
· Het beschikbare materiaal en de beschikbare mensenkracht voor de tussen- / eindscreening wordt door de Unit Planning zodanig gepland, dat de screening van één cluster binnen 2 à 3 dagen voltooid is.
· Het datum van de (voorlopige) R&O van het laatste besmette bedrijf wordt per cluster door afdeling Ruiming in de DBase bijgehouden, zodat de tussenscreening ook als eindscreening gebruikt kan worden.
· Een tussen- of eindscreening wordt door één RVV-dierenarts uitgevoerd. Hiervoor kunnen geen practici ingezet worden. De RVV kan daardoor de werkzaamheden controleren (opgave aantalen dieren enz.), die de practicus verricht heeft. · Een tussenscreening vindt in principe ongeveer vier weken na insluiten van een gebied plaats. Afhankelijk van de vermoedelijke infectieperiode van de besmette bedrijven kan het Hoofd Screening in overleg met de Crisismanager besluiten een tussenscreening ook eerder te laten plaatsvinden.

27

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Het verdacht verklaren van bedrijven van AI
· Een bedrijf wordt verdacht verklaard indien:

- tijdens een bedrijfsbezoek mogelijke verschijnselen van AI door de RVV-dierenarts zijn waargenomen en er materiaal voor onderzoek is genomen.
- er sprake is van intensieve contacten (ook van bedrijven die buiten de ingesloten gebieden gelegen zijn) met een besmet bedrijf en er gerede kans bestaat dat de infectie is overgedragen (bijv. diercontacten, verzorgers die op beide bedrijven werken). Onder intensieve contacten wordt verstaan het daadwerkelijk in aanraking zijn gekomen met de dieren en het betreden van de ruimten waar verdachte dieren zich bevinden. Deze contacten moeten in een tijdsperiode van het besmet verklaren van een bedrijf tot twee weken daarvoor hebben plaatsgevonden.
- het bedrijf preventief geruimd wordt, doordat het bedrijf binnen de door de Minister ingestelde zone (normaal 1 km) van het besmette bedrijf ligt.
- op een slachthuis dieren met verdachte verschijnselen van AI worden aangetroffen. · Bedrijven die in het verloop van een screenings-bedrijfsbezoek verdacht verklaard zijn, vallen niet meer onder het screeningsprotocol maar worden verder bewerkt door de afdeling Tracering.
· Bedrijven waarbij na verloop van tijd de verdacht-status wordt opgeheven (onder beheer van afdeling Tracering), vallen weer onder het screeningsprotocol voor zo ver ze zijn ingesloten in een gebied met beperkende maatregelen. Deze bedrijven worden weer verder bewerkt door de afdeling Screening.
· Alleen een RVV-dierenarts kan mondeling een bedrijf verdacht verklaren. Dit houdt in dat als een niet RVV-dierenarts tijdens een tracerings- of screeningsbezoek een verdenking constateert hij dit direct telefonisch contact opneemt met het hoofd van de afdeling Tracering. De afdeling Tracering meldt deze verdenking aan het NCC en stuurt een RVV- dierenarts voor onderzoek na het bedrijf. De RVV-dierenarts die het bedrijf na deze melding onmiddellijk bezoekt, verklaart na de bevindingen geverifieerd te hebben het bedrijf mondeling verdacht. Op het betreffende inspectierapport (AI01) moet vermeld worden ,,verdacht verklaren" en een datum voor hercontrole. · Daarna dateert en parafeert de RVV-dierenarts die het bedrijf heeft bezocht het rapport. · Vervolgens vult hij het formulier ,,Mutaties afdeling Tracering" in en dateert en parafeert het. Tevens verwerkt de Unit Screening de mutaties in de database DIsease Screening en geeft het originele formulier en een kopie van het inspectierapport AI01 door aan de Crisisadministratie ter archivering. De afdeling Screening bewaard een kopie in het kopie UBN-dossier.
· Door de mutatie zowel schriftelijk, ter verificatie, als geautomatiseerd over te hevelen aan de afdeling Tracering wordt gelijktijdig de status van het bedrijf veranderd in ,,verdacht" in het databestand. Wanneer de Crisisadministratie (Algemene Administratie) het originele formulier ,,Mutaties afdeling tracering" verwerkt heeft en het is teruggekomen met het briefnummer (Secretariaat), voegen de medewerkers van het Secretariaat het briefnummer toe aan het databestand.
· De medewerkers van de afdeling Tracering controleren de ingevoerde mutaties op correctheid en volledigheid onder verantwoordelijkheid van het Hoofd Tracering. Voor de controle op correctheid en volledigheid is een automatische checklist vanuit het databestand Disease beschikbaar.

Middelen
· Er wordt gewerkt volgens de algemene protocollen en instructies van de afdeling Dierziekten RVV. De afdeling Screening heeft specifieke werkinstructie betreffende inventarisatie-, vervolg- en eindscreening.
· Het middelenbeheerssysteem is geïmplementeerd bij de afdeling Facilitaire aangelegenheden (FA) dat op basis van (raam)contracten wordt afgeroepen bij het uitbreken van een crisis.

28

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

5.3 Taken

Hoofd screenen

Unit Screenen

Unit bedrijfsbezoeken

Screeningsteams

Hoofd Screening
· Krijgt opdracht tot screenen van bedrijven en rapporteert aan de Crisismanager van het RCC.
· Ontvangt van het NCC een beschrijving van het ingesloten gebied alsmede een nauwkeurige beschrijving van de grenzen van dit gebied. · Ontvangt van de GD (in opdracht van crisismanager RVV) informatie van de bedrijven in het gebied. Dit zijn UBN's, adressen van bedrijven en aantallen gevoelige dieren in het ingesloten gebied.
· Stelt een algemeen plan voor de screening op. Hierin zijn de werkwijze, het geplande tijdstraject en de kosten geraamd; een en ander in overleg met de leiding van het crisiscentrum, waaronder de Crisismanager.
· Regelt personele bezetting afdeling Screening met de functionaris Personeel & Organisatie.
· Verdeelt taken en bevoegdheden van de medewerkers van de afdeling Screening. In een bevoegdhedenmatrix wordt van alle medewerkers van de afdeling vastgelegd welke taak zij uitvoeren en daaraan gekoppelde de verantwoordelijkheden. Mutaties worden dagelijks bijgewerkt en doorgegeven aan de Chef de Bureau van het Crisiscentrum. · Houdt toezicht op alle uitvoerende activiteiten van de afdeling Screening door middel van management- en rappelrapportage.
· Voert steekproefsgewijs controles uit en meldt wijzigingen in procedures aan de afdeling Protocollen.
· Draagt in samenwerking met de Unit Screening zorg en is eindverantwoordelijk voor:
- de naleving van de beschreven procedures,
- validatie van de verzamelde informatie,
- controleprocedures voor de invoer van data,
- een sluitende administratie, dat wil zeggen volledig, juist en up-to-date, waarbij aansluiting bij de Centrale Crisisadministratie van belang is,
- de database DIsease, die uit het geautomatiseerde systeem borgingssystemen en kwaliteitscontroles inbouwd door middel van geautomatiseerde checklisten. · Rapporteert aan de Crisismanager en is verantwoordelijk voor de juistheid van de verstrekte informatie. Zodra alle bedrijven binnen een bepaald deelgebied / cluster bezocht zijn, rapporteert de Unit Screening dit aan de Crisismanager. Deelrapportage wordt zonodig opgevraagd.

In de rapportage wordt in elk geval vermeld:
· het aantal bedrijven;
· de geïnventariseerde aantallen dieren in het gescreende deelgebied; · een conclusie over de klinische bevindingen;
· eventuele monsterneming tijdens de bedrijfsbezoeken.

29

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Met betrekking tot een tussen- of eindscreening vermeldt het hoofd van afdeling Screening in overleg met de crisismanager RVV een conclusie per beschermingsgebied. Hierin wordt aangegeven of er voldaan is aan alle voorwaarden voor het vrijgeven van dat deelgebied volgens art. 9 ­ Richtlijn 92/40/EEG (zie juridisch kader hierboven). · Is zoveel mogelijk beschikbaar voor praktische vragen van de eigen afdeling Screening, om zorg te dragen voor een snelle oplossing van praktische problemen. · Heeft wekelijks overleg met medewerkers van eigen afdeling Screenen. · Onderhoudt contacten met andere afdelingen, de Crisismanager en het Crisisteam en signaleert eventuele knelpunten met andere afdelingen. Als knelpunten worden gesignaleerd, die de voortgang van de bestrijdingsactiviteiten belemmeren, worden deze direct met de betreffende afdeling besproken. Personele problemen ten aanzien inzetbaarheid en ondercapaciteit worden terstond aan de functionaris P&O doorgegeven. · Is tijdens de briefing en debriefing regelmatig aanwezig, om (veld)medewerkers te motiveren en te informeren.
· Geeft opdracht voor een mailing aan te screenen bedrijven (eventueel via GD) om het screeningsbezoek of de tussen- /eindscreening aan te kondigen in samenspraak met de afdeling Planning en Administratie.

Unit Bedrijfsbezoeken (afdeling Screening)
· Geeft lange termijn behoefte aan van materiaal en geeft dit door aan het magazijn. · Maakt een korte termijn planning per dag en geeft aanpassingen elke dag door aan het magazijn, personele zaken.
· Gegevens met betrekking tot personeel worden verkregen uit een geautomatiseerd bestand
· Geeft lange termijn behoefte aan van intern personeel in overleg met het Hoofd Screenen, dit wordt doorgegeven aan zowel de functionaris P&O als het Secretariaat van het RCC.
· Maakt dagelijks overzichtslijsten van te screenen bedrijven. Sorteert de bedrijven op postcode en grootte voor het maken van routes per team. · Verifieert bij een inventarisatiescreening vooral de locatie van bedrijven aan de grenzen van een gebied. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de gegevens van de overzichtplattegrond en de gegevens van de buurtbedrijven. Aandacht moet besteed worden aan niet geregistreerde bedrijven, kinderboerderijen, wildparken e.d. door interviewen van de pluimveehouder
· Maakt routes per team met toepassing van het geautomatiseerde systeem en stelt nieuwe documentensets voor de veldwerkteams samen. Iedere set bevat een gedetailleerde gebiedskaart, een inspectierapport (AI01) en de daarbij benodigde formulieren.

Briefing van screeningsteams:

1. De Unit Bedrijfsbezoeken houdt een in- en uitschrijfregister bij om de aanwezigheid van de teamleden van de screeningsteams (veldmedewerker) tijdens de briefing / debriefing te kunnen controleren.
2. De leden van het team worden gebrieft over de laatste stand van zaken met betrekking tot de uitbraak; een informatiefolder van het voorlichtingscentrum van het crisiscentrum wordt (periodiek) uitgedeeld, ook aan de boeren. 3. De gegevens (adres, UBN, gemelde aantal dieren door GD en KIP-systeem van PVE)van het te bezoeken bedrijf wordt uitgereikt.
4. Duidelijk benadrukt wordt dat alle formulieren (waaronder tellen en rubriceren van pluimvee) volledig ingevuld en geparafeerd moeten worden. Daarnaast wordt ook benadrukt dat de werkinstructie' Hygiëne bij bedrijfsbezoeken' en het veterinair veilig handelen nauwkeurig nageleefd moet worden.

30

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

5. Veel voorkomende fouten met betrekking tot de werkwijze en de in te vullen formulieren tijdens de bedrijfsbezoeken alsmede eventuele aanpassingen van de regels worden in detail besproken, ondersteund door materiaal op schrift en audiovisueel materiaal) en genoteerd in een logboek. Tevens worden door de briefer de relevante opmerkingen opgenomen in het verslag over de briefing.
6. Het hoofd Screening bespreekt de volgende dag tijdens de algemene briefing ook voor andere teams relevante opmerking, die in het logboek genoteerd zijn.. 7. De teams worden geattendeerd op de functie die ze vervullen bij het alert maken van de boeren op hun eigen bedrijfshygiëneregime.
8. Tijdens de briefing wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat de screeningsteams voordat ze op pad gaan, controleren of de juiste hoeveelheid en aard van het uitgegeven materiaal voldoet aan de benodigde hoeveelheden. De verkregen pak- / uitgiftebon van het magazijn wordt in het UBN-dossier opgenomen.
9. Er wordt een sfeer gecreëerd, waarin de onderlinge informatie-uitwisseling tussen de leden van de screeningsteams en de afdeling Screening bevorderd wordt. Voor nieuwe medewerkers in de screeningsteams is er een uitgebreide introductiebriefing ná of vóór de algemene briefing, waarin de regels met betrekking tot de bedrijfsbezoeken (werkinstructies) en algemene (huis)regels aan de orde komen; een en ander in overleg met het hoofd Screening.

Debriefing van screeningsteams:

1. Bij een debriefing zijn alle teamleden van de screeningsteams aanwezig i.v.m. het aanvullen van informatie op het inspectierapport (AI01). 2. Alle formulieren moeten volledig en juist door de teamleden zijn ingevuld. Als dit niet het geval is, wordt dit tijdig opgemerkt en zo mogelijk meteen met de desbetreffende medewerker(s) aangepast. Tevens wordt het aantal en de soort genomen monsters op overeenstemming met het in de monsterbegeleidingsformulieren ingevulde aantal en de soort gecontroleerd. Indien er verschillen geconstateerd worden, worden deze ter plekke gecorrigeerd. Een extra controle vindt plaats op de afdeling Planning & Administratie die de gegevens invoert in de database DIsease van Screenen. Ook indien hier verschillen geconstateerd worden, wordt met briefer het het screeningsteam meteen contact opgenomen en ter plekke gecorrigeerd.
3. Veldwerkteams die verdachte symptomen hebben vastgesteld tijdens een bedrijfsbezoek, worden voor deze bedrijven meteen doorverwezen naar een debriefing bij de afdeling Tracering. De Unit Screening van de afdeling Screening zorgt ervoor dat de afdeling Tracering een kopiedossier ter hand wordt gesteld. Het originele dossier wordt overgedragen aan de afdeling Algemene Administratie van het RCC ter archivering. De afdeling Screening houdt zelf een kopie van het dossier. De status van het bedrijf wordt door de unit administratie gewijzigd in de DBase screening. 4. Foutieve gegevens (UBN's, adressen, telefoonnummers, aantallen of de locatie van een bedrijf) worden apart genoteerd en teruggekoppeld voor verificatie en aanpassing aan de Unit Screening. De Unit Screening verwerkt de gegevens in de database DIsease screening die gekoppeld is aan de centrale database DIsease. Tevens wordt de GD schriftelijk ingelicht over de gewijzigde gegevens.
5. De debriefer controleert of op alle inspectierapporten een (originele) dagtekening en handtekening van de teamleider (dierenarts) aanwezig is. 6. Alle documenten worden in een (aparte) ruimte van het vuile gedeelte gekopieerd. De besmette originelen worden als besmet materiaal vernietigd of indien mogelijk ter ontsmetting bestraald. De leesbare en duidelijke kopie wordt opnieuw door de teamleider geparafeerd.
7. Bij een controle van de output van de leden van de sreeningsteams wordt het accent meer op de zorgvuldigheid en volledigheid van de ingevulde documenten gelegd en dan pas op het aantal bezochte bedrijven en de snelheid van een team. Dit voorkomt noodzakelijke herstelacties achteraf en irritaties bij de pluimveehouder.

31

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

8. De debriefer schrijft de teams in het uitschrijfregister. Een in- en uitschrijfregister wordt bijgehouden door de medewerkers van de unit Bedrijfsbezoeken, om de aanwezigheid van screeningsteams tijdens de briefing / debriefing te kunnen controleren. De medewerkers van het screeningteam paraferen het in- en uitschrijfregister. Het in- en uitschrijfregister wordt na briefing en debriefing ingevoerd in de het geautomatiseerde systeem aanwezigheidsregistratie dat gekoppeld is aan de DBase Planning, om te voorkomen dat medewerkers die in contact zijn geweest met dieren met verschijnselen van AI opnieuw binnen 72 uur worden ingezet.
9. In de Centrale database wordt bijgehouden welke "debriefer" welk bedrijfsbezoek in behandeling heeft gehad.

10. Problemen of knelpunten die tijdens het debriefen naar voren komen worden door de debriefer meteen aan het hoofd van de afdeling Screenen meegedeeld.
11. Het hoofd afdeling Screenen bespreekt deze problemen en knelpunten met de Crisismanager en zoekt oplossingen. Indien deze problemen of knelpunten ook andere afdelingen betreffen bespreekt de Crisismanager deze met het desbetreffende hoofd van de afdeling.

Unit Screening
· Voert ingevulde (inspectie)rapporten in diezies van de afdeling Screening in en werkt status van de bedrijven bij in de diezies.
· Maakt in overleg met het Hoofd Screening controleprocedures waardoor juiste en volledige data-invoer wordt gewaarborgd. In principe wordt elke data-invoer door een tweede persoon gecontroleerd.
· Het geautomatiseerde systeem bevat borgingen ter controle van de juistheid van de ingevoerde data. Hierover wordt gerapporteerd naar de leiding. Daarnaast worden de notities van debriefing voor verificatie van de juistheid van de ingevulde gegevens gebruikt.
· Bedrijven die op basis van klinische symptomen verdacht verklaard zijn tijdens de Screening worden overgedragen aan de Afdeling Tracering. De Afdeling Screening maakt een rapportage van de klinische verschijnselen. De Unit Planning voert de gegevens in in Diezies
en vermeldt hierbij dat het bedrijf verdacht is verklaard. De afdeling Screening sluit het dossier en geeft een kopie dossier, met alle bijgewerkte gegevens, van het verdachte bedrijf aan de afdeling Tracering.
· Maakt kopieën van bedrijfsdossiers voor de Afdeling Tracering en maakt een notitie in het ,,originele" dossier van de afdeling Screening. Alle originele bescheiden worden doorgezonden aan het Algemene Administratie van de Crisisorganisatie. De Afdeling screening houdt hiervan een kopie achter en archiveert dat in hun kopie Dossier op UBN. · Onderhoudt contact met het Hoofd van het Bureau Monstername met betrekking tot de onderzoeksuitslagen.
· Controleert / verifieert ontvangen UBN's (GD) en koppelt foutieve UBN-gegevens terug aan de GD en maakt hiervan een notitie in Diezies dat gerankschikt is op UBN-nummer. Tevens wordt een aantekening gemaakt in het dossier (hardcopy) op UBN-niveau van het bedrijf.
· Bouwt een archief screening op, op basis van bedrijven (UBN's) en houdt bedrijfsdossiers up-to-date met alle hiervoor beschreven informatie. · Begint vroegtijdig met het voorbereiden van de vervolgscreening door de practici (indien besloten is de vervolgscreening door practici te laten uitvoeren) in overleg met het Hoofd Screening. Geeft in de Diezies aan welke practici en bedrijven gemaild moeten worden. Het Secretariaat van het Crisiscentrum verstuurt de mailing inclusief het bijbehorend briefnummer. Het Secretariaat verzendt een uitdraai van de te screenen bedrijven per dierenartsen praktijk. Stuurt een mailing naar de veehouder met de aankondiging van het bezoek. Laat wijzigingen van de bezoeksdatum door de practici terugmelden naar de afdeling Screening.

32

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Voor alle dierenartsen, die voor screening werkzaamheden verrichten, wordt een register bijgehouden met naam, adres, woonplaats, identificatie, handtekening en paraaf. Het DierenArtsenPraktijknummer register wordt centraal onderhouden door het Secretariaat van het Crisiscentrum.
· Verzendt, ontvangt en verwerkt alle documenten met betrekking tot de vervolgscreening. Alle correspondentie wordt opgeborgen op UBN-dossiers. · Medewerkers van de Unit Screening leggen verantwoording af voor alle controle- / verificatie en bijwerkactiviteiten door hiervoor te tekenen op een uitdraai van de geautomatiseerde checklist per UBN-dossier uit Diezies.

Screeningsteams (Veldmedewerkers)
· Aanwezig zijn bij briefing (inschrijven).
· Ontvangst (+ controle) van materiaal voor screeningsactiviteiten en informatie over het te bezoeken bedrijf (adres, UBN, enz.).
· In acht nemen hygiëneregels met betrekking tot verlaten en binnenkomen crisiscentrum (zie werkinstructie).
· Bedrijfsbezoeken, tellen en rubriceren van de dieren en maken van bedrijfsplattegrond (zie werkinstructie).
· Klinische inspectie van de dieren (zie werkinstructie). · Bij verdachte symptomen handelen volgens werkinstructie `Maatregelen bij verdenking AI'.
· Na terugkomst inleveren gebruikt (vuil) materiaal en eventueel bloedmonsters met documenten.
· Debriefing (hele team); eventueel bijwerken inspectierapport & plattegrond. · Tekenen voor de juistheid van de verzamelde informatie. · Declaratieformulieren invullen.
· Planning raadplegen van de Unit Screening.
· In-/uitschrijven in het aanwezigheidsregister.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H6 Markering

6.1 Inleiding
Op het moment dat op een bedrijf dieren aanwezig zijn die ervan worden verdacht te lijden aan een besmettelijke dierziekte of hieraan daadwerkelijk lijden, kan het noodzakelijk zijn maatregelen te nemen. Deze maatregelen hebben tot doel een mogelijke verspreiding van deze besmettelijke dierziekte te voorkomen.

Het NCC begint met het aanvragen van de exacte locatie van het bewuste bedrijf inclusief het omringende preventief ruimingsgebied, bij de GD. Daarna worden het beschermingsgebied en het toezichtsgebied ingetekend door het NCC ingetekend. Wanneer er als maatregel een verbod tot het vervoeren van pluimvee wordt ingesteld in een bepaald gebied, moet dit kenbaar worden gemaakt door het plaatsen van borden langs de toegangswegen in het betreffende gebied. Wanneer als maatregel voor gebouwen en terreinen het toegangsverbod wordt ingesteld voor onbevoegden, moet dit kenbaar worden gemaakt door het plaatsen van kentekenen aan die gebouwen en terreinen.

Het plaatsen van deze kentekenen aan gebouwen en terreinen en het plaatsen van borden in een gebied waar een vervoersverbod geldt, gebeurt door de afdeling Markering van het Regionale Crisiscentrum (RCC).

6.2 Algemene informatie
Doel van markering
· Het aanvragen van het preventief ruimingsgebied bij de GD en het intekenen van het beschermingsgebied en het toezichtsgebied.
· Het aangeven van een vervoersverbod in een bepaald gebied door middel van het plaatsen van waarschuwingsborden langs toegangswegen. · Het aangeven dat de dieren op een bepaald bedrijf verdacht worden van of lijden aan een besmettelijke dierziekte door het plaatsen van kentekenen op de gebouwen en/of terreinen

Juridisch Kader
Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren

Art. 21, lid 1 Een door Onze Minister aangewezen ambtenaar deelt de burgemeester, zo nodig na overleg met het hoofd van de voor de provincie waar het geval zich heeft voorgedaan, door de stichting genoemd in artikel 82 aangewezen of ingestelde gezondheidsdienst voor dieren, zo spoedig mogelijk mede welke maatregelen tot bestrijding van de ziekte door hem nodig worden geacht. Art. 21, lid 2 De burgemeester neemt de nodig geachte maatregelen zo spoedig mogelijk. Art. 21, lid 3 In spoedeisende gevallen neemt de in het eerste lid bedoelde ambtenaar deze maatregelen zelf en stelt hij de burgemeester daarvan onmiddellijk in kennis. Art. 22, lid 1 De in artikel 21 bedoelde maatregelen kunnen zijn: a. het afzonderen van zieke en verdachte dieren; b. het opstallen of ophokken van zieke en verdachte dieren; c. het plaatsen van waarschuwingsborden; d. het door het plaatsen van kentekenen besmet of van besmetting verdacht verklaren van gebouwen en terreinen; Art. 23, lid 1 Onze Minister stelt het model van de in artikel 22 bedoelde waarschuwingsborden en borden vast en stelt nadere regelen vast omtrent de wijze waarop de in dat artikel genoemde maatregelen worden uitgevoerd.

34

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Art. 23, lid 2 De burgemeester van de betrokken gemeente verleent zijn medewerking bij het plaatsen en weer verwijderen van de waarschuwingsborden en borden. Art. 25, lid 1 Het is verboden dieren van bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren, dan wel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen produkten of voorwerpen te vervoeren van of naar gebouwen en terreinen, waar een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is geplaatst. Art. 25, lid 2 De toegang tot gebouwen of terreinen, waar een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is geplaatst of door Onze Minister aangewezen gedeelten daarvan, is aan anderen dan door Onze Minister aan te wijzen personen of groepen van personen verboden.
Art. 26, lid 1 Het is verboden gebouwen of terreinen, waar een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is geplaatst te verlaten, tenzij na toepassing van de door Onze Minister voorgeschreven maatregelen van ontsmetting. Art. 30, lid 1 Onze Minister kan het vervoeren van dieren van een door hem te bepalen soort, van deze diersoort afkomstige produkten, diervoeder alsmede andere produkten en voorwerpen welke dragers van smetstof kunnen zijn, uit, naar of binnen Nederland of bepaalde gedeelten van Nederland verbieden dan wel verbieden indien niet wordt voldaan aan door hem te stellen regelen. Art. 30, lid 2 Een door Onze Minister aangewezen ambtenaar is bevoegd het vervoeren van dieren van een door hem te bepalen soort te verbieden in een gebied met een straal van 10 km of minder rondom een gebouw of terrein, dat door het plaatsen van een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, besmet of van zodanige besmetting verdacht is verklaard. Art. 30 lid 3 Rondom het krachtens het eerste of tweede lid aangewezen gebied worden waarschuwingsborden geplaatst.

Algemene principes van markering
· Zodra er sprake is van en een besmetting zal de afdeling markeren van het NCC een tweetal gebieden tekenen: een beschermingsgebied en een toezichtsgebied. Het toezichtsgebied moet geaccordeerd worden door de minister van LNV. · Het derde gebied het preventief ruimings gebied wordt aangevraagd bij de GD. · Indien er een vervoersverbod wordt ingesteld in een bepaald gebied, worden rond dit gebied waarschuwingsborden geplaatst. Met deze borden worden betrokkenen gewaarschuwd dat een vervoersgebied is ingesteld voor dat gebied. · De eigenaar van een bedrijf waar verdachte of besmette dieren zijn gehuisvest, wordt formeel geïnformeerd over de beperkingen die t.a.v. zijn bedrijfsvoering worden opgelegd met de brief waarin staat dat:

- de dieren op het betreffende bedrijf ervan worden verdacht te lijden aan een besmettelijke dierziekte (verdachtbrief). Deze brief wordt begeleid door een brief waarin de te treffen maatregelen staan vermeld (maatregelenbrief).

of de brief waarin staat dat:

- de dieren op het betreffende bedrijf lijden aan een besmettelijke dierziekte (besmetbrief).
De brieven worden persoonlijk overhandigd door een veldmedewerker van de afdeling Markeren. Deze brief wordt begeleid door een brief waarin de te treffen maatregelen staan vermeld (maatregelenbrief).

· De aangebrachte kentekenen bij een verdacht of besmet terrein of gebouw waarschuwen buitenstaanders dat het betrokken terrein of gebouw niet betreden mag worden door onbevoegde personen.
· De veldmedewerkers van de afdeling markering betreden het besmette terrein niet. Zowel het plaatsen van borden als de afgifte van de brief gebeurt buiten het besmette bedrijf

35

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Werkwijze
Verdenking:
Als er op een bedrijf dieren aanwezig zijn die ervan worden verdacht te lijden aan een besmettelijke dierziekte, wordt dit door de crisismanager doorgegeven aan de afdeling markeren.
De afdeling markeren

- plaatst indien noodzakelijk kentekenen bij de betrokken terreinen en gebouwen;
- overhandigt de verdachtbrief en de maatregelenbrief aan de eigenaar van het bedrijf;
- levert informatiebrief over verdenkingen + kopie verdachtbrieven af bij het gemeentehuis (of stopt de brieven in de brievenbus). Deze brieven zijn gericht aan de burgemeester binnen wiens gemeente het verdachte bedrijf is gelegen.

Opheffen verdachtstatus:
Als er op een bedrijf dieren aanwezig zijn die ervan worden verdacht te lijden aan een besmettelijke dierziekte en na onderzoek blijkt dat deze dieren niet lijden aan een besmettelijke dierziekte, wordt dit door de crisismanager doorgegeven aan de afdeling markeren.
De afdeling markeren

- verwijdert de kentekenen bij de betrokken terreinen en gebouwen als deze zijn geplaatst;
- overhandigt de brief waarin staat dat de dieren op het betreffende bedrijf niet meer zijn verdacht van een besmettelijke dierziekte aan de eigenaar van het bedrijf;
- levert de kopie brief af op het gemeentehuis voor de burgemeester binnen wiens gemeente het besmette bedrijf is gelegen (of stopt de kopie brief in de brievenbus). In de brief staat vermeld dat de dieren op het betreffende bedrijf niet meer zijn verdacht van een besmettelijke dierziekte.

Besmetting
Als er op een bedrijf dieren zijn die lijden aan een besmettelijke dierziekte wordt dit door de crisismanager doorgegeven aan de afdeling markeren. De afdeling markeren

- plaatst indien noodzakelijk kentekenen bij de betrokken terreinen en gebouwen;
- plaats borden langs toegangswegen als er een vervoersverbod van kracht is;
- overhandigt de besmetbrief en de maatregelenbrief aan de eigenaar van het bedrijf;
- levert informatiebrief over besmettingen + kopie verdachtbrieven af bij het gemeentehuis (of stopt de brieven in de brievenbus). Deze brieven zijn gericht aan de burgemeester binnen wiens gemeente het besmette bedrijf is gelegen.

Instellen gebieden
Tijdens een uitbraak van een dierziekte wordt er door LNV een aantal geografische gebieden ingesteld. Daarvoor tekent de RVV in samen werking met de gezondheidsdienst een aantal gebieden in. De grote van het gebied waarbinnen gevacineerd wordt is afhankelijk van de dier dichtheid.
· Het preventief ruimingsgebied (1 km)
· Het beschermingsgebied (3km)
· Het toezichtsgebied (10 km)

Aan alle betrokken functies worden door het NCC twee bestanden gestuurd. Één bestand bestaat uit de ingetekende gebieden en het andere bestand bestaat uit lijsten met gegevens van veehouders, per ingesteld gebied.

Opheffen besmetstatus:
Nadat de dieren geruimd zijn en het bedrijf volledig ontsmet is wordt het bedrijf vrijgegeven. De crisismanager geeft dit door aan de afdeling markeren. De afdeling markeren

-verwijdert de kentekenen bij de betrokken terreinen en gebouwen als deze zijn geplaatst;
36

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001


-verwijdert als het vervoersverbod is opgeheven de borden langs de toegangswegen;
-overhandigt de brief waarin staat dat de maatregelen die zijn genomen zijn opgeheven aan de eigenaar van het bedrijf;

-overhandigt de brief waarin staat dat de maatregelen die zijn genomen zijn opgeheven aan de burgemeester van de vestigingsplaats van het bedrijf;

6.3 Taken

Hoofd
Markeren

Unit Markeren

Unit Bedrijfs- bezoeken

Veld- Veld- Veld- werkteam werkteam werkteam

Hoofd markering
· Stuurt de afdeling markering aan.
· Houdt contact met en zorgt voor samenwerking met betrokken gemeenten. Dit houdt in dat de gemeente waar het besmette bedrijf in ligt wordt gevraagd om assistentie te verlenen bij het markeren van het gebied waarin een vervoersverbod geldt en het verwijderen van borden in het gebied waarin het vervoersverbod is opgeheven (afd. openbare werken)
· Neemt in overleg met afdeling openbare werken van de gemeente contact op met een bedrijf dat is gespecialiseerd in verkeerstechniek voor plaatsing waarschuwingsborden langs snelwegen en waarmee een door de Crisismanager ondertekend contract is afgesloten.
· Rapporteert aan de Crisismanager.
· Communiceert met het hoofd van de afdeling secretariaat en het hoofd van de afdelingen tracering en screenen.

Unit bedrijfsbezoeken
· Stelt de markeerteams samen. Er worden markeerteams samengesteld van 2 personen, zo mogelijk bestaande uit één gemeenteambtenaar en één RVV medewerker. De teams moeten direct nadat het gebied is ingesteld ingezet kunnen worden; · Ontvangt de definitieve tekst van het gebied waar een vervoersverbod geldt van het hoofd markering;
· Verdeelt het markeringswerk over de markeerteams; · Regelt de verdeling van het materiaal en het houdt de voorraad bij. De ontvangstbonnen worden verzonden aan de unit bedrijfsbezoek ten behoeve van het archief; · Zorgt voor een dienstrooster en dit dienstrooster wordt ook aan de unit markering verzonden ten behoeve van het archief;
· Levert de conceptbeschrijvingen van de ingestelde gebieden aan de unit markering.

37

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Zorgt voor de briefing en debriefing van de markeringsteams.
- Bijhouden van inschrijf/ -aanwezigheidslijst veldwerkteams.
- Introductie briefing nieuwe veldwerkteams.
- Zorgt voor materiaaluitgifte aan veldwerkteams.
Unit markering
· Ontvangt de besmet- en verdachtbrieven van het Secretariaat RCC; · Ontvangt correcties van veldmedewerkers van gebieden waar een vervoersverbod heerst en laat correcties door de Crisismanager paraferen; · Faxt de geparafeerde correcties op het conceptgebied, waar het vervoersverbod wordt ingesteld aan NCC;
· Ontvangt de definitieve tekst van het gebied waar het vervoersverbod geldt; · Archiveert de tekst en kaartjes van gebieden waar het vervoersverbod geldt en van de checklist;
· Archiveert de ontvangstbevestigingen van de brieven en checklist van de bezochte bedrijven;
· Verstuurt opdtachtbevestigingen aan de veehouders. · De unit markering beschikt over kopieën van alle dossiers (schaduwdossier). De originele dossiers liggen bij de afdeling secretariaat.

Veldmedewerker markering
· Ontvangt het benodigde markeringsmateriaal van de unit bedrijfsbezoeken en tekent voor de ontvangst hiervan;
· Plaatst kentekenen langs terreinen en gebouwen van bedrijven met besmette of verdachte dieren;
· plaatst borden langs toegangswegen in een gebied waar een vervoersverbod geldt; · Verwijdert kentekenen bij terreinen en gebouwen en het verwijdert borden langs toegangswegen in een gebied waar een vervoersverbod is opgeheven; · verhandigt persoonlijk brieven aan de eigenaren van bedrijven waar verdachte of besmette dieren zijn gehuisvest en laat het ontvangstbewijs tekenen. Het getekende ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de unit bedrijfsbezoek; · verhandigt persoonlijk de brieven aan de eigenaren van bedrijven waar dieren zijn gehuisvest die niet meer verdacht of besmet zijn en ontvangstbewijs laten tekenen. Het getekende ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de unit bedrijfsbezoek; · geeft de bovenstaande brieven aan de burgemeesters van betreffende gemeenten. · Controleert op volledigheid van de aangebrachte markeringen; · Beoordeelt de concepttekst van het gebied waar een vervoersgebied geldt en waar nodig corrigeren door het narijden van het aangegeven gebied. Correcties doorgeven aan unit bedrijfsbezoek;
· Levert alle originele administratieve bescheiden aan het Secretariaat ten behoeve van het archief en laat iemand tekenen voor de ontvangst.

38

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H7 Taxatie

7.1 Inleiding
Wanneer in het kader van dierziektebestrijding wordt overgegaan tot uitkering van de tegemoetkoming in de schade indien besloten is tot het doden van dieren of het vernietigen van producten en voorwerpen, vindt deze vergoeding plaats op basis van de getaxeerde waarde. De waarde van die dieren, producten en voorwerpen wordt vastgesteld door een beëdigd taxateur die voldoet aan de RVV eisen met betrekking tot onafhankelijkheid, vakbekwaamheid en deskundigheid.

Taxeren hangt samen met de hoofdstukken Ruimen (waaronder afvoer naar destructor), screenen, traceren, welzijn, opkoop, en de daarbij te gebruiken instructie. De beoordeling en afwikkeling van een taxatie hangt nauw samen met het hoofdstuk Financiële administratie.

Binnen het RCC (Regionaal Crisiscentrum) is het hoofd Taxatie belast met het aansturen van de taxaties als onderdeel van de taken en verantwoordelijkheden van de crisismanager van de RVV. Zie voor taken en bevoegdheden van afdelingshoofden het hoofdstuk De Crisismanager van de RVV.

Waardevaststelling
De waarde van dieren, producten en voorwerpen, op het moment van taxatie wordt vastgesteld op basis van dag- c.q. marktwaarden (met uitzondering van pluimvee, zie onderaan) en dient te zijn onderbouwd.

Voor het taxeren van pluimvee met uitzondering van vogels / siervogels, maakt de taxateur gebruik van waardetabellen voor de verschillende soorten pluimvee (zie bijlage). Deze waardetabellen zijn gemaakt door het landbouw economisch instituut en worden ieder jaar of indien noodsakelig ook eerder in overleg met het bedrijfsleven door het LEI herzien en zo nodig aangepast. De getaxeerde waarde dient te zijn onderbouwd.

Voor het taxeren van vogels / siervogels geldt de dag- c.q. marktwaarde. De waarde van vogels / siervogels wordt op de gewone manier door de taxateur berekend. Daarnaast controleert de AID de CITES van de te taxeren vogels / siervogels. Kunnen geen CITES voor vogels / siervogels, voor welke dit vereist is, door de eigenaar getond worden, leidt de AID een verder onderzoek in. De uitslag van dit onderzoek kan onder ander leiden tot korting van de tegemoetkoming voor het doden van de dieren. De korting kan in het extreemste geval
100 % bedragen.

Kortingen
De Minister van LNV, kan op basis van artikel 86 tweede lid van de GWWD kortingspercentages toepassen op de tegemoetkoming in de schade. Deze kortingspercentages kunnen van toepassing worden verklaard op grond van door de AID behaalde onderzoeksresultaten bij besmet verklaarde of preventief geruimde bedrijven. Als basis voor de vaststelling hiervan worden de percentages uit het ,,Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten" gehanteerd.

39

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

7.2 Algemene informatie
Doel
Het doel van taxatie is om een onafhankelijke waardevaststelling door een beëdigd deskundige te verkrijgen van de waarde van de te doden dieren en de te vernietigen producten en voorwerpen bij overname.
Als een bedrijf verdacht of besmet is verklaard of zeer waarschijnlijk besmet is of om zekerheid te krijgen over de gezondheidstatus van een dier, kan er door de Crisismanager van de RVV besloten worden tot:
1. het doden van één dier bestemd voor onderzoek door ID-Lelystad; 2. het doden van enkele dieren ter vernietiging;
3. het doden van alle dieren ter vernietiging;
4. het vernietigen van produkten en voorwerpen.

Juridisch kader
GWWD:
Art. 22, Lid 1,f. het doden van zieke en verdachte dieren Art. 22, lid 1,g. het onschadelijk maken van gedode of gestorven, zieke en verdachte dieren, en van produkten en voorwerpen, die besmet zijn of ervan worden verdacht gevaar op te leveren voor verspreiding van smetstof. Art. 86, lid 1 Uit het Diergezondheidsfonds wordt aan de eigenaar een tegemoetkoming in de schade uitgekeerd, indien:
a. dieren krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel f, worden gedood;
b. producten en voorwerpen krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel g, onschadelijk worden gemaakt; c. maatregelen krachtens het bepaalde in artikel 22, tweede lid, onderdeel f en g, zijn toegepast.

Art. 86, lid 2 De tegemoetkoming in de schade bedraagt: a. voor verdachte dieren: de waarde in gezonde toestand, b. 50% voor zieke dieren: het bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gedeelte van de waarde in gezonde toestand, c. voor producten en voorwerpen: de waarde op het moment van de maatregel, met dien verstande, dat het aldus bepaalde bedrag met bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentages kan worden verlaagd. Deze percentages verschillen naar gelang aan de in de laatste zinsnede bedoelde maatregel gestelde eisen ter zake van de inrichting van het bedrijf is voldaan en door de eigenaar in die maatregel bedoelde maatregelen zijn genomen om de gezondheid van de dieren op het bedrijf te waarborgen.
Art. 86, lid 3 Aan de toekenning van een tegemoetkoming kunnen door Onze Minister voorwaarden worden verbonden welke betrekking kunnen hebben op: a. de inrichting van het bedrijf; b. de hygiëne op het bedrijf;
c. de herbevolking van het bedrijf; d. de bedrijfsbegeleiding door een dierenarts of de begeleiding vanwege de stichting als bedoeld in artikel 82; e. op het bedrijf te nemen preventieve maatregelen; en voor zover, de eigenaar niet bedrijfsmatig dieren houdt: a. de inrichting van de verblijfsruimten voor dieren; b. de hygiëne in de verblijfsruimten voor dieren; c. de herbevolking van de verblijfsruimten voor dieren; d. de te nemen preventieve maatregelen.

40

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Art. 86, lid 4 Onze Minister kan de uitbetaling van de tegemoetkoming opschorten totdat aan de ingevolge het derde lid gestelde voorwaarden is voldaan, dan wel aan degene aan wie de tegemoetkoming is toegekend, de verplichting opleggen zekerheid te stellen voor de juiste nakoming van de krachtens dat lid gestelde voorwaarden.
Art. 86, lid 5 Onze Minister kan bepalen, dat in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid, geen tegemoetkoming wordt toegekend, dan wel dat de tegemoetkoming op een geringer bedrag wordt bepaald, voor zover het optreden van de besmettelijke ziekte mede aan betrokkene te wijten is. Art. 86, lid 6 Een zelfde bevoegdheid heeft Onze Minister indien wordt vastgesteld dat de eigenaar aan zijn krachtens artikel 4 of krachtens artikel 92 opgelegde verplichtingen niet of niet volledig heeft voldaan. Art. 86, lid 7 Onze Minister kan het bedrag van de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk terugvorderen, indien aan deze tegemoetkoming krachtens het derde lid gestelde voorwaarden niet of niet ten volle is voldaan. Art. 87 Alvorens dieren krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel f, worden gedood of producten en voorwerpen krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel g, worden onschadelijk gemaakt, dan wel raten of bijenvolken krachtens het bepaalde in artikel 22, tweede lid, onderdeel f en g, worden vernietigd, wordt de waarde daarvan vastgesteld. Art. 88, lid 1 De in artikel 87 bedoelde waardevaststelling geschiedt door een beëdigd deskundige, welke wordt aangewezen door en/of door Onze Minister aangewezen ambtenaar.
Art. 88, lid 2 Indien de in het eerste lid bedoelde ambtenaar of de eigenaar of diens gemachtigde geen genoegen neemt met de waardevaststelling verzoekt Onze Minister de kantonrechter in het kanton waar de dieren als bedoeld in artikel 87 zijn gedood of de producten en voorwerpen als bedoeld in dat artikel onschadelijk zijn gemaakt dan wel raten of bijenvolken als bedoeld in dat artikel zijn vernietigd, drie beëdigde deskundigen te benoemen, waaronder de krachtens het eerste lid aangewezen deskundige. Art. 88, lid 3 Indien over de waardevaststelling geen overeenstemming wordt bereikt, geldt het bedrag dat het gemiddelde is van de verschillende waarderingen. Art. 88, lid 4 De kosten van de in het eerste en tweede lid bedoelde deskundigen worden uit het
Diergezondheidsfonds betaald.
Art. 89 Terstond nadat de waarde is vastgesteld deelt Onze Minister aan de eigenaar het bedrag van de waardevaststelling mede. Art. 90, lid 1 Indien door het onschadelijk maken van dieren, producten of voorwerpen krachtens het bepaalde in artikel 22 schade wordt toegebracht aan gebouwen, terreinen of voorwerpen, wordt aan de eigenaar of gebruiker van deze gebouwen, terreinen of voorwerpen uit het Diergezondheidsfonds een tegemoetkoming in de schade uitgekeerd. Art. 90, lid 2 Bij geschil over het bedrag der tegemoetkoming wordt dit, op verzoek van de meest gerede partij, door de kantonrechter bepaald bij beschikking, zonder hoger beroep.

Uitvoeringsvoorschriften:
· Besluit, houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten).
· Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten (Art. 2, vogels).

41

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Algemene principes
· De verschillende werkzaamheden binnen de crisisorganisatie (RCC) worden door de afdelingshoofden uitgevoerd onder de eindverantwoordelijkheid van de Crisismanager van de RVV. De Directeur van de RVV is de enige functionaris die de uitbetalingsbeschikking mag ondertekenen namens de Minister. · Voordat de dieren worden gedood en producten of voorwerpen worden vernietigd vindt een waardevaststelling plaats. Deze waardevaststelling wordt bepaald door een door de Crisismanager van de RVV aangewezen beëdigd deskundige. (Taxateur) · Indien er een besluit ligt op grond van artikel 22, lid 1, sub f. en g., tot het doden van dieren en vernietigen van produkten en voorwerpen wordt de taxatieprocedure in gang gezet.
· Het is de verantwoordelijkheid van de taxateur om de waarde te bepalen van dieren, producten en voorwerpen. Van groot belang is deskundigheid, vakbekwaamheid en de onafhankelijkheid van de taxateur. Deskundigheid wil zeggen dat de taxateur voldoende kennis heeft van de door hem te taxeren dieren, producten en voorwerpen. Onafhankelijkheid wil zeggen dat de taxateur zich niet identificeert met de eigenaar van de dieren, producten en voorwerpen. In de instructie voor de taxateur is expliciet opgenomen dat de taxateur geen financiële, zakelijke of familiaire banden heeft met de eigenaar van de te taxeren dieren, producten, voorwerpen om belangenverstrengeling tegen te gaan.
· Voorafgaand aan een mogelijke beëdiging wordt door het hoofd van de afdeling Dierziekten van de centrale directie RVV te Voorburg beoordeeld of de betreffende taxateur voldoende is gekwalificeerd (zie bijlage Profiel taxateur) om voor de RVV taxaties te verrichten. De beoordeling vindt plaats onder meer op basis van de verkregen informatie door middel van een registratie (Invulformulier Taxateurs). · Twee keer per jaar worden nieuwe taxateurs beëdigd bij de centrale organisatie van de RVV door de Directeur RVV. De beëdiging wordt vastgelegd op het formulier EED/ BELOFTE waarvan ook de taxateur een ondertekend exemplaar ontvangt. · In de verdenkingsfase wordt de taxatie afgehandeld door een beëdigd deskundige. (Taxateur), die aangewezen wordt door de Directeur RVV/ Crisismanager NCC. Door het NCC wordt de brief waarin de tegemoetkoming in de schade wordt vermeldt opgesteld. · Een overzicht Taxateurs met daarin opgenomen de door de RVV beëdigde taxateurs wordt bijgehouden op de afdeling Dierziekten. Een kopie van de beëdiging wordt bewaard bij dit overzicht. In dit overzicht staat deskundigheid en specialisatie van elke taxateur vermeld. Het overzicht alsmede wijzigingen daarin stelt de afdeling Dierziekten ter beschikking aan het RCC.
· De taxatie gebeurt overeenkomstig de instructies en met gebruikmaking van de voorgeschreven formulieren. Bij iedere taxatie is een RVV-medewerker aanwezig die toezicht houdt op het verloop van taxatie. De RVV-medewerker stelt een verslag op van de uitgevoerde taxatie. De RVV-medewerker bemoeit zich nooit met de wijze van taxeren en hoogte van het taxatiebedrag. De RVV-medewerker brengt verslag uit aan de crisismanager over het verloop van de taxatie middels het taxatieverslag. · De taxatiewaarde wordt direct na de taxatie door de taxateur medegedeeld aan de eigenaar van de getaxeerde dieren, producten en voorwerpen, door overhandiging van een ingevuld afschrift (blauwe exemplaar) van de schriftelijke Mededeling Artikel 89 GWWD. Dit exemplaar is niet ondertekend door de crisismanager. Naderhand zal aan de eigenaar een door de crisismanager getekend afschrift worden toegestuurd. · De afdeling Financiële Administratie beoordeelt en controleert de taxatie aan de hand van een checklist. De Crisismanager beslist namens de Directeur RVV over de vervolgactie. Indien nodig worden de ontvangen bescheiden van de uitgevoerde taxatie retour gezonden naar de taxateur of naar de RVV-medewerker met het verzoek om ontbrekende gegevens aan te vullen. De tegemoetkoming in de schade wordt opgesteld door de Financiële Administratie en aangeboden ter ondertekening aan de Directeur RVV. De Directeur RVV ondertekent de tegemoetkoming in de schade namens de minister.

42

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Een kopie van tegemoetkoming in de schade wordt door de Financiële Administratie verstuurd aan het hoofd FZ die voor uitbetaling zorg draagt. De uitbetaling vindt plaats nadat de tegemoetkoming in de schade is verstuurd aan de eigenaar. (Eventueel voorzien van een kortingspercentage) Conform de Algemene wet bestuursrecht (AWB) is bezwaar mogelijk tegen de beschikking binnen 6 weken na datum van verzending van de tegemoetkoming in de schade .
· Als de eigenaar of de Directeur RVV/Crisismanager zich niet kan vinden in de door de taxateur vastgestelde waarde, wordt overgegaan tot een hertaxatie. De eigenaar die een hertaxatie aanvraagt verzoekt de Directeur RVV/Crisismanager de kantonrechter drie beëdigde taxateurs te benoemen, waaronder de oorspronkelijke taxateur.

7.3 Taken

Hoofd Taxatie

Taxatieteams

Directeur RVV
· Ondertekent de brief met de tegemoetkoming in de schade. · Doet voorstel aan kantonrechter voor benoeming van taxateurs bij hertaxatie.

Crisismanager
· Verstrekt opdracht tot taxatie aan de afdeling Taxatie. · Stelt de beëdigde taxateur aan.
· Ondertekent de opdrachtbevestiging aan taxateur. · Start bij niet akkoord procedure van hertaxatie. · Licht de taxateur en veehouder schriftelijk in bij hertaxatie in opdracht van de minister. · Beoordeelt de brief met de tegemoetkoming in de schade.

Hoofd Taxeren
· Maakt deel uit van het Crisisteam (management). · Communiceert met Crisismanager, Taxateur en Financiële Administratie. · Doet voordracht voor het inhuren van taxateur. · Maakt afspraken met taxateur en RVV-medewerker en verstrekt formulieren en instructies.
· Stelt brieven op voor de opdrachtbevestiging. · Licht de veehouder mondeling en schriftelijk in over het tijdstip van de taxatie. · Beoordeelt de ontvangen taxatatieformulieren. · Bewaakt de voortgang van retourzending ingevulde taxatieformulieren.

Taxatieteam
· De Taxateur taxeert de dieren, producten en voorwerpen gebaseerd op schriftelijke instructies van de RVV.
· Voor het taxeren van pluimvee gebruikt de taxateur als basis de waardetabellen pluimvee. De taxateur mag alleen afwijken van de waarde zoals in de waardetabellen pluimvee is aangegeven, indien de taxateur de afwijking onderbouwen kan. · De RVV-medewerker controleert de naleving van de instructies tijdens de taxatie.

43

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H8 Ruiming

8.1 Inleiding
Bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte is het van groot belang dat iedere besmettingshaard zo snel mogelijk onschadelijk gemaakt wordt. Ditzelfde geldt voor de gevaarlijk geachte contactbedrijven. Dit betekent concreet dat de dieren op deze bedrijven gedood en afgevoerd worden en de gebouwen en terreinen gereinigd en ontsmet worden. Tevens worden alle overige zaken overgenomen en afgevoerd. Om een mogelijke verdere verspreiding van de infectie tegen te gaan, is het noodzakelijk dat deze acties snel genomen worden.

In het geval van AI wordt in de EU-regelgeving onderscheid gemaakt wanneer bestrijdings- maatregelen toegepast worden. Bestrijdingsmaatregelen zijn alleen bij een besmetting met een hoog pathogene stam van AI vereist. Gezien het gegeven dat een laag pathogene stam van AI (LPAI) kan muteren naar een hoog pathogene stam van het AI-virus, dat zeer grote schade kan veroorzaken, wordt in Nederland ook LPAI bestreden. Dit houdt in dat ook dieren met infecties door LPAI geruimd worden.

Bij de bestrijding van LPAI worden dezelfde maatregelen toegepast zoals bij HPAI, met de uitzondering dat het preventief ruimen van dieren binnen een straal van 1 km rond een besmette bedrijf niet per sé plaats vind, maar afhankelijk van de epidemiologische situatie van dat moment toegepast wordt.

Tevens wordt in de EU-regelgeving bepaald welke onderzoeksmethoden voor het aantonen van AI erkend zijn. Inmiddels staat een test ter beschikking, die nog niet officieel erkend is, de PCR (Polymerase-chain-reaction). Deze test is even gevoelig als de in de EU-richtlijn genoemde test, en bovendien sneller (uitslag PCR na 24 uur). Deze test wordt momenteel standaard naast de officiële testen bij ID-Lelystad gebruikt. Erkenning van deze test is reeds in Brussel aangevraagd. Omdat deze test een enorme tijdwinst oplevert wordt bij een positieve uitslag van de PCR het bedrijf preventief geruimd, zonder op de uitslag van de officiële test te wachten.

Bij een uitbraak van AI op een gecombineerde bedrijf (pluimvee / varkens) worden ook alle varkens serologisch onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van het AI-virus bij de varkens. Als er serologisch positieve varkens zijn, dan worden alle varkens op het bedrijf geruimd en varkensbedrijven in de omgeving en de mensen in het ingesloten gebied onderzocht. Tevens wordt in dit geval ook de mest, het strooisel en voederresten van de varkens en het pluimvee behandeld zoals hieronder beschreven. Als de varkens serologisch negatief zijn, dan worden ze nogmals 14 dagen na het ruimen van het pluimvee serologisch onderzocht. Indien er dan serologisch positieve varkens zijn, wordt gehandelt zoals boven beschreven. In het geval van een negatieve uitslag kan het bedrijf na de voorgeschreven tijd en de voorgeschreven reiniging en desinfectie vrij gegeven worden.

8.2 Algemene informatie
Het doel van het ruimen
Het doel van ruimen van besmette en in aanmerking komende verdachte bedrijven is het zo snel mogelijk onschadelijk maken van besmette en in aanmerking komende verdachte (waaronder de gevaarlijk geachte contactbedrijven) bedrijven waardoor de verspreiding van het virus gestopt wordt.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Dit doel wordt bereikt door:
· het doden en onschadelijk maken van de gevoelige dieren, het onschadelijk maken van producten en voorwerpen, zoals het afvoeren van het veevoer en het afvoeren van die materialen die niet ontsmet kunnen worden;
· het laten uitvoeren van de voorlopige ontsmetting; · het laten uitvoeren van de definitieve reiniging en onsmetting, die uit twee maal reinigen en ontsmetten bestaat;
· het laten uitvoeren van ongediertebestrijding en de controles hierop.

Juridisch kader
GWWD:
Art. 22 lid 1: De in artikel 21 bedoelde maatregelen kunnen zijn: a. het afzonderen van zieke en verdachte dieren; b. het opstallen of ophokken van zieke en verdachte dieren; c. het plaatsen van waarschuwingsborden; d. het door het plaatsen van kentekenen besmet of van besmetting verdacht verklaren van gebouwen en terreinen; e. het merken van zieke, verdachte en herstelde dieren; f. het doden van zieke en verdachte dieren; g. het onschadelijk maken van gedode of gestorven, zieke en verdachte dieren, en van producten en voorwerpen, die besmet zijn of ervan worden verdacht gevaar op te leveren voor verspreiding van smetstof; h. het reinigen en ontsmetten van gebouwen, terreinen, bewaarplaatsen van mest en voorwerpen;
i. het vastleggen of opsluiten van dieren; j. het behandelen van dieren op een door Onze Minister aangegeven wijze. Art.83: Uit het Diergezondheidsfonds worden betaald: a. de kosten van de uitvoering van de in artikel 22, eerste lid, onderdeel c, d en h genoemde maatregelen, met uitzondering van die van het reinigen van stallen en de daarin aanwezige voorwerpen alsmede van het reinigen en ontsmetten van markten, andere plaatsen waar dieren van verschillende houders bijeen zijn gebracht, diergaarden en daarmee vergelijkbare inrichtingen; b. de kosten van het ter beschikking stellen van de middelen ter ontsmetting, als bedoeld in artikel 26. Art. 90, lid 1: Indien door het onschadelijk maken van dieren, producten of voorwerpen krachtens het bepaalde in artikel 22 schade wordt toegebracht aan gebouwen, terreinen of voorwerpen, wordt aan de eigenaar of gebruiker van deze gebouwen, terreinen of voorwerpen uit het Diergezondheidsfonds een tegemoetkoming in de schade uitgekeerd

Regeling betreffende uitvoering bestrijdingsmaatregelen besmettelijke dierziekten (GWWD):
(Toelichting: Sinds het jaar 2000 is er een nieuwe regeling `Regeling aanwijzing gespecificeerd hoog-risico-materiaal' van kracht. In deze regeling is beschreven dat alle materialen die in diverse instructies als HRM zijn aangemerkt, nu SRM = specifiek risico materiaal zijn geworden.)

Art. 5: Het onschadelijk maken, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel g, en het vernietigen, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdelen f en g van de wet, geschiedt:
a. overeenkomstig de Destructiewet indien er sprake is van hoog-risico- materiaal, tenzij onschadelijkmaking door verbranden of begraven wordt bevolen;

45

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

b. indien er geen sprake is van hoog-risico-materiaal: i. door verbranden, onderploegen, broeien, vermenging met een ontsmettingsmiddel als bedoeld in artikel 9 of bij mest door verwerken in een mestverwerkingsinrichting, onverminderd de bepalingen van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen op grond waarvan de mest tijdelijk wordt opgeslagen; ii. bij melk en melkproducten en drijfmest mede door verandering van de zuurgraad of; iii. door droge sterilisatie. Art. 6, lid 1: Het verbranden, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, geschiedt door verbranding tot as ter plaatse of in een verbrandingsoven. Art. 6, lid 2: Het begraven, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, geschiedt op zodanige diepte, dat de afstand van het hoogste gedeelte van hetgeen begraven wordt tot aan de rand van de kuil ten minste een meter bedraagt. De bodem van de kuil en hetgeen begraven wordt, wordt met een laag ongebluste kalk ter dikte van een decimeter bestrooid om tenslotte met een laag aarde tot minimaal aan de rand van de kuil te worden bedekt. Het begraven geschiedt op een geschikt terrein teneinde verontreiniging van het grondwater en iedere andere milieuhinder te beperken.
Art. 7, lid 1: Aan de ontsmetting gaat reiniging vooraf, behoudens die gevallen waarbij, ter beoordeling van de aangewezen ambtenaar, wegens besmettingsgevaar voor de personen die met het reinigen zijn belast, voor de reiniging en ontsmetting eerst een voorlopige ontsmetting dient plaats te vinden. De reiniging dient plaats te vinden binnen de door de aangewezen ambtenaar aangegeven termijn.
Art. 7, lid 2: De reiniging van gebouwen, terreinen, bewaarplaatsen van mest, dieren, voorwerpen en producten geschiedt op de in de bijlage I beschreven wijze. Art. 8: Het ontsmetten van gebouwen, terreinen, bewaarplaatsen van mest, bijenwoningen, dieren, voorwerpen en producten moet gericht zijn op het effectief en efficiënt onschadelijk maken van de smetstof, waarbij elk geval op zichzelf dient te worden beoordeeld en geschiedt op de in de bijlage I beschreven wijze.
Art. 9: Het ontsmetten geschiedt met de volgende middelen: a. hitte in de vorm van:
1. vuur;
2. hete lucht;
3. stoom;
4. kokend water;
b. ontsmettingsmiddelen die voor dat doel zijn toegelaten op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962; c. andere door de aangewezen ambtenaar vast te stellen ontsmettingsmiddelen.
Art. 10: De aangewezen ambtenaar beslist in elk bijzonder geval zonodig in overleg met de burgemeester of met het hoofd, op welke wijze de onschadelijk maken, het vernietigen en het reinigen en ontsmetten zal geschieden en welke reinigings- en ontsmettingsmiddelen daarbij moeten worden gebruikt. Art. 11: Na afloop van de reiniging vindt controle plaats door de daartoe door de aangewezen ambtenaar, zonodig in overleg met de burgemeester of met het hoofd, aangewezen personen.
(Toelichting: Met hoofd is hoofd van de afdeling ruiming/nazorg bedoeld)

46

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Besluit doden van dieren (GWWD):

Art. 4, lid 1: Het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, bedwelmen, slachten of doden van dieren wordt uitgevoerd door personen die de nodige kennis en vaardigheden bezitten om de taken humaan en doeltreffend uit te voeren. Art. 6: De artikelen 5, 12, 13 en 15 zijn niet van toepassing indien een dier gedood moet worden:
a. ter beëindiging of voorkoming van onmiddellijk gevaar voor mens of dier; b. ter beëindiging van ondraaglijk lijden van het dier; c. in het kader van de bestrijding van een besmettelijke dierziekte. Art. 14: Het doden van productiedieren in het kader van de bestrijding van dierziekten geschiedt overeenkomstig bijlage E van de richtlijn.

Richtlijn 92/40/EEG VAN DE RAAD van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza

Artikel 5, lid 1 Zodra de aanwezigheid van aviaire influenza op een bedrijf officieel is bevestigd,
zien de Lid-Staten erop toe dat de bevoegde autoriteit eist dat behalve de in artikel 4, lid 2, genoemde maatregelen, ook de volgende maatregelen worden getroffen:
a) alle op het bedrijf aanwezige pluimvee moet onmiddellijk ter plaatse worden afgemaakt. Alle gestorven dieren, alle afgemaakte dieren en alle eieren op het bedrijf moeten worden vernietigd. Bij het afmaken en vernietigen moet verspreiding van de ziekte zoveel mogelijk worden voorkomen;
b) alle stoffen of afvallen, met name voeder, strooisel en mest, die mogelijk zijn verontreinigd, moeten worden vernietigd of worden behandeld; deze behandeling, die moet worden uitgevoerd overeenkomstig de instructies van de officiële dierenarts, moet garanderen dat het eventueel aanwezige virus van aviaire influenza wordt vernietigd; c) wanneer pluimvee tijdens de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte is geslacht, moet het vlees daarvan zoveel mogelijk worden opgespoord en vernietigd;
d) broedeieren die gedurende de vermoedelijke incubatietijd van de ziekte van het bedrijf zij afgevoerd, moeten worden opgespoord en vernietigd; als die eieren reeds zijn uitgekomen, moet het betrokken pluimvee onder officieel toezicht worden geplaatst; consumptie-eieren die gedurende de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte zijn gelegd en die reeds zijn afgevoerd, moeten voor zover mogelijk worden opgespoord en vernietigd, tenzij voordien afdoende zijn ontsmet. e) na uitvoering van de onder a) en b) genoemde werkzaamheden, moeten de gebouwen waar het betrokken pluimvee is gehuisvest, alsmede de omgeving daarvan, de gebruikte vervoermiddelen en al het andere materieel dat kan zijn verontreinigd, worden schoongemaakt en ontsmet overeenkomstig artikel 11; f) na uitvoering van de onder e) genoemde werkzaamheden, moet een leegstand van ten minste 21 dagen in acht worden genomen voordat weer pluimvee op het bedrijf wordt binnengebracht; g) er moet een epizoötiologisch onderzoek worden verricht overeenkomstig artikel 7.
Artikel 5, lid 2 De bevoegde autoriteit kan de in lid 1 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven wanneer in verband met de ligging daarvan, de plaatselijke situatie of de contacten met het bedrijf waar de aanwezigheid van de ziekte is bevestigd, mogelijk besmetting mogelijk besmetting moet worden gevreesd.

47

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Artikel 11 De Lid-Staten zien erop toe dat:
a) de te gebruiken ontsmettingsmiddelen en de concentraties daarvan officiel door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd; b) de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden onder officieel toezicht worden verricht overeenkomstig: i) de instructies van de officiële dierenarts; ii) de procedure voor het reinigen en ontsmetten van een besmet bedrijf bedoeld in bijlage II.

Middelen voor het doden van vogels
I. HCN
II. Euthanaticum T61
III. Onthoofding of breken van de nek
IV. Toedienen van andere gassen/gasmengsels dan HCN in luchtdicht afgesloten ruimtes V. Vacuümcel
VI. Fenobarbital

I. HCN (cyanowaterstoff, blauwzuur)
Momenteel wordt HCN gebruikt voor het euthanaseren van een grote groep vogels / pluimvee in gesloten ruimten. HCN mag alleen gebruikt worden door gespecialiseerde bedrijven (Firma DEGESCH, zie eerder). In verband met de gevaarlijkheid van het gas voor de mens is het gebruik van HCN afhankelijk van specifieke omstandigheden op de locatie zoals de mogelijkheid dat de ruimte luchtdicht afsluitbaar is (zie protocol-belangrijke informatie, van Firma Degesch). Er dient vroegtijdig een afspraak te worden gemaakt met de Firma Degesch om de locatie te inspecteren.

II. Euthanaticum T61
Het middel T61 dient achter slot en grendel bewaard te worden. Het hoofd van de afdeling Ruiming draagt er zorg voor dat van het gebruik van T61 een sluitend in- en uitslagregister wordt bijgehouden. Het hoofd afdeling Ruiming wijst per ruimingsoperatie een lid van het team aan die de verantwoording krijgt over het beheer van de T61 gedurende de operatie. Dit dient altijd een dierenarts te zijn.

Andere methodes van doden:
Het voorkeurmiddel voor het doden van groote aantallen vogels / pluimvee is momenteel HCN. In die gevallen waar HCN niet toegepast kan worden (b.v. stallen zijn niet luchtdicht afsluitbaar enz.) kan bij kleine aantalen vogels / pluimvee T61 gebruikt worden. De Richtlijn 93/119/EG, inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden, geeft wel de wettelijke basis voor andere methodes voor het doden van dieren in het kader van de bestrijding van dierziekten. De gebruikte methode moet een stellige dood waarborgen. Welke methode wordt toegepast, wordt door de bevoegde autoriteit (RVV) in overleg met deskundigen op het gebied van doden dieren en het uitvoerende bedrijf bepaald.

III. Onthoofding of breken van de nek
Voor deze methoden die alleen mogen worden gebruikt voor het doden van pluimvee, is toestemming van de bevoegde autoriteit (RVV) nodig. De RVV moet erop moet toezien dat deze methoden door bevoegd personeel en met inachtneming van de algemene bepalingen van artikel 3 van RL 93/119/EG (er moet voor worden gezorgd dat de dieren elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden wordt bespaard) worden toegepast.

IV.=Toedienen van andere gassen/gasmengsels dan HCN in luchtdicht afgesloten stallen Toedienen van andere gassen / gasmengsels in een dodingsapparaat (mobiele eenheid welke in de nabijheid van de stallen geplaatst kan worden. Van Fa. Stork wordt deze apparatuur al in slachthuizen gebruikt).

48

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

V. Vacuümcel
De dieren worden in een luchtdichte cel geplaatst waar door een sterke elektrische pomp snel een vacuüm wordt gecreëerd. De onderdruk wordt gehandhaafd tot de dieren dood zijn. (Deze methode wordt gebruikt voor het doden zonder verbloeden van soorten gekweekt wild, zoals kwartels, patrijzen en fazanten bestemd voor menselijke consumptie).

VI. Fenobarbital
Fenobarbital is een slaapmiddel dat via het drinkwater toegediend kan worden (80 mg Fenobarbital in 55 ml drinkwater; dood na 4 uren). Deze methode is vooral geschikt voor kleine aantallen vogels / pluimvee.

Algemene principes
· De ruimings- en nazorgteams vertrekken vanaf het schoone gedeelte van het gedeelte van de afdeling Ruiming en Nazorg. De niet gebruikte materialen worden ook weer op dit punt ingeleverd.
· Bij het ruimen van bedrijven wordt voorkeur gegeven worden aan vaste ploegen. Deze ploegen worden alleen maar ingezet voor het doden en afvoeren van dieren. · Het vanaf een besmet bedrijf afvoeren van levende dieren ter destructie is niet toegestaan. Het doden van deze dieren dient op het bedrijf te gebeuren. De afvoer van de kadavers vindt vervolgens plaats met geheel gesloten vrachtauto's van een destructiebedrijf. · Een ruimingsteam bestaat uit één RVV-dierenarts, twee RVV-medewerkers, personeel van de ontsmetter, personeel van Fa. DEGESCH voor het doden met HCN, chauffeur van de destructie-vrachtauto en variërende aantallen hulppersoneel voor het vangen en ruimen van gedode dieren afhankelijk van de grootte van het bestand. · Kleine groepen vogels, vogels die niet in gesloten ruimten verblijven (voor het doden met HCN) worden door middel van een injectie (T61) gedood. Voor het euthanaseren van een grote groep vogels/pluimvee in gesloten ruimten, wordt gebruik gemaakt van HCN. Andere methoden van doden kunnen overwogen worden. · In afwijking van de richtlijn 92/40/EG wordt preventief geruimd bij bedrijven met een positieve uitslag van de PCR.
· Alle te ruimen bedrijven worden zo snel mogelijk geruimd, en wel:
- besmette bedrijven binnen 24 uur na besmetverklaring en
- preventief te ruimen bedrijven binnen vier dagen na de besmetverklaring van het ,,haard-bedrijf,,.
· Er kan echter pas begonnen worden met de ruiming nadat:
- het taxatierapport door zowel de veehouder, de taxateur en de RVV-medewerker is getekend dan wel de hertaxatie is uitgevoerd; bij hoge uitzondering kan hier door de crisisleiding van afgeweken worden;

- de tracering is uitgevoerd; dit wil zeggen: al het benodigde materiaal voor de diagnostische onderzoeken is verzameld en de traceringsbezoeken door de afdeling tracering en de AID zijn afgelegd.
· Tijdens het ruimen ziet de RVV-dierenarts er op toe dat het dierenwelzijn niet in het gedrang komt.
· Tijdens de taxatie, de ruiming en de nazorgactiviteiten worden de gestelde hygiëneregels zoals vermeld in het hygiëneprotocol strikt nageleefd. Hierbij moeten ook de aanvullende hygiënemaatregelen in de werkinstructie ruimen nageleefd worden. · De destructiewagens worden verzegeld door de RVV-dierenarts. · De voorlopige ontsmetting wordt direct aansluitend na de ruiming uitgevoerd conform de instructie reinigen en ontsmetten bedrijven.
· Het gebruikte ontsmettingsmiddel moet ten minste 24 uur op het behandelde oppervlak aanwezig blijven.
· De definitieve reiniging en ontsmetting bestaat uit twee delen. Na afloop van de voorlopige ontsmetting wordt eerst deel 1 van de definitieve reiniging en ontsmetting (conform de instructie reinigen en ontsmetten bedrijven) uitgevoerd. De stallen worden gereinigd.

49

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Het resultaat van de reiniging wordt door een RVV-medewerker (nazorgteam) gecontroleerd.
Is het resultaat van de reiniging voldoende dan wordt een ontsmetting uitgevoerd. · Zeven dagen na deel 1 van de definitieve reiniging en ontsmetting wordt deel 2 uitgevoerd (deel 2 van de definitieve R&O wordt volgens hetzelfde principe uitgevoerd als deel 1). · Een nazorgteam bestaat uit één RVV-medewerker.
· Alle formulieren worden volledig ingevuld door de verantwoordelijke RVV medewerker ter plaatse.
· Alle formulieren worden voorzien van naam, datum en handtekening van de invuller. · Alle formulieren die in de bedrijfsdossiers opgeborgen worden of die voor verdere afwikkeling de afdeling verlaten, worden eerst intern door de administratie van de afdeling ruiming gecontroleerd.
· De overgenomen, niet te ontsmetten materialen worden verpakt in verzegelde vaten of containers. De Unit bedrijfsbezoeken plant in overleg met de planner van de vuilverbrander de afvoer van de vaten naar een vuilverbrandingsinstallatie. · De ongediertebestrijding geschiedt overeenkomstig de instructie reinigen en ontsmetten en ongediertebestrijding geruimd bedrijf.
· Honden, katten en andere niet voor AI vatbare dieren worden binnengehouden tot alle R&O werkzaamheden zijn uitgevoerd.
· Honden worden tot alle R&O werkzaamheden zijn uitgevoerd uitsluitend buiten het bedrijfterrein uitgelaten.

Meldingen/opdrachten tot ruimen
De crisismanager RVV geeft aan het hoofd afdeling Ruiming de opdracht tot het ruimen van een te ruimen bedrijf. Tevens geeft de crisimanager RVV opdracht aan de afdeling Tracering en de afdeling Taxatie om de afdeling Ruiming over het te ruimen bedrijf te informeeren. Direct daarop aansluitend faxt de afdeling Tracering: het formulier AI 01, het bedrijfsinformatierapport en de plattegrond met aantallen per rubriek. De afdeling Tracering faxt de lijst met preventief te ruimen bedrijven naar de afdeling Ruiming zodra deze is geaccordeerd door de Directeur RVV. Aansluitend volgen de gecontroleerde aantallen (administratieve controle op het bedrijf en controle op overeenstemming met schatting over aantal aanwezige dieren) van de screeningen met de daarbij behorende plattegronden. De afdeling taxatie levert een kopie van de taxatieformulieren met hierop onder andere de aantallen aanwezige dieren aan de afdeling Ruiming.

Planning ruimingen
De unit Bedrijfsbezoeken van de afdeling Ruiming zorgt ervoor dat de ruimingsploeg op de hoogte wordt gebracht van de ruiming en dat de ruimingsploeg op het juiste moment aanwezig is.

Afhankelijk van de methode van het doden legt de unit Bedrijfsbezoeken in overleg met uitvoerende bedrijven die het doden uitvoeren het volgende van tevoren vast:
- de grootte van de ruimingsploeg;

- de werkzaamheden van de ruimingsploeg.

In het geval van het doden van dieren door HCN neemt de unit Bedrijfsbezoeken zo spoedig mogelijk contact op met Firma DEGESCH:

DEGESCH BENELUX
Europalaan 54
5042 ZT Tilburg

Postbus 1186
5004 BD Tilburg

50

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Telefoon: 013-463 54 70
Telefax:013-467 51 70

Contactpersonen van Firma DEGESCH:
Dhr. J.N. van Schalkwijk
Telefoon: Privé 013-467 64 53

Mw. A.J. Borkent ­ Bartelds
Telefoon: Privé 013-463 63 47

In overleg met Firma DEGESCH worden de grootte van de ruimingsploeg en de werkzaamheden en het in te zetten personeel vooraf vastgesteld. Indien bij de RVV geen geschikt personeel voorhanden is, kunnen professionele servicebedrijven uit de pluimveesector (vang- en laadploegen) worden ingeschakeld.

Aan te leveren papieren
Het ruimingsteam kan en mag pas op pad zodra er een taxatieformulier met plattegrond aanwezig is. Dit geldt niet indien de ruiming direct aansluitend aan de taxatie geschiedt.

Preventief ruimen
Indien de medewerkers van de afdeling Tracering op te onderzoeken bedrijven verdachte symptomen van AI tegenkomen, geeft de afdeling Tracering dit door aan de afdelingen Ruiming en Taxatie over deze bedrijven. Deze bedrijven worden met voorrang geruimd.

Ruimen van de bedrijven
De veldmedewerkers van de ruimingsteams dragen er zorg voor dat overeenkomstig de werkinstructie ,,Ruiming,, de bedrijven worden geruimd. Om de werkzaamheden snel en efficiënt te laten verlopen en het besmettingsgevaar zo gering mogelijk te houden is het van groot belang dat een vaste groep medewerkers de ruimingen verricht. Er wordt gelet op de herkomst van de medewerkers. Gevraagd wordt of zij komen op bedrijven waar gevoelige dieren voor AI zijn gehuisvest. Is dit het geval, dan mogen zij niet deelnemen aan werkzaamheden voor de afdeling Ruiming.

De medewerkers die bedrijven hebben bezocht met verdachte of besmette dieren, mogen gedurende minimaal 24 uur niet op bedrijven komen waar gevoelige diersoorten zijn gehuisvest (met uitzondering uiteraard van de te ruimen bedrijven). Het aantal uren van 24 kan verlengd worden naar 48 of 72 uur. De periode hangt af van de virusstam. Na overleg met ID-Lelystad kan vastgesteld worden hoelang de perriode moet duren.

Interne controle
Het is van groot belang dat er door de administratie van de afdeling Ruiming een goede interne controle geschiedt op:
· de volledigheid van de ingevulde formulieren;
· de invoer van de data in Diezies;
· de opbouw van de dossiers;
· overeenkomst aantallen/gewichten.

Deze controles dragen er toe bij dat de betrouwbaarheid van geproduceerde overzichten aanzienlijk wordt vergroot. Dit betekent wel dat de administratie vanaf het begin goed bezet moet zijn. Het hoofd van de afdeling Ruiming is verantwoordelijk voor de juiste bezettingsgraad van het aantal medewerkers op de afdeling.

Door de administratie van de afdeling Ruiming wordt gecontroleerd of de door de taxateur geschatte gewichten (van zowel de geruimde dieren als van het pluimveevoer) overeenkomen met de gewichten zoals die bij de destructor zijn gewogen.

51

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

De destructiewagens en de transportwagens van het veevoer worden bij de destructor onder toezicht van de RVV vol en leeg gewogen. Het verder ingevulde formulier 402704 wordt, samen met de weegbon, naar de afdeling Ruiming opgestuurd. Geconstateerde verschillen moeten worden verklaard.

Van deze controles wordt een verslag gemaakt. In dit verslag worden tenminste vermeld: naam, adres, woonplaats, UBN, taxatiedatum, ruimdatum, de geconstateerde aantallen op de momenten van taxatie en ruiming, de geschatte en geconstateerde gewichten ten tijde van de taxatie en de ruiming, de conclusie van het hoofd ruiming of deze gegevens met elkaar in overeenstemming zijn, of er verschillen zijn geconstateerd en of deze verschillen verklaard kunnen worden. Dit verslag wordt toegevoegd aan het bedrijfsdossier. Bij geconstateerde verschillen, al dan niet verklaard, gaat een kopie van dit verslag naar de Crisismanager. De controle van het aantal gevoelige dieren is van groot belang, maar levert bij vogels / pluimvee problemen op. Het is niet mogelijk om pluimvee (soms tienduizenden in een stal) exact te tellen of ieder dier te wegen. Voor personen met veel ervaring in de pluimveesector is het wel mogelijk een grove schatting te maken. Bij kleine aantallen vogels /pluimvee (hobby) zal het eventueel nog mogelijk zijn exact te tellen. Daarom wordt de administratie van het bedrijf nauwkeurig gecontrolleerd door de taxateur en de medewerker RVV (in- en uitslagregister, voerbonnen, afleverbonnen van slachterijen, enz.) en deze worden met gegevens aangeleverd door PVE vergeleken (KIP computersysteem -> opzetdatum, aantal dieren opgave broederij).

Er moet overeenstemming zijn tussen de aantallen vastgesteld tijdens het eerste verdenkingsbezoek, de tracering, taxatie en de aantallen / gewicht vastgesteld tijdens de ruiming. Geconstateerde verschillen moeten direct worden verklaard door de betreffende pluimveehouder.

Het zwaartepunt van de controle van het aantal / gewicht gevoelige dieren ligt bij de administratieve controle van het bedrijf.

Controle
Het hoofd Ruiming controleert steekproefsgewijs het gehele traject van de werkzaamheden. De resultaten van deze controles worden schriftelijk vastgelegd. Het hoofd Ruiming kan deze controles ook door anderen laten uitvoeren maar blijft verantwoordelijk voor de controles. Tevens worden de werkzaamheden periodiek gecontroleerd door de afdeling Kwaliteitsmanagement.

Accorderen facturen
De bedrijven die in het kader van het ruimen van bedrijven werkzaamheden voor de RVV verrichten, vermelden op de facturen:
· naw-gegevens (naam, adres en woonplaats) van het geruimde bedrijf; · UBN van het geruimde bedrijf;
· type ruiming;
· urenstaat;
· prestatieverklaring;
· kostenspecificatie.

Deze facturen worden voor akkoord (de prestatie is geleverd) getekend door het hoofd van de afdeling Ruiming. Alvorens hij/zij tekent, heeft een medewerker van de administratie gecontroleerd of de gefactureerde prestatie inderdaad is geleverd. De administratie houdt bij welke facturen wel en niet geaccordeerd zijn.

Gescheiden ophalen van huisvuil
Het huisvuil van verdachte en besmette bedrijven wordt gescheiden opgehaald van de niet verdachte bedrijven. Het huisvuil van de verdachte en besmette bedrijven dient naar de vuilverbranding gebracht te worden.

52

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

De afdeling Tracering zorgt er voor dat de recente lijst met verdachte en besmette bedrijven bij de vuilophaaldienst terechtkomt.

Indien op geruimde bedrijven een grote hoeveelheid ,,huisvuil,, aanwezig is, kan de vuilophaaldienst ter plaatse een container stationeren. Dit kan middels een opdracht van de RVV aan het bedrijf waar een raamcontract mee is afgesloten door de afdeling FA (middelenbeheer). In deze container kunnen echter niet alle materialen geladen worden. De volgende afvalstoffen mogen niet geladen worden:
· asbest;
· golfplaten;
· puin;
· ijzer;
· chemisch afval (zoals accu's, verfresten en batterijen); · TL-balken.

De pluimveehouder dient een verklaring te tekenen dat deze materialen niet in de container zitten. Worden de hierboven genoemde voorwerpen toch in de containers gevonden, worden hier bij de vuilverbranding foto's van gemaakt en is de veehouder verantwoordelijk voor de kosten van de verbranding.

Mest, strooisel en voederresten
Mest, strooisel en voederresten moeten zodanig worden behandeld dat het virus wordt gedood. Hierbij moet ten minste één van de volgende methoden worden gebruikt: · Mest, strooisel en voederresten kunnen worden verzameld tot een mestvaalt en besproeid worden met een toegelaten ontsmettingsmiddel (b.v. ongeblust kalk) De mestvaalt wordt afgedekt met landbouwplastic en dient tot tenminste 42 dagen na de definitieve ontsmetting opgeslagen te blijven. · Drijfmest wordt besproeid met 0,5 liter 2% natronloog per m2 en blijft opgeslagen op het bedrijf tot tenminste 42 dagen na de definitieve ontsmetting. Een gesloten kuil blijft op het bedrijf aanwezig en blijft gesloten. Een open kuil wordt in zijn geheel afgevoerd. · Mest, strooisel en voederresten worden verbrand of behandeld met stoom van tenminste 70º Celsius.
· Bij gecombineerde bedrijven pluimvee/varkens wordt ook de varkensmest, -strooisel en ­ voederresten op één van de bovengenoemde methodes behandeld, indien er AI-virus bij varkens op het bedrijf is aangetont.

Voortgangscontrole definitieve ontsmettingen
De veehouders, waarvan na twee weken nog geen schoonmeldingen zijn ontvangen, worden gebeld door de unit Nazorg. Tijdens dit gesprek wordt gevraagd naar de schoonmaakactiviteiten. Tegelijkertijd kan gewezen worden op de mogelijke consequenties van het niet schoonmaken. In dat geval geeft de RVV, op kosten van de veehouder, een extern bedrijf opdracht de stallen te reinigen. Alle reinigingswerkzaamheden worden door de pluimveehouder / eigenaar zelf uitgevoerd of door een R&O-bedrijf onder zijn verantwoording. Alle ontsmettingswerkzaamheden worden door een R&O-bedrijf uitgevoerd in opdracht van de RVV.

Uitvoering werkzaamheden ontsmetters, ongediertebestrijders, douchewagenleveranciers en destructors
De wijze waarop de ontsmetters, de ongediertebestrijders, de douchewagenleveranciers en de destructors hun werkzaamheden verrichten, leggen zij zelf vast in protocollen. De desbetreffende bedrijven ontvangen voor het opstellen van een protocol van de RVV, afdeling Ruiming / Nazorg een instructie waarin beschreven is welke onderwerpen in een protocol verplicht beschreven moeten zijn. Het hoofd van de afdeling Ruiming beoordeelt of deze protocollen juist en volledig zijn. De Crisismanager accordeert vervolgens deze protocollen.

53

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Het hoofd van de afdeling Ruiming draagt er zorg voor dat er gecontroleerd wordt dat de ontsmetters, de ongediertebestrijders, de douchewagenleveranciers en de destructors overeenkomstig de door de Crisismanager geaccordeerde protocollen werken.

Ruimen van slachterijen
Na inventarisatie en taxatie van al het materiaal (d.w.z. het opgeslagen pluimveevlees, de gevallen weefselresten, afvallen en al het vlees waarvan niet met zekerheid is vast te stellen dat het niet met het besmette koppel in contact is geweest) dat conform het hoofdstuk taxeren getaxeerd is, wordt afgevoerd naar de destructor. De keuringsdierenarts ziet er op toe, dat de hele slachterij wordt gereinigd en gedesinfecteerd. De keuringsdierenarts stelt tevens een conceptrapportage op over het verloop van de activiteiten en biedt deze aan de kringdirecteur aan. De kringdirecteur stelt het rapport vast na eventuele toevoegingen over zijn activiteiten (indien van toepassing). Het vastgestelde rapport wordt verzonden naar het hoofd van de afdeling Ruimen. Het rapport wordt opgeslagen in het bedrijfsdossier.

· Actie betreffende de (teruggeroepen) veewagen en de gebruikte kratten: Alle in de verdenkingsfase teruggeroepen gereinigde en ontsmette veewagens en kratten, worden verzegeld en onder toezicht van de overheid gesteld. Deze materialen worden opnieuw gereinigd en ontsmet minimaal 1 week na de eerste R&O.

· Actie betreffende de R&O voor personeel en transporteurs: Alle personeelsleden (van het slachthuis, de RVV en alle overige instanties) die in het slachthuis mogelijk in contact zijn geweest met de besmette dieren of delen daarvan, douchen en verkleden zich voordat zij het terrein van het slachthuis verlaten. De bij hun werk gedragen kleding en laarzen blijven op het slachthuis achter.

· Voorlopige reiniging en ontsmetting
Alle delen van het bedrijfsterrein, de gebouwen, erven en apparatuur (incl. voertuigen) enz., waar pluimvee was gehuisvest of die tijdens het slachten, de opslag en verwerking door de verdachte koppel mogelijk zijn verontreinigd, worden grondig besproeien met een toegelaten ontsmettingsmiddel.

· Definitieve reiniging en ontsmetting
Nadat de karkassen, de gevallen dierlijke weefselresten, het gemorste bloed, etc. naar het destructiebedrijf zijn afgevoerd, worden alle oppervlakken van de koel- en vriescellen, aan- en afvoergangen en alle andere ruimten waarmee het pluimvee(vlees) etc. in aanraking is geweest besproeid met een toegelaten ontsmettingsmiddel, overeenkomstig de voorlopige ontsmetting.

Alle genoemde oppervlakken worden, nadat het ontsmettingsmiddel heeft kunnen inwerken (volgens gebruiksaanwijzing), met warm water en een ontvettingsmiddel grondig gereinigd en ontvet en daarna nagespoeld.

Hierna moeten alle oppervlakken nogmaals besproeid worden met een toegelaten ontsmettingsmiddel (zie bijlage: ontsmettingsmiddelen dierziektenbestrijding AI / NCD) en vervolgens goed afgespoeld worden met warm water.

54

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

8.3 Taken
Organogram

Hoofd Afdeling

Administra- tieve Unit

Unit Bedrijfs- Unit Nazorg bezoeken

Veld- Veld- Veld- R&O Afval werkteam werkteam werkteam

Hoofd Ruiming:
· Rapporteert aan de Crisismanager.
· Regelt bemensing onderafdeling planning.
· Regelt bemensing onderafdeling administratie.
· Houdt voor iedere medewerker de bevoegdhedenmatrix bij en geeft iedere wijziging daarvan door aan de Chef de Bureau.
· Regelt een opslagruimte voor de benodigde materialen in het RCC in overleg met het magazijnbeheer.
· Legt contacten met de, reeds bekende, leveranciers van diensten en goederen, te weten:
* bedrijven voor het doden van dieren;
* de Firma DEGESCH voor het doden van dieren met HCN; ontsmetter(s);
ongediertebestrijder(s);
douchewagenleverancier();
laad- en vangploegen voor vogels / pluimvee; vervoerders van veevoer;
het bedrijf dat zorgt voor de afvoer van het huisvuil, mest en het chemische afval.

N.B. Afspraken en opdrachten met externe bedrijven worden altijd schriftelijk bevestigd zijn. Een kopie van de schriftelijke afspraken en opdrachten wordt in het bedrijfsdossier gearchiveerd. De personen/bedrijven, waarmee een raamcontract is afgesloten, hebben ook de beschikking over een draaiboek.

· Maakt in overleg met de unit Bedrijfsbezoeken van de afdeling Ruiming dagelijks een strategisch (tijds)-plan voor het ruimen van verschillende bedrijven, de unit Bedrijfsbezoeken voert vervolgens dit plan uit. · Overlegt met de destructor over de afvoer van destructiemateriaal en de kadavers en de beschikbare destructiecapaciteit.
· Overlegt met de RVV te Son en/of Bergum over de aanvoer van het destructiemateriaal / de kadavers.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Overlegt met het bedrijf dat zorgt voor de afvoer en de vernietiging (verbranding) van het huisvuil en het chemische afval.
· Overlegt met Fa. DEGESCH over het doden van de dieren met HCN. · Overlegt met andere bedrijven over het doden van dieren. · Zorgt voor een sluitend in- en uitslag register van T61. · Regelt briefing en debriefing van ruimingsteams en nazorgteams. · Overlegt met de overige afdelingen.
· Bewaakt de ,,raakvlakken" met de aangrenzende afdelingen, met name op het gebied van de aantallen dieren, derhalve zijn de afdelingen Tracering, Screening en Taxatie enerzijds en de chef de bureau anderzijds hierbij betrokken. · Beoordeelt accountantsrapportages en voorziet deze na akkoord van een paraaf.

Administratieve Unit Ruimen:
· Verzorgt het invoeren van de data met de daarbij behorende interne controle. · Beheert en bewaakt de (volledigheid van de) dossiers en het archief. · Draagt het originele dossier, zodra dit volledig is, over aan de afdeling Algemene Administratie van de Crisisadministratie. Een kopie dossier blijft bij de afdeling Ruiming. · Produceert overzichtslijsten van te bezoeken bedrijven en reeds bezochte bedrijven. · Verzorgt de personeelsadministratie van de medewerkers. · Houdt de in- en uitgaande post bij.

Unit Bedrijfsbezoeken:
· Regelt bemensing van de ruimingsteams en de nazorgteams met behulp van het hoofd P&O en in overleg met het hoofd ruiming.
· Zorgt voor briefing en debriefing van veldmedewerkers: 1. houdt inschrijf/-aanwezigheidslijst van veldwerkteams bij; 2. introduceert briefing nieuwe veldwerkteams;
3. zorgt voor materiaaluitgifte aan veldmedewerkerteams en controleert materialen. · Deelt de ruimingen in.
· Maakt een korte termijn planning per dag en geeft aanpassingen elke dag door aan de afdeling middelenbeheer/ inkoop en personele zaken. · Brengt alle deelnemers aan de ruimingswerkzaamheden op de hoogte (middels toezenden) van de gemaakte planning van de ruimingen. · Plant het afvoeren van het veevoer.
· Plant, indien noodzakelijk, de afvoer van mest, stooisel en voer. · Plant het afvoeren van grote hoeveelheden ,,huisvuil" met behulp van containers. · Plant de definitieve ontsmetting.
· Plant de verschillende controles, te weten: de controles van de voorlopige ontsmetting en de definitieve ontsmetting, de controle van de gereinigde stallen en de controle van het stalverbod.
· Plant de afvoer van de kadavers en het ander destructiemateriaal. · Plant de afvoer van huisvuil en chemisch afval.

Veldmedewerkers Ruiming:
· Tellen en rubriceren van de aanwezige gevoelige dieren volgens de ,,instructie tellen en rubriceren van dieren".
· Vergelijken van deze gegevens met die in het taxatierapport. Indien de gegevens niet overeenstemmen met het taxatierapport wordt de telling nogmaals uitgevoerd. Indien de gegevens vervolgens weer niet kloppen, wordt dit doorgegeven aan het hoofd Ruiming met vermelding van de reden van de afwijking, voor zover bekend. Het hoofd Ruiming beslist na overleg met de Crisismanager wanneer de ruiming kan beginnen.

56

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Het doden van alle aanwezige gevoelige dieren middels het euthanaticum T61 of een andere in overleg bepaalde methode. Ondersteunen van Fa. DEGESCH bij het doden van grote groepen vogels / pluimvee door HCN. Ondersteunen van extern personeel van andere bedrijven bij het doden door een andere methode. · Toezicht houden op de veiligheidsaspecten en de dierenwelzijnsaspecten. Indien niet aan één of beide aspecten wordt voldaan wordt het ruimen stopgezet tot er een situatie is ontstaan dat wel aan de gestelde eisen wordt voldaan. · Toezicht houden op het afvoeren van de gedode dieren. · Het verzegelen van de destructiewagens door het aanbrengen van een zegel. Het zegelnummer wordt op het begeleidende formulier (402704) vermeld. Een kopie van dit formulier gaat in het bedrijfsdossier van het betreffende bedrijf. · Afgeven van het formulier 402704: ,,Begeleidingsformulier voor afvoer van vee en/of voorwerpen bestemd voor destructie".
· Toezicht houden op de uitvoering van de voorgeschreven hygiëneregels bedrijfsbezoek bij betreding van het bedrijf door alle personen.
· Toezicht houden op de reiniging en ontsmetting van de gebruikte materialen en machines, de wagens die het bedrijf betreden hebben en de voorlopige ontsmetting van de stallen zoals beschreven in de werkinstructie ,,Ruimen" en de instructie ,,Reinigen en ontsmetten bedrijven".
· Invullen van het formulier ,,verslag ruiming".

Nazorgteam:
· Controleren van de voorlopige ontsmetting.
· Controleren van het ,,stalverbod".
· Toezicht op het afvoeren van het veevoer.
· Afgeven van het formulier 402704: ,,Begeleidingsformulier voor afvoer van vee en/of voorwerpen".
· Toezicht op het afvoeren van grote hoeveelheden ,,huisvuil". · Controleren van de gereinigde stal.
· Controleren van de definitieve ontsmetting.

57

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H9 Herbevolking

9.1 Inleiding
Nadat op een besmet of op een preventief geruimd bedrijf de officiële (definitieve) reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden zijn uitgevoerd, mag vanaf 21 dagen daarna opnieuw pluimvee worden toegelaten. Het bedrijf zal onder controle blijven van de RVV totdat herbevolking is voltooid. Het tijdstip voor het vrij geven van een bepaald gebied is mede afhankelijk van de uitslagen van het epizootiologisch onderzoek.

9.2 Algemene informatie
Doel
Het voorkomen van een herinfectie op het geruimde bedrijf.

Juridisch Kader

Richtlijn 92/40/EEG
Art. 4, lid 1 De Lid-Staten zien erop toe dat, wanneer er zich op een bedrijf van aviaire influenza verdacht pluimvee bevindt, er onverwijld voor zorgt dat een officieel onderzoek wordt ingesteld om na te gaan of deze ziekte al dan niet aanwezig is, waarbij hij er met name voor moet zorgen dat de nodige monsters voor laboratoriumonderzoek worden genomen. Art. 4, lid 2 Zodra van het vermoeden van besmetting aangifte is gedaan laat de bevoegde autoriteit het bedrijf onder officieel toezicht plaatsen en eist zij met name dat: a) voor alle categorieën pluimvee op het bedrijf per categorie wordt opgetekend hoeveel dieren zijn gestorven, hoeveel dieren klinische symptomen vertonen en hoeveel dieren geen symptomen vertonen: deze optekening moet worden bijgewerkt om rekening te houden met het pluimvee dat in de periode dat het vermoeden bestaat, geboren dan wel gestorven is; deze gegevens moeten worden bijgewerkt en desgevraagd overgelegd en kunnen bij elk inspectiebezoek worden gecontroleerd; b) alle pluimvee op het bedrijf wordt geïsoleerd in de lokalen waarin het gehuisvest of op een andere daarvoor geschikte plaat, en geen contact heeft met andere vogels;
c) geen pluimvee op het bedrijf wordt binnengebracht of van het bedrijf wordt afgevoerd;
d) behoudens toestemming van de officiële dierenarts,
- elke verplaatsing van personen, van andere dieren en van voertuigen van en naar het bedrijf wordt verboden,
- het afvoeren uit het bedrijf van vlees of kadavers van pluimvee, van diervoeders, materiaal, afval, uitwerpsel, stromest of andere objecten waardoor het virus van aviaire influenza kan worden overgedragen, wordt verboden;
e) geen eieren van het bedrijf worden afgevoerd, met uitzondering van eieren die rechtstreeks worden gezonden naar een erkende inrichting voor de vervaardiging en / of de behandeling van eiprodukten overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 89/437/EEG (7), en die vervoerd worden overeenkomstig een door de bevoegde instantie verleende vergunning. Deze vergunning moet voldoen aan de voorschriften van bijlage I; f) wordt gezorgd voor de nodige ontsmettingsvoorzieningen bij de in- en uitgangen van de gebouwen waar het pluimvee is gehuisvest, en van het bedrijf zelf;
g) een epizooetiologisch onderzoek wordt verricht overeenkomstig artikel 7.

58

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Artikel 4, lid 3 Totdat de in lid 2 genoemde officiële maatregelen zijn vastgesteld, doet de eigenaar of houder van pluimvee waarbij de aanwezigheid van de ziekte wordt vermoed, alles wat redelijkerwijze mogelijk is om aan het bepaalde in lid 2, met uitzondering van punt g), te voldoen. Artikel 4, lid 4 De bevoegde autoriteit kan alle in lid 2 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven, wanneer in verband met de ligging ervan, de plaatselijke situatie of de contacten met het bedrijf waar de ziekte vermoedelijk aanwezig is, verontreiniging moet worden gevreesd. Artikel 4, lid 5 De in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen worden pas opgeheven wanneer de officiële dierenarts de vermoedelijke aanwezigheid van aviaire influenza heeft weerlegd.
Artikel 5, lid 1 Zodra de aanwezigheid van aviaire influenza op een bedrijf officieel is bevestigd, zien de Lid-Staten erop toe dat de bevoegde autoriteit eist dat behalve de in artikel 4, lid 2, genoemde maatregelen, ook de volgende maatregelen worden getroffen:
a) alle op het bedrijf aanwezige pluimvee moet onmiddellijk ter plaatse worden afgemaakt. Alle gestorven dieren, alle afgemaakte dieren en alle eieren op het bedrijf moeten worden vernietigd. Bij het afmaken en vernietigen moet verspreiding van de ziekte zoveel mogelijk worden voorkomen;
b) alle stoffen of afvallen, met name voeder, strooisel en mest, die mogelijk zijn verontreinigd, moeten worden vernietigd of worden behandeld; deze behandeling, die moet worden uitgevoerd overeenkomstig de instructies van de officiële dierenarts, moet garanderen dat het eventueel aanwezige virus van aviaire influenza wordt vernietigd; c) wanneer pluimvee tijdens de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte is geslacht, moet het vlees daarvan zoveel mogelijk worden opgespoord en vernietigd;
d) broedeieren die gedurende de vermoedelijke incubatietijd van de ziekte van het bedrijf zij afgevoerd, moeten worden opgespoord en vernietigd; als die eieren reeds zijn uitgekomen, moet het betrokken pluimvee onder officieel toezicht worden geplaatst; consumptie-eieren die gedurende de vermoedelijke incubatieperiode van de ziekte zijn gelegd en die reeds zijn afgevoerd, moeten voor zover mogelijk worden opgespoord en vernietigd, tenzij voordien afdoende zijn ontsmet. e) na uitvoering van de onder a) en b) genoemde werkzaamheden, moeten de gebouwen waar het betrokken pluimvee is gehuisvest, alsmede de omgeving daarvan, de gebruikte vervoermiddelen en al het andere materieel dat kan zijnverontreinigd, worden schoongemaakt en ontsmet overeenkomstig artikel 11;f) na uitvoering van de onder e) genoemde werkzaamheden, moet een leegstand van ten minste 21 dagen in acht worden genomen voordat weer pluimvee op het bedrijf wordt binnengebracht;
g) er moet een epizooetiologisch onderzoek worden verricht overeenkomstig artikel 7.
Artikel 5, lid 2 De bevoegde autoriteit kan de in lid 1 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven wanneer in verband met de ligging daarvan, de plaatselijke situatie of de contacten met het bedrijf waar de aanwezigheid van de ziekte is bevestigd, mogelijk besmetting mogelijk besmetting moet worden gevreesd.

59

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

GWWD:
Art. 86, lid 3 Aan de toekenning van een tegemoetkoming kunnen door Onze Minister voorwaarden worden verbonden welke betrekking kunnen hebben op: a. de inrichting van het bedrijf; b. de hygiëne van het bedrijf;
c. de herbevolking van het bedrijf; d. de bedrijfsbegeleiding door een dierenarts of de begeleiding vanwege de stichting als bedoeld in artikel 82; e. op het bedrijf te nemen preventieve maatregelen; en voor zover, de eigenaar niet bedrijfsmatig dieren houdt: a. de inrichting van de verblijfsruimten voor dieren; b. de hygiëne in de verblijfsruimten voor dieren c. de herbevolking van de verblijfsruimten voor dieren d. de te nemen preventieve maatregelen.

Algemene principes

· De Minister (LNV) moet voor de herbevolking toestemming verlenen, waarbij hij voorwaarden kan stellen. Hierbij kan b.v. gedacht worden aan voorwaarden omtrent het aantal dieren dat bij de herbevolking wordt ingezet. · De toestemming van de Minister moet tijdens het vervoer van het pluimvee naar het te herbevolken bedrijf op het voertuig aanwezig zijn. · Bij de regelingen betreffende herbevolking wordt onderscheid gemaakt tussen de bedrijven waar besmetting is geconstateerd (ook geruimde bedrijven waar achteraf besmetting geconstateerd is) en geruimde bedrijven waar achteraf is geconstateerd, dat zij niet besmet waren.

A. Geruimde bedrijven die niet besmet bleken te zijn: · Herbevolking kan plaats vinden zodra de verdachtstatus is opgeheven en zodra de vervoersbeperkingen van het betreffende gebied zijn opgeheven.

B. In het geval van herbevolking van een besmet geruimd bedrijf gelden de volgende regels:
· De herbevolking van een bedrijf vindt plaats, niet eerder dan 21 dagen nadat op een besmet bedrijf of een preventief geruimd bedrijf de officiële (definitieve) reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden zijn uitgevoerd.
· Het resultaat van de officiële (definitieve) reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden worden door middel van een test gecontroleerd (bij gebruik van natronloog de PH-test, bij gebruik formalhyde de ? test). De hiervoor gebruikte test is afhankelijk van het gebruikte desinfectiemiddel. Indien het resultaat positief is, kan herbevolken plaats vinden. Indien het resultaat negatief is moet opnieuw een R&O plaats vinden. Het resultaat hiervan wordt ook gecontroleerd.
· In onderling overleg tussen crisismanager, directeur RVV, CVO en ID-Lelystad kan besloten worden vóór begin van het herbevolken steekproefsgewijs op een aantal bedrijven een kleine aantal specifiek AI en NCD vrije kuikens te plaatsen om te toetsen of er nog NCD- veldvirus aanwezig is (zogenoemde verklikkerdieren). Deze toets wordt als volgt uitgevoerd: Per bedrijf worden ten vroegst 21 dagen na de definitieve R&O ca. 5 kuikens (aantal door ID-Lelystad te bepalen) in de stal geplaatst. Deze kuikens worden 2 weken lang iedere dag door een officiële dierenarts klinisch onderzoekt. Dieren met ziekteverschijnselen of gestorven dieren worden op AI onderzocht door ID-Lelystad. Gestorven of ziekte dieren worden meteen op de aanwezigheid van AI onderzocht. Zijn na verloop van de twee weken nog alle dieren gezond, worden de dieren gedood en op AI onderzocht.

60

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Als er geen AI aangetoond kan worden zowel bij de gestorven en zieke als ook bij de gezonde dieren kan met herbevolken op dit bedrijf begonnen worden. · De bedrijfseigenaar/ dierhouder ontvangt een brief van het hoofd herbevolking waarin het datum meegedeeld wordt van de schoonverklaring van zijn bedrijf en het datum wanneer het bedrijf herbevolkt kan worden.
· De bedrijfseigenaar / dierhouder meldt voorafgaand aan het RCC, afdeling herbevolking de datum van de geplande herbevolking van zijn bedrijf en het herkomstbedrijf van de nieuwe dieren.
· De bedrijfseigenaar / dierhouder ontvangt van het hoofd herbevolking een brief waarmee hij toestemming krijgt om met de procedure herbevolking op te starten onder inachtneming van de in de brief beschreven voorwaarden. · De bedrijfseigenaar / dierhouder vraagt schriftelijk bij het RCC, afdeling herbevolking serologisch onderzoek van de dieren van het herkomstbedrijf aan. · Het hoofd herbevolking geeft schriftelijk opdracht aan de kringdirecteur in wiens kring het herkomstbedrijf van de dieren gelegen om bloedmonster voor serologisch onderzoek door een RVV-dierenarts te laten nemen.
· Een RVV-dierenarts neemt op het herkomstbedrijf van de dieren steeksproefsgewijs per stal 20 bloedmonster voor serologisch onderzoek op AI onder inachtneming van de volgende werkinstructies:

- werkinstructie `Serologisch onderzoek herkomstbedrijf'
- werkinstructie `Monsterneming en identificatie pluimvee / vogels'
- werkinstructie `Hygiëneregels bij bedrijfsbezoeken'. Tijdens het bezoek vult hij het verslag `Serologisch onderzoek bij oorsprongsbedrijven' het monsterbegeleidingsformulier en de bloedtaplijst in. · De volledig, juist en ondertekente formulieren en verslagen faxt en verzendt hij naar het RCC, afdeling herbevolking.
· Indien de RVV-dierenarts tijdens het bezoek voor serologisch onderzoek van het herkomstbedrijf klinische symptomen van AI constateerd, dan neemt hij direct telefonisch contact op met het hoofd Herbevolking en het hoofd Tracering. De aanwezigheid van klinische verschijnselen betekent dat het bedrijf daardoor automatisch verdacht wordt verklaart.
Het hoofd Tracering geeft aan de meldende RVV-dierenarts meteen opdracht om monsters voor onderzoek te nemen. Betreffend de monsterneming wordt gehandeld volgens werkinstructie `Monsterneming en identificatie bij pluimvee/ vogels'. · Indien het bedrijf met eendagkuikens herbevolkt wordt, worden de ouderdieren (soms meer koppels) waarvan de broedeieren afstammen serologisch onderzocht. De eendagkuikens van deze broedeieren worden op de broederij op het dag van uitkomst klinisch onderzocht, waarbij ook op de percentage van dode of niet uitgekomen broedeieren van deze partij eendagkuikens gelet wordt. · De monsters worden voor onderzoek op AI naar het ID-Lelystad (Central Instituut Dierziekten Controle i.o.) gezonden.
· Indien de uitslag van het onderzoek op AI negatief is ontvangt de pluimveehouder van het hoofd afdeling herbevolking een brief waarmee hij toestemming krijgt om het onderzochte pluimvee van het herkomstbedrijf naar zijn bedrijf te verplaatsen onder de voorwaarde dat het pluimvee maximaal 24 uur voor transport door een dierenarts klinisch onderzoekt wordt op AI en de uitslag van de klin. onderzoek negatief is (toestemmingsbrief). De verplaatsing van het pluimvee van het herkomstbedrijf naar het bedrijf dat herbevolkt wordt, moet binnen een periode van maximaal 3 dagen plaats vinden na klinisch onderzoek.
· Het hoofd Herbevolking geeft aan de practicus van het herbevolkt bedrijf schriftelijk opdracht voor de periode van drie weken na aankomst van de dieren op het bedrijf een wekelijks klinische onderzoek uit te voeren.

61

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· De practicus voert klinisch onderzoek van het pluimvee op het herbevolktbedrijf uit onder inachtneming van de volgende werkinstructies:
- werkinstructie `Klinische inspectie'
- werkinstructie `Hygiëneregels bij bedrijfsbezoeken'
- werkinstructie `Tellen en rubriceren van pluimvee / vogels'
- werkinstructie `Herbevolking'. Tijdens de klinische inspectie vult hij volgende formulieren in:
- formulier `Bedrijfsbezoek'
- verklaring dierenarts De volledig, juist ingevulde en ondertekent formulieren faxt de practicus nog op dezelfde dag naar het RCC, afdeling herbevolking.
· Indien de practicus tijdens de klinisch onderzoek een verdenking constateert neemt hij direct telefonisch contact opneemt met het hoofd van de afdeling Tracering en vult het formulier `Verdenking' in. De afdeling Tracering meldt deze verdenking aan het NCC en stuurt een RVV-dierenarts voor onderzoek naar het bedrijf. Verder wordt gehandeld zoals beschreven in `Het verdacht verklaren van bedrijven van AI' (zie module screening of tracering).
· Het verslag / formulier wordt door de afdeling herbevolken gecontroleerd en in het individuele bedrijfsdossier opgeborgen.
· De afdeling herbevolken van het RCC deelt aan de betreffende kringdirecteur de uitslag van het klinisch onderzoek schriftelijk mee.
· De practicus van het herbevolkt bedrijf voert de wekelijkse klinische onderzoek op het bedrijf uit en vult tijdens het bezoek het formulier `Klinische inspectie bestemmingsbedrijf' in. Dit formulier faxt en verzend hij aan het RCC, afdeling herbevolking.
· Het hoofd Herbevolking geeft aan de practicus van het herbevolkt bedrijf telefonisch en schriftelijk opdracht samen met een RVV-medewerker aan het einde van de periode van drie weken met klinische inspecties per stal bloedmonsters van 20 dieren voor serologisch onderzoek te nemen onderinachtneming van de boven beschreven werkinstructies. Tijdens de monsterneming vult hij de bovengenoemde formulieren in. · De bloedmonsters worden voor serologisch onderzoek naar ID-Lelystad gezonden. · Indien de uitslag van de bloedmonsters negatief is, ontvangt de bedrijfseigenaar / dierhouder een brief (vrijstellingsbrief) waarin hem meegedeeld wordt dat het serologisch onderzoek van de dieren van zijn bedrijf negatief is en het datum van het opheffen van alle beperkenden maatregelen voor zijn bedrijf. · Een kopie van deze vrijstellingsbrief wordt aan de kringdirecteur gezonden in wiens kring het bedrijf gelegen. Tevens wordt een kopie van deze brief in het UBN-dossier van het desbetreffende bedrijf opgeslagen.
· De administratieve medeweker afdeling Herbevolking slaat alle ontvangen of verzonden brieven, formulieren en verslagen van het desbetreffende bedrijf in het UBN-bedrijf van dit bedrijf op.

9.3 Taken
Crisismanager
· bepaalt welke gebieden vrijgegeven kunnen worden voor herbevolking, onder inachtneming van de uitslagen van het epizoötiologische onderzoek en in overleg met ID- Lelystad.
· bepaalt in overleg met ID-Lelystad het tijdstip voor het vrijgeven van gebieden voor herbevolking.

62

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Hoofd Herbevolking
· geeft leiding aan de afdeling herbevolking.
· rapporteert aan de crisismanager.
· zorgt voor personele bezetting:

- aantal mensen, scholing, autorisatie;

- toezicht op en sturing van de medewerkers. · draagt zorg voor een duidelijke planning ten aanzien van de herbevolking. · geeft opdracht voor een klinisch onderzoek van de nieuwe dieren op het herkomstbedrijf door een RVV-dierenarts.
· voert overleg met andere afdelingen en binnen de eigen afdeling over:
- stand van zaken, knelpunten, activiteiten van de afdeling;
- aantal bedrijven dat herbevolkt wordt, aanbevelingen. · zorgt voor het ontwikkelen en aanpassen van instructies/rapporten/programma's enz. in overleg met de Chef de Bureau.
· past nieuw beleid in daar waar nodig.
· geeft het opheffen verdachtverklaring door aan de leiding / kringdirecteur. · draagt zorg voor behandeling en afhandeling van ,,probleembedrijven". · draagt bedrijven voor voor sanctionering bij het niet correct volgen van de herbevolkingsprocedure.
· is verantwoordelijk voor het bijhouden en de bewaking van de dossiers. · geeft opdracht tot monsterneming op het herkomstbedrijf. · geeft opdracht voor het nemen van monsters op het herkomstbedrijf, aan de betreffende kring.
· geeft opdracht aan de practicus van het bestemmingsbedrijf voor het uitvoeren van wekelijkse klinische inspecties.

Medewerker herbevolken
· deelt het resultaat van de controle (uitslag test) na de definitieve R&O aan de dierhouder telefonisch mee. Indien de onderzoeksuitslag positief is moet opnieuw een R&O plaatsvinden. Dit wordt ook aan de dierhouder medegedeeld. · bergt de onderzoeksuitslagen van de test na de definitieve R&O in het unieke bedrijfsdossier op.
· beoordeelt de aanvraag tot herbevolken.
· geeft toestemming voor het transport van pluimvee van het herkomstbedrijf naar het bestemmingsbedrijf.
· regelt een eventuele controle bij de afvoer of aanvoer van pluimvee bij de pluimveehouder.
· controleert de voortgang van de onderzoeken.
· regelt de eindcontrole op het bedrijf dat herbevolkt wordt. · zorgt voor de administratieve eindcontrole.

Veldmedewerkers
· houdt toezicht op de naleving van de instructies door de practicus tijdens de monsterneming bloed voor serologisch onderzoek. · vult de formulieren in en draagt zorg voor een volledige administratie. · neemt bloedmonsters voor serologisch onderzoek van de nieuwe dieren op het herkomstbedrijf.

63

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H10 Noodvaccinatie


10.1 Inleiding
Bij een uitbraak van aviaire influenza moet het besmettingsgebied zo snel mogelijk ingedamd worden om te voorkomen dat de besmetting met het virus zich verder uitbreidt. Wanneer de beschikbare capaciteit van ruimen niet toereikend is om de bedrijven in het betreffende gebied te ruimen kan besloten worden een noodvaccinatie uit te voeren. De dieren krijgen dan een vaccin tegen het AI-virus ingespoten. Desalniettemin zullen ook de dieren die gevaccineerd zijn geruimd worden wanneer daarvoor tijd en capaciteit beschikbaar is.

Het hoofdstuk noodvaccinatie wordt in werking gesteld wanneer de minister van LNV besluit tot het uitvoeren van een noodvaccinatie.


10.2 Algemene informatie
Doel
Door middel van vaccinatie rond een uitbraak de verdere verspreiding van het virus in te dammen.

Juridisch kader
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD)
Art. 17, lid 1 Onze Minister kan hetzij voor geheel Nederland, hetzij voor bepaalde gedeelten daarvan, bevelen dat dieren die door een besmettelijke dierziekte kunnen worden aangetast, daartegen op een door hem te bepalen wijze voorbehoedend worden behandeld, worden gemerkt, worden opgesloten of aangelijnd, dan wel voor die dieren andere maatregelen bevelen ter voorkoming van overbrenging van besmetting. Art. 17, lid 2 Indien de besmettelijke dierziekte is aangewezen in overeenstemming met Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Sport geeft Onze Minister de in het eerste lid bedoelde bevelen in overeenstemming met Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Sport.

Richtlijn 92/40/EEG
Art. 5, lid 2 De bevoegde autoriteit kan de in lid 1 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven wanneer in verband met de liging daarvan, de plaatselijke situatie of de contacten met het bedrijf waar de aanwezigheid van de ziekte is bevestigd, mogelijke besmetting moet worden gevreesd. Art. 16 Tegen aviaire influenza mag met behulp van een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin alleen worden ingeënt ter aanvulling van de bestrijdingsmaatregelen die bij het uitbreken van de ziekte zijn getroffen, en overeenkomstig de volgende bepalingen: a) Het besluit om in te enten ter aanvulling van de bestaande bestrijdingsmaatregelen wordt genomen door de Commissie in samenwerking met de betrokken Lidstaat, volgens de procedure van artikel 21. Bij dat besluit dient met name rekening te worden gehouden met:
- de pluimveedichtheid in het betrokken gebied;
- de kenmerken en de samenstelling van het te gebruiken vaccin;
- de procedure die worden gevolgd bij het toezicht op de distributie, de opslag en het gebruik van het vaccin;
- de soorten en categorieën pluimvee die worden ingeënt;
- de gebieden waar wordt ingeënt.
64

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

In afwijking van de eerste alinea mag het besluit om rondom de haard tot noodvaccinatie over te gaan door de betrokken Lidstaat worden genomen na kennisgeving aan de Commissie, mits de fundamentele belangen van de Gemeenschap niet in het gedrang komen. Dit besluit wordt onverwijld, volgens de procedure van artikel 21, aan een nieuw onderzoek onderworpen in het kader van het Permanent Veterinair Comité. b) Wanneer een Lidstaat, overeenkomstig punt a), toestemming krijgt om in een beperkt deel van zijn grondgebied noodvaccinatie toe te passen, heeft dat geen effect op de status van de rest van het grondgebied, op voorwaarde dat de ingeënte dieren niet worden verplaatst gedurende een periode die volgens de procedure van artikel 21 wordt vastgelegd. Art. 21, lid 1 In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het Permanent Veterinair Comité, hierna ,,Comité" genoemd, deze procedure hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lidstaat, onverwijld in bij het Comité. Art. 21, lid 2 De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit onderwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Comissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. Art. 21, lid 3 a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité. b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van drie maanden na indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen tegen genoemde maatregelen heeft uitgesproken.

Wanneer de Minister LNV besluit tot het uitvoeren van een noodvaccinatie moet hij hiervoor toestemming van de Europese Commissie krijgen. De toestemming van de Europese Commissie wordt in een Beschikking schriftelijk vastgelegd.

Algemene principes
· De minister van LNV kan besluiten tot het uitvoeren van een noodvaccinatie om verspreiding van het virus tegen te gaan. Het voorstel tot noodvaccinatie moet door de EG goedgekeurd worden.
· Het besluit tot het uitvoeren van een noodvaccinatie wordt door de RVV directeur meegedeeld aan het hoofd Vaccinatie.
· De leiding en uitvoering van de vaccinatie is in handen van het hoofd Vaccinatie. In of nabij het te vaccineren gebied wordt een Regionaal vaccinatiecentrum ingericht. Het Regionaal vaccinatiecentrum wordt geleid door het hoofd Regionaal vaccinatiecentrum. · Het hoofd Vaccinatie deelt aan het hoofd Facilitaire aangelegenheden de soort en hoeveelheid benodigd vaccin en ander materiaal mee. · Het hoofd Facilitaire aangelegenheden zorgt voor de levering van het benodigde vaccin en ander voor de vaccinatie benodigde materiaal.

65

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· Noodvaccinatie mag uitsluitend worden uitgevoerd indien het preventief doden van dieren van gevoelige soorten om een van de onderstaande redenen moet worden uitgesteld voor een periode die waarschijnlijk langer is dan de periode die nodig is om virusverspreiding effectief tegen te gaan door immunisatie. (Juridisch kader: Beperkingen inzake de capaciteit om dieren te doden overeenkomstig Richtlijn 93/119/EEG en om de gedode dieren te vernietigen overeenkomstig artikel 5, lid 2 van Richtlijn 92/40/EEG.)
· Een vaccinatieteam bestaat uit:

- één dierenarts,

- meer hulpkrachten:

- meer personen van een inentploeg (serviceploeg voor pluimvee), die onder aanleiding en toezicht van de dierenarts vaccineren (aantal is afhankelijk van de grootte van de te vaccineren koppel)
- één administratieve medewerker;
- meer vanger (aantal is afhankelijk van de grootte van de te vaccineren koppel; de voorkeur wordt hier aan de inzet van ervaren vangploegen gegeven),

- meer merker (aantal is afhankelijk van de grootte van de te vaccineren koppel en de toegepaste methode van het merken). · De dierenarts is hoofd van het vaccinatieteam en als zodanig verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van de vaccinatie en rapportage van de opgedragen werkzaamheden.
· Alleen de dierenarts is bevoegd noodvaccinaties uit te voeren. Gezien de grote aantallen dieren in pluimveekoppels is het hiervan afwijkend wel toegestaan dat personen van een inentploeg (service ploeg voor pluimvee= niet dierenartsen) de vaccinaties uitvoeren onder leiding en toezicht van de dierenarts. De dierenarts blijft in dit geval eindverantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de vaccinatie. ·De dieren worden subcutaan (s.c.) of intramusculair (i.m.) gevaccineerd met een geïnactiveerd vaccin (olie-emulsie).
· Er wordt gevaccineerd op afroep en aangeven van de directeur RVV. Er wordt van uitgegaan dat alle gevoelige dieren in het noodvaccinatiegebied binnen een periode van 24 tot 48 uur gevaccineerd.
· Indien een dier verdacht is van AI wordt er geen noodvaccinatie uitgevoerd maar dan wordt door de dierenarts gelijk het RCC, afdeling Tracering gebeld. Het vaccinatieteam verlaat het bedrijf niet.
· Er kan pas worden gevaccineerd indien de tracering is uitgevoerd. Dit wil zeggen dat al het benodigde materiaal voor de diagnostische onderzoeken is verzameld en de traceringsonderzoek heeft plaatsgevonden. Het vaccinatieteam voert in dit geval voor het vaccineren het traceringsonderzoek en de monsterneming uit. · Tijdens het vaccineren worden de gestelde hygiëneregels zoals vermeld in het hygiëneprotocol strikt nageleefd. Hierbij worden ook de aanvullende hygiënemaatregelen in de werkinstructie noodvaccinatie nageleefd. · De verantwoordelijke dierenarts vult alle formulieren volledig in en ondertekend deze ter plaatse.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001


10.3 Taken

Hoofd vaccinatie

Hoofd personeelszaken

Hoofd informatievoorziening

Hfd. Regionaal Vacc. Centrum 1/ 2/ 3..

Bedrijfsbezoeken Materiaal uitgifte Materiaal inname Veegploeg

Vaccinatieteams

Hoofd vaccinatie
· na ontvangst van de opdracht tot vaccineren van de directeur RVV is het hoofd vaccinatie verantwoordelijk voor het laten maken van de GIS kaarten, de bedrijfs- en diereninventarisaties van de te vaccineren gebieden, · het laten autoriseren van de lijst met te vaccineren bedrijven door de crisismanager, · het maken van de dagelijkse vaccinatieplanning voor de vaccinatieteams, · het organiseren van een telefoonteam dat de te bezoeken bedrijven informeert over de aanstaande vaccinatie en tevens de beschikbare informatie omtrent de bedrijven in het AI- bestand inventariseert.
· het bestellen van de vaccins en overige materialen bij de afdeling Dierziekten materialen van de RVV op basis van de GIS gegevens en de resultaten van de telefoonteams. Er moet een voorraad aangehouden te worden voor 3 dagen. · het bepalen van de aantallen kleine, gemiddelde en grote bedrijven en geeft dit door aan de Bureau's Materialenuitgifte in de betreffende regio's ten behoeve van kisten met materialen die voor deze bedrijven nodig zijn. · onderhoudt contacten met het AID,
· onderhoudt contacten met de regionaal directeur LNV, · onderhoudt contacten met het crisiscentrum van de RVV.

Hoofd regionaal vaccinatiecentrum
· Deze functie wordt bekleed door en veterinaire medewerker. · geeft leiding aan alle processen in het vaccinatiecentrum, · stemt af met het hoofd vaccinatie,

Unit Bedrijfsbezoeken
· zorgt voor de ontvangst van de dierenartsen en hulpkrachten die aankomen op het regionale vaccinatiecentrum,
· registreert de komst en het vertrek van alle leden van de vaccinatieteams, · formeert de vaccinatieteams en registreert de namen van de teamleden per team op een formulier Leden vaccinatieteams. Dit formulier wordt meegegeven aan het team en wordt tijdens de debriefing volledig ingevuld en geautoriseerd door een bevoegde debriefings dierenarts,

67

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· verzorgt de briefing voor de geformeerde vaccinatieteams om 07:00 uur, 07:30 uur en om 08:00 uur met betrekking tot het doel van de campagne, het hygiëneprotocol en de technische instructie ten aanzienvan de vaccinatie en het vaccinverbruik, · geeft aan de vaccinatieteams de volgende bescheiden mee: het opdrachtformulier, de dagplanning, de vaccinatiebon, het screeningsrapport, het protocol hygiëneregels bedrijfsbezoek en terugkerend personeel, detailkaarten te vaccineren gebied, de werkinstructie voor vaccinatieteams, verklaring aangebracht kenmerken en het formulier personeelsgegevens,
· zorgt voor de administratie van de uitgevoerde werkzaamheden bij bedrijven. Per bedrijf wordt een dossier bijgehouden met de relevante formulieren. De formulieren worden aangeleverd aan het hoofd informatievoorziening voor verwerking waarna deze gearchiveerd worden,
· debrieft de terugkerende teams en rapporteert de relevante zaken aan het hoofd regionaal vaccinatiecentrum met een voorstel voor te nemen acties. · stelt de vervolgroute voor vaccinatieteams vast op basis van de voortgang van de werkzaamheden,
· stelt de route voor de veegploeg op die gebruikte materialen bij de bezochte bedrijven ophaalt,

Vaccinatie hulpkrachten
· de teams dragen zelf zorg voor de verdeling van de taken. Bepaald wordt welke hulpkracht optreedt als blikker, vanger of administratief medewerker. · de vangers van het team zorgt ervoor dat de dieren worden verzameld voor de vaccinatie.
· de kenmerken worden aangebracht door de blikker van het team. · bij de uitvoering van de noodvaccinaties worden de hygiëneprotocollen en instructies ten aanzien van het gebruik van het vaccin in acht genomen,

Veegploeg
· ontvangt van Bureau Bedrijfsbezoeken de ophaalroutes van retourmaterialen; · verzamelt per bedrijf het retourmateriaal dat door de vaccinatieteams in plastic zakken, verpakt en verzegelt, is achtergelaten bij de weg. Het bedrijf wordt niet betreden; · levert de opgehaalde retourmaterialen in bij het Bureau Inname regionaal vaccinatiecentrum waar de gegevens ten aanzien van de opgehaalde vuile materialen (spuiten en laarzen) worden genoteerd op het Formulier Uitgifte/Inname materialen; · reinigt en ontsmet de ruimte van de auto waarin de opgehaalde materialen zich bevonden hebben op de hiervoor bedoelde ontsmettingsplaats; · Haalt binnen 24 uur na achterlating de materialen op.

Bureau inname regionaal vaccinatie centrum
· neemt de resterende UDD-artikelen (vaccin en Rompun) in ontvangst van de terugkerende vaccinatieteams en legt dit vast op het Formulier Uitgifte/Inname materialen. Het formulier wordt ondertekend door medewerker bureau inname, · ontsmet de UDD-artikelen volgens de daarvoor voorgeschreven procedure. · inname van de door het vaccinatieteam gebruikte laarzen en bedrijfskleding, · ontvangt bij terugkomst van de Veegploeg retourmaterialen, de verpakte vuile materialen die bij de bezochte bedrijven zijn afgehaald, · verpakt de ontvangen materialen olgens voorschrift en stuurt deze naar de Spoelkeuken/autoclaaf,
· voorziet de niet gebruikte noodpakketten, die niet uit de auto zijn geweest, van een nieuwe verpakking.

68

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Bureau Materiaaluitgifte regionaal vaccinatiecentrum · ontvangt en beheert het vaccin en de materialen die worden aangeleverd door ID- Lelystad en andere leveranciers in opdracht van de RVV, · slaat het ontvangen vaccin op in gekoelde units en beheert de koelboxen en -elementen, · is verantwoordelijk voor het voorraadbeheer en legt dit schriftelijk vast ten behoeve van de unit Bedrijfsbezoeken,
· vult per UBN de vaccinatiekist aan met de per bedrijf bepaalde behoefte aan materialen, · voorziet de vaccinatieteams van laarzen, bedrijfskleding en de nodige noodpakketten bedrijfskleding indien niet anders vermeld op belformulier, · geeft de benodigde hoeveelheid vaccin uit per vaccinatieteam en registreert de uitgegeven hoeveelheden vaccins en andere materialen op het Formulier Uitgifte/inname materialen.

Vaccinatieteams
· de teams worden samengesteld uit minimaal een dierenarts (hoofd van het team) een serviceploeg (enten onder toezicht dierenarts) en verschillende hulpkrachten (vanger, blikker en administratief), voeren de noodvaccinaties uit bij de bedrijven in de volgorde van de dagplanning.
· Het team ontvangt de planning van het Bureau Bedrijfsbezoeken, tezamen met het opdrachtformulier, de vaccinatiebon, het screeningsrapport, het protocol hygiëneregels bedrijfsbezoek en terugkerend personeel, detailkaarten te vaccineren gebied, de werkinstructie voor vaccinatieteams en het formulier personeelsgegevens, · wanneer afgeweken wordt van de planning bedrijfsbezoeken neemt de dierenarts contact hierover op met het Unit Bedrijfsbezoeken zodat de vervolgroute van de noodvaccinaties gepland kan worden.
· De dierenarts neemt tevens contact op met Unit Bedrijfsbezoeken om door te geven dat met het laatste bedrijf van de planning begonnen wordt. Unit bedrijfsbezoeken kan op deze wijze bijhouden wanneer alle teams gestopt zijn met werken. · ter voorbereiding op de noodvaccinaties bezoeken de teams de briefing van de Unit Bedrijfsbezoeken,
· de kist met benodigde materialen ontvangt het team van het Bureau Uitgifte Materialen. Het formulier Uitgifte/Inname Materialen wordt ingevuld en ondertekend door de dierenarts,
· bij aankomst op het te vaccineren bedrijf voert de dierenarts een eerste inspectie uit van alle aanwezige dieren op het bedrijf.
· Wanneer klinische verschijnselen van AI worden geconstateerd (verdenking besmetting met het AI-virus) wordt dit direct telefonisch aan het Vaccinicatiecentrum gemeld op het hiervoor aangegeven nummer. Het team blijft dan op het bedrijf tot de RVV op het bedrijf arriveert. Alle materialen worden op het bedrijf achtergelaten, · de noodvaccinatie wordt uitgevoerd door de dierenarts of inentploeg onde toezicht van de RVV dierenarts.
· de ontvangen formulieren van de Unit Bedrijfsbezoeken worden ingevuld door de administratief medewerker van het team en waar nodig ondertekend door de veehouder en de dierenarts
· bij de uitvoering van de noodvaccinaties worden de hygiëneprotocollen en instructies ten aanzien van het gebruik van het vaccin in acht genomen, · de kist met gebruikte materialen wordt door het team in een plastic zak verpakt en op het bedrijf achtergelaten. De veehouder wordt gemeld dat deze materialen door de Veegploeg retourmaterialen zal worden afgehaald,

69

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· bij terugkomst in het Vaccinatiecentrum worden de door het team ingevulde formulieren (vaccinatiebon, screeningrapport, opdrachtformulier, registratieformulier leden vaccinatieteam en verklaring mutilatiekenmerken) ingeleverd aan het Bureau Bedrijfsbezoeken en vindt de debriefing plaats door de unit bedrijfsbezoeken. De dierenarts noteert op het formulier Debriefing de door het team gevolgde route en overlegt deze.
· Zowel de gebruikte als niet gebruikte UDD-materialen (vaccin) worden door het team ingeleverd bij het Bureau Inname Materialen. Het Formulier Uitgifte/Inname materialen wordt ingevuld door het vaccinatieteam en voor akkoord getekend door de dierenarts

70

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Module 4 Veterinaire uitvoering extern 44 H11 Centraal Instituut Dierziekten Controle............................................................................... 44 H12 Gezondheidsdienst ............................................................................................................. 55 H13 Algemene Inspectiedienst................................................................................................... 78

Module 4 Veterinaire uitvoering extern

H11 Centraal Instituut Dierziekten Controle
Uitvoering diagnostiek Centraal Instituut Dierziekten Controle

Algemeen
Het CIDC heeft de wettelijke taak de diagnostiek uit te voeren van in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) genoemde aangifteplichtige ziekten. Daarnaast heeft het een adviesfunctie voor uitvoerende instanties in de bestrijding van aangifteplichtige ziekten en assisteert zij bij de tracering.

Werken met aviaire influenzavirussen is voorbehouden aan laboratoria met speciale faciliteiten ter inperking van het risico van verspreiding. Het CIDC is daartoe uitgerust met een High Containment Unit, waar speciale voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen.

Doel
Het CIDC heeft als doel uitvoering te geven aan laboratoriumdiagnostiek van aviaire influenza en advisering bij bestrijding en bij traceringsonderzoek (samen met GD/RVV).

Wettelijke basis
Aviaire influenza valt onder artikel 15 van de GWWD. De taken van het CIDC in het kader van de bestrijding worden genoemd in EU Richtlijn 92/40.

Taken
· Laboratoriumdiagnostiek van AI.
· Advisering bij bestrijding.
· Advisering bij traceringsonderzoek.

Agens
Type A van de Influenzavirussen.

Algemene principes
De diagnostiek wordt uitgevoerd conform de nationaal en internationaal geldende richtlijnen, die betrekking hebben op:

- de voor de diagnostiek te gebruiken materialen;
- de aard van de te verzamelen monsters;
- de voor de diagnostiek in te zetten testen.
Symptomen
De symptomen worden uitgebreid beschreven in module 2

Diagnostiek
Nadat een verdenking van AI op een pluimveebedrijf of houderij van vogels geconstateerd is of in het kader van screenings- of traceringsonderzoek neemt de RVV-dierenarts monsters voor laboratoriumonderzoek volgens de werkinstructie `Monsterneming en identificatie AI / NCD'. De monsters worden naar het Nationale Referentielaboratorium voor aviaire influenza CIDC i.o. te Lelystad verzonden voor onderzoek. Het CIDC i.o. voert het onderzoek uit.

71

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Diagnostische testen voor het aantonen van aviaire influenza Om de aan- dan wel afwezigheid van aviaire influenza aan te kunnen tonen staat een aantal testen ter beschikking. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen testen die het virus zelf aan tonen en testen die, in het bloed, antilichamen tegen het virus aan tonen. Het is daarnaast van belang om onderscheid te maken tussen het monitoren van influenza- virus-infecties en het vaststellen van aviaire influenza in de zin van de bestrijdingsrichtlijn. Van een uitbraak van aviaire influenza wordt alleen gesproken indien het gaat om een infectie bij pluimvee:

· met een aviaire influenza virus met een intraveneuze pathogeniteitsindex bij zes weken oude kuikens van meer dan 1,2
of
· met een influenza-A-virus van het subtype H5 of H7 indien door bepaling van de basenvolgorde is aangetoond dat bij deze subtypes meer basische aminozuren aanwezig zijn aan de breukzijde van het haemagglutinine.

Vaststellen van aviaire influenza

Voor het vaststellen van aviaire influenza in de zin van de richtlijn moeten de volgende testen gebruikt worden.

Tabel 1. Diagnostische testen voor het aantonen van aviaire influenza virus infecties. Benodigd Benodigde Doorlooptijd in EEG materiaal proefdieren laboratorium richtlijn

Aantonen van
Virus door:
Viruskweek Weefsels/swabs 8 tot 10 dagen 14 dagen 92/40 bebroede SPF eieren
PCR Weefsels/swabs/ Geen 1-5 dagen Niet* allantoïsvloeistof
Typering, IVPI Virus isolaat uit 6 weken oude 10 dagen 92/40 de virus-kweek SPF kuikens Typering Allantoïsvloeistof -geen 1-5 dagen 92/40** PCR/aminozuur
volgorde
bepaling*

* De PCR is een nog niet volledig gevalideerde test.
** De test wordt niet omschreven in de bijlage van de bestrijdingsrichtlijn, maar wordt indirect door de definitie erkend en is in de wetenschappelijke literatuur bewezen volledig te correleren met de IVPI test resultaten.

Monitoren op de afwezigheid van aviaire influenza

Voor het monitoren van pluimvee op de afwezigheid van aviaire influenza virussen en voor het een ,,early warning" systeem staan de volgende testen ter beschikking.

72

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Tabel 2. Diagnostische testen voor het traceren van aviaire influenza virus infecties. Benodigd Benodigde Doorlooptijd in EEG materiaal proefdieren laboratorium richtlijn Aantonen van
Virus door:
Virusisolatie Swabs of 8-10 dagen oude 3-14 dagen 92/40 weefsel embryo's PCR* Swabs of - 1-5 dag Niet weefsel
IFT** Longafdruk - 1 dag Niet Antigeen Bloed - 1 dag Niet ELISA***
Antilichamen
AGP**** Bloed - 1 dag 92/40 ELISA***** Bloed - 1 dag 92/40 HAR**** Bloed - 1 dag 92/40
* PCR is even gevoelig als virusisolatie maar sneller (1-5 dagen).
** IFT, sensitiviteit en specificiteit zijn niet bekend en de test is alleen in het klinische stadium positief.

*** Antigeen ELISA, ontwikkelt door CIDC (i.o.) waarschijnlijk gevoeliger dan IFT en langere tijd positief, sensitiviteit en specificiteit niet bekend.
**** AGP/HAR aantal onderzoeken kan snel worden uitgebreid. De capaciteit van de HAR is hoog en het aantal testen kan snel worden uitgebreid.
***** ELISA: in theorie kunnen met deze test 8000 monsters per dag onderzocht worden afhankelijk van de kit die gekozen wordt.

Het CIDC (i.o.) bepaalt zelf de volgorde en welke tests worden gebruikt voor de diagnostiek van aviaire influenza onder inachtneming van de geldende regelgeving.

Insturen van materiaal t.b.v. aviaire influenza diagnostiek Het insturen van materiaal ter bevestiging van aviaire influenza berust in eerste instantie op het aanleveren van monsters voor het aantonen van het virus. Momenteel schrijft de EU Richtlijn 92/40 in de bijlage nog een viruskweek met aansluitende typering en bepaling van de intraveneuse pathogeniteitsindex voor.
Een andere test die virus aan kan tonen is de PCR. Deze test wordt niet omschreven in de bijlage van de bestrijdingsrichtlijn en kan daarom momenteel niet als officiële test gebruikt worden. De PCR kan echter wel gebruikt worden voor het typeren van virussen omdat het onderdeel uitmaakt van de definitie van aviaire influenza en omdat in de wetenschappelijke literatuur is aangetoond dat de test volledig correleert met de IVPI test-resultaten. Aanpassingen van de bijlagen zijn in voorbereiding. Het voordeel van de PCR is, in tegenstelling tot de andere testen om het virus aan te tonen, de duidelijk kortere doorlooptijd in het laboratorium.

Bij een bedrijfsbezoek in het kader van een verdenking van aviaire influenza wordt altijd materiaal voor onderzoek naar het CIDC (i.o.) verstuurd. Voor de laboratoriumdiagnose is het noodzakelijk dat het aviaire influenzavirus wordt aangetoond. Daarom is het noodzakelijk voor onderzoek naar een verdenking zoveel mogelijk monsters in te sturen van dieren in de acute fase van de infectie. Bij tracering zijn dieren nodig die ten minste 7 dagen geleden zijn geïnfecteerd (tabel 2)

73

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Tabel 3. Te verwachten testuitslag op verschillende momenten na infectie. Het gaat om een grove indicatie. Verschillen doen zich op grond van de viruseigenschappen, diersoort, omgeving etc.
Dagen na 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 start 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 verschijnselen
Viru s isol. + + + + + - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - PCR + + + + + - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ELISA - - - - - - + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + AGP - - - - + + + + + + + + + + + + + + + + + + HAR - - - - - - + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + # Bedoeld wordt virusisolatie op organen en op trachea swabs. Het resultaat van virusisolatie op cloacaswabs is afhankelijk van de virusstam.

Daarom worden bij verdenking op het bedrijf de volgende monsters verzameld:

Per stal, waarin dieren met klinische symptomen aanwezig zijn:
- bloedmonsters voor serumbereiding van 20 dieren (van zo veel mogelijk dieren met typische symptomen)

- 5 dieren met typische symptomen euthanasieren en geheel insturen voor onderzoek. Indien er geen dieren met typische symptomen dan worden 20 tracheaswabs genomen.

Bij een verdenking op een slachthuis dienen de volgende monsters te worden genomen:
- 5 hele dieren (indien nog aanwezig levende dieren met typische symptomen, anders geslachte dieren) of indien deze er niet zijn 20 tracheaswabs.
- 20 bloedmonsters voor serumbereiding van 20 dieren (van zo veel mogelijk dieren met typische symptomen)

Bij redenen, om op grond van de specifieke bedrijfssituatie af te wijken van de hierboven vermelde aantallen en typen monsters wordt voorafgaand contact gezocht met RVV centraal, afdeling Dierziekten. RVV centraal, afdeling Dierziekten neemt dan contact op met het CIDC (i.o.), sectie Aangifteplichtige en Exotische virale ziekten om in onderling overleg een andere bemonstering af te spreken.

De procedure van het verpakken, verzenden, ontvangen etc. van monsters is beschreven in het hoofdstuk Monstername.

Advisering bij bestrijding en traceringsonderzoek

CIDC (i.o.) voert epidemiologisch onderzoek uit en adviseert het Crisismanagment LNV en de RVV-crisimanager bij de bestrijding en de planning van traceringsonderzoek.

74

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H12 Gezondheidsdienst
Doel
· Leveren van bedrijfsinformatie, o.a. geselecteerd op basis van geografische criteria (GIS). · Leveren van topografische informatie (overzichtskaartjes e.d.). · Leveren van dierverplaatsingsgegevens (KIP) ten behoeve van het traceringsonderzoek. · Ondersteuning verlenen bij het nemen van beslissingen waarbij topografische kenmerken (bijv. instellen van gebieden met beperkende maatregelingen) of ruimtelijke data-analyse een rol speelt).
· Ondersteuning verlenen bij het bewaken van vervoersverbod en dierverplaatsingen tussen bedrijven.

Wettelijke basis
n.v.t.

Taken

RVV:
· levert gegevens verdachte bedrijven (UBN of naam/adres/woonplaats) indien hiervan een overzichtskaartje gewenst is;
· informeert de GD zo snel mogelijk over besmet verklaarde of geruimde bedrijven; · levert zo snel mogelijk gebiedsbeschrijvingen en wijzigingen in gebiedsbeschrijvingen van toezichtsgebieden, beschermingsgebieden en overige gebieden met beperkingen; · levert eventuele aanvullende selectiecriteria (protocollen) die nodig zijn voor het op een juiste wijze maken van selecties;
· informeert de GD over geconstateerde onjuistheden in haar gegevensbestanden, zodat de GD in staat is haar bestanden aan de juiste gegevens aan te passen; · informeert de GD dagelijks over mutaties in de gegevensbestanden als gevolg van de bestrijding (preventief ruimen, leegstand, tellingen van aanwezige dieren, e.d.), voor zover die mutaties betrekking hebben op taken van de GD (mailingen, selecties ten behoeve van screeningen, e.d.).

Gezondheidsdienst:
· verantwoordelijk voor het up-to-date houden van de x;y-coördinaten van de bedrijfslocaties (vestigingsadressen);
· verantwoordelijk voor het intekenen en aanpassen van gebieden met beperkende maatregelen in het GIS (toezichts- en beschermingsgebieden e.d.) volgens omschrijving van de RVV;
· verwerkt de uit de bestrijding voortkomende gegevens in haar databestanden (bijv. merken en dateren van besmette- of preventief geruimde bedrijven, naamgeving en dateren van ingestelde gebieden) voor zover deze bij het maken van selecties uit die bestanden van belang kunnen zijn;
· is in het kader van de informatievoorziening 7 dagen per week 24 uur per dag bereikbaar.

Informatievoorziening op basis van het GIS:
· overzichtskaartje van de directe omgeving van een verdacht bedrijf (straal 1 à 2 km); · overzichtskaartje van de directe omgeving van een besmet verklaart bedrijf (straal 1 of 2, 3 of 4, 10 of 12 km, afhankelijk van de vaccinatie ) met daarop alle bedrijven gelabeld met het UBN;
· lijst met bedrijfsgegevens plus bedrijfsstatus (besmet- / niet geruimd) van alle bedrijven in een straal van 1 km rondom het besmet verklaarde bedrijf; · statistische gegevens gebieden (oppervlak, aantal bedrijven en dieren, e.d.); · voorstellen van (delen van) toezichtsgebieden die in aanmerking komen voor een screening;

75

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

· selecties van bedrijven met vee op basis van geografische criteria (zie ook ,,overige informatievoorziening");
· overzichts- en thematische kaarten op diverse detailniveaus.

Informatievoorziening op basis van het KIP:
· op- en neerwaartse traceringen vanuit besmette bedrijven; · op- en neerwaartse traceringen vanuit contactbedrijven (relatieschema's); · ondersteuning bewaking vervoersverbod;
· statistische gegevens dierverplaatsingen in en uit een gebied in periode voorafgaande aan het ingestelde vervoersverbod;
· bewaking dierverplaatsingen tussen bedrijven en gebieden volgens de protocollen van de RVV.

Overige informatievoorziening:
· selecties van gegevens nodig voor de bestrijding van AI uit gegevensbestanden die vanuit haar taakstelling bij de GD onderhouden worden: · bedrijfsgegevens b.v. produktietype(n);
· certificeringsgegevens;
· gegevens afkomstig uit de reguliere monsternamestroom opgezet voor certificeringsprogramma's;
· gegevens dierenarts(en) of -dierenartspraktijken.

Mailingen t.b.v. Screening

Doel
Het informeren van veehouders en/of dierenartsen.

Wettelijke basis
n.v.t.

Organisatie

Overheid

GD

Taken

RVV:
· Levert de inhoud van de mailing aan.
· Specificeert de criteria volgens welke de verzendlijst van de mailing moet worden samengesteld.

76

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Gezondheidsdienst:
· Doet in opdracht van de RVV een mailing uit naar de door de RVV gespecificeerde doelgroep.
· Is 24 uur bereikbaar voor het verzorgen van spoedmailingen. De mogelijkheid om spoedmailingen per post uit te doen is sterk afhankelijk van de openings- en werktijden van de PTT post.


---

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

H13 Algemene Inspectiedienst

Algemeen
De AID wordt ingeschakeld bij het ruimen van een bedrijf. Wanneer een besmet bedrijf is gemarkeerd, gelden de volgende beperkingen en verplichtingen: · Een aan- en afvoerverbod van dieren, producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn.
· Beperkte toegang van personen.
· Verplichte reiniging en ontsmetting van personen en voertuigen die het bedrijf verlaten.

Juridisch kader
GWWD:
Art. 114. Lid 1: Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Art. 114, lid 2: Onze Minister wijst ambtenaren aan die zijn belast met onderzoek naar de aanwezigheid van besmettelijke dierziekten Art. 114, lid 3: Met de opsporing van de bij artikel 121 strafbaar gesteld feiten zijn, onverminderd artikel 141 Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen
179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling gedaan of ondernomen door henzelf.
Art. 114, lid 4: Van een besluit als bedoeld in dit artikel wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De ambtenaren van de AID controleren en bezoeken een bedrijf dat geruimd gaat worden teneinde vast te stellen of er redenen zijn om kortingen op de tegemoetkoming in de schade toe te passen.

Procedure handhaven vervoersverbod
De Directeur AID ontvangt het bericht besmet bedrijf van de Directeur RVV. Hij informeert de Hoofdinspecteur AID en zorgt dat zijn dienst voorbereidingen treft voor de handhaving van het vervoersverbod.
De Hoofdinspecteur AID ontvangt het bericht besmet bedrijf van Directeur AID. Hij: · informeert de Regiopolitie en maakt afspraken over samenwerking bij de handhaving van het vervoersverbod;
· geeft advies aan de Afdeling Dierziekte RVV over de grensafbakening van het Bescher- mings- en Toezichtsgebied;
· ontvangt van de Directeur RVV het bericht over inhoud en moment van ingang van het vervoersverbod;
· start de handhaving samen met de Regiopolitie.

Specifieke onderzoeken
De AID stelt kort nadat een bedrijf besmet is verklaard, een onderzoek in aangaande: · de tracering van het pluimvee of de vogels welke niet uit de bedrijfsadministratie verklaard kunnen worden, maar wel volgens opgave GD / PVE opgezet worden zijn (aantal volgens opgave broederij aan PVE) c.q. niet opgezet worden zijn (in geval van meer pluimvee / vogels aanwezig op het bedrijf); · advisering van de hoogte van het percentage van de schadeloosstelling uit de Rijksmiddelen, via de RVV, te betalen aan de veehouder (schadeloosstellingonderzoek in relatie tot de kortingsregeling);
· CITES-onderzoek (vogels CITES-papieren) op verdachte bedrijven in verband met stal- / bedrijfslijsten versus aanwezigheid van beringde / gemarkeerde vogels.

78

Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001

Deze onderzoeken dienen zich naast de tracering te richten op een aantal bepalingen, die betrekking hebben op de identificatie en registratie van de dieren, de gezondheids- en de hygiënemaatregelen.

Opvolging AID-rapporten
De Crisismanager RVV ziet erop toe dat de rapporten betreffende de door de AID uitgevoerde activiteiten met betrekking tot dierziektebestrijding tijdig bij het crisiscentrum worden ingediend.

79