Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Het Opsporingsbeleidsplan Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2003


Voorwoord
Het Opsporingsbeleidsplan van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) 2003 -verder het plan genoemd- is een vervolg op het eerste opsporingsbeleidsplan dat betrekking had op het jaar 2002. In het opsporingsbeleidsplan 2002 zijn voor meerdere jaren trajecten aangegeven, waarvan stapsgewijs voor elk jaar de ontwikkeling is aangegeven. Voor 2003 wordt daarom aangegeven welke vorderingen zijn gemaakt in een aantal trajecten. Daarnaast vermeldt het plan nieuwe ontwikkelingen die in gang zijn of worden gezet. Het plan is door het Bureau Opsporingsbeleid (BOB) van het Ministerie van SZW opgesteld op basis van de inbreng van de betrokken organisaties: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), Sociale Verzekeringsbank (SVB), Arbeidsinspectie (AI), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gemeenten, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en het Openbaar Ministerie (OM). Ook het Ministerie van Justitie is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van dit plan.

Het plan geeft richting aan de opsporing op het SZW-terrein. Het geeft een kader aan de betrokken organisaties voor het inrichten van het opsporingsbeleid in 2003. Het plan geeft een doorkijk (groeimodel) naar de toekomst en geeft in gerichte stappen aan welke beleidsinitiatieven voor 2003 worden genomen. Het plan wordt jaarlijks vastgesteld door de Minister en Staatssecretaris van SZW, na afstemming met het OM en het Ministerie van Justitie. Jaarlijks monitort BOB de voortgang van het plan.

Het plan is afgestemd in het Driehoeksoverleg Sociale Zaken, waarin het management van de betrokken organisaties, de SIOD, de VNG, de Ministeries van SZW en Justitie en het OM vertegenwoordigd zijn. Daarnaast is het plan vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg tussen de Minister van SZW en de VNG.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)


---


Inhoudsopgave

Voorwoord

Inhoudsopgave

1. Achtergrond bij het opsporingsbeleidsplan
1.1. Inleiding
1.2. Plaats van het opsporingsbeleidsplan
1.3. Functie van het opsporingsbeleidsplan
1.4. Relatie met het Openbaar Ministerie
1.5. Vertaling in handhavingsarrangement, monitoring en rapportage 1.6. Leeswijzer

2. Reikwijdte van het plan
2.1. Opsporing
2.2. Belang schakels handhavingsketen in relatie tot strafrechtelijke opsporing 2.3. Administratiefrechtelijke sanctieoplegging versus strafrechtelijke opsporing

3. Stand van Zaken
3.1. Inleiding
3.2. Beleidsinhoudelijke ontwikkelingen
3.2.1. Identiteitsfraude
3.2.2. Zwarte fraude
3.2.3. Internationale fraude
3.3. Organisatorische ontwikkelingen

4. Toekomstperspectief
4.1. Inleiding
4.2. Concrete maatregelen
4.2.1. Beleidsinformatie
4.2.2. Identiteitsfraude
4.2.3. Zwarte fraude
4.3.3. Internationale fraude
4.3.4. Organisatorische initiatieven

Bijlage 1: Plaats van het opsporingsbeleidsplan
Bijlage 2: Definities/begripsbepalingen

---


1 Achtergrond bij het Opsporingsbeleidsplan

1.1 Inleiding
Dit Opsporingsbeleidsplan geeft een overzicht van het opsporingsbeleid op het SZW-terrein. Het beleidsterrein strekt zich uit over zes sectoren: werknemersverzekeringen, volksverzekeringen, sociale voorzieningen, arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen.

De uitvoering en/of handhaving van deze beleidsterreinen vindt plaats door de SVB, UWV, de gemeenten en de AI. Deze instellingen worden in dit plan als "de organisaties" aangeduid.

Op 1 januari 2002 is de SIOD gestart. De SIOD is belast met de opsporing van zware zaken die zich voordoen op alle genoemde beleidsterreinen. De lichte en middelzware opsporing blijft de taak van de organisaties.

Als spil tussen de organisaties, de SIOD en het OM is per 1 januari 2002 het BOB gaan fungeren. Het BOB is onder meer verantwoordelijk voor de coördinatie van het SZW-brede opsporingsbeleid. Daarnaast fungeert het BOB op het SZW-terrein als centraal aanspreekpunt voor het OM als het gaat om beleidsmatige aangelegenheden. Ook onderhoudt het BOB de contacten over beleidsmatige opsporingsvraagstukken met andere departementen. Dit neemt niet weg dat er in de praktijk ook rechtstreekse contacten zullen zijn tussen het OM, de organisaties en de SIOD over onderwerpen die het uitvoerings- en handhavingsbeleid van de genoemde organisaties betreffen.

1.2 Plaats van het Opsporingsbeleidsplan
Het Opsporingsbeleidsplan is één van de vele plannen en rapportages, die in de loop van een jaar/jaren op het terrein van de opsporing tot stand komen. Bijlage 1 geeft dit schematisch aan. Het onderhavige plan, dat betrekking heeft op 2003, maar op onderdelen ook een doorkijk geeft naar de periode hierna, is afgestemd op het handhavingsprogramma 2003-2006 op het terrein van fraudebestrijding.
Het Opsporingsbeleidsplan past binnen het door het Ministerie van Justitie op te stellen Beleidsplan Bijzondere Opsporingsdiensten dat aan de Tweede Kamer is aangeboden. In dit tweejaarlijkse beleidsplan worden de beleidsthema's voor de gezamenlijke departementen weergegeven. In een jaarlijks verslag rapporteert het Ministerie van Justitie over de voortgang van de in het plan genoemde thema's. Voor de komende jaren zal dit Opsporingsbeleidsplan als input dienen voor het Beleidsplan Bijzondere Opsporingsdiensten.

1.3 Functie van het Opsporingsbeleidsplan
Het Opsporingsbeleidsplan bevat specifieke thema's die van belang zijn voor de opsporing. Met als vertrekpunt de huidige situatie wordt bezien welke (nieuwe) beleidsvelden op het terrein van de opsporing onderkend worden en welke activiteiten daarop worden ontplooid. In dit kader worden in dit plan beleidsinitiatieven van de organisaties bij elkaar gebracht onder een gezamenlijke noemer. Het plan is daarmee kaderstellend voor de verschillende organisaties. Bij het formuleren van dit kader is rekening gehouden met de vele ontwikkelingen, trends en initiatieven die in de organisaties al in gang zijn gezet. Omdat er sprake is van een kaderstellend plan, dienen gemeenten nauw betrokken te worden bij het opstellen van het
---


opsporingsbeleidplan, waarbij rekening wordt gehouden met de medebewindsverhouding die er op het terrein van de Algemene bijstandswet (Abw) bestaat. Er is een procedure ontwikkeld om de bottom-up benadering om tot een gezamenlijk plan te komen, voor gemeenten verder in te vullen. Hiertoe is het gemeentelijk forum ingericht, waar 17 gemeenten in deelnemen. Dit forum heeft tot taak om op het gemeentelijk terrein als initiatiefnemer te fungeren en voorts als klankbordgroep te dienen voor concept eindproducten van het BOB. In het kader van de recente ontwikkeling van de budgettering van de Abw is met gemeenten afgesproken dat er beleidsvrijheid m.b.t. de uitvoering van de Abw zal zijn. Hiertoe wordt een nieuwe wet m.b.t. de bijstand tot stand gebracht. Dit betekent voor de handhaving voor 2003 en volgende jaren dat SZW uitsluitend maatregelen treft om gemeenten te ondersteunen in hun weg naar volledige beleidsvrijheid op het terrein van de Abw. Overigens laat het plan voor alle organisaties ruimte om ook zelf andere aanvullende thema's te initiëren dan al in dit plan zijn aangegeven en lokale projecten te starten en/of accenten te leggen. Het Opsporingsbeleidsplan en het hiervan afgeleide Handhavingsarrangement 2003 moeten worden gezien als basisproducten.

1.4 Relatie met het Openbaar Ministerie (OM)
Het plan is inhoudelijk afgestemd met het OM. Binnen het OM is het Functioneel Parket opgericht, die een landelijke organisatorische eenheid vormt. Dit parket concentreert zich op het handhavingsterrein waarop de bijzondere opsporingsdienst (SIOD) en de organisaties werkzaam zijn. Namens het OM wordt, binnen de kaders die het College van Procureurs- generaal stelt, vanuit deze eenheid de relatie met de organisaties onderhouden voor wat betreft beleidsmatige aangelegenheden. De hoofdofficier van justitie, die de leiding heeft over de desbetreffende eenheid / organisatie, oefent het algemene gezag uit over de operationele opsporing van de SIOD. Hij onderhoudt verder de contacten met het BOB. Onderwerpen die hierbij aan de orde kunnen komen zijn beleidsmatige aangelegenheden en het maken van afspraken over de aard en het volume van de zaken dat aan het OM zal worden aangeboden (Handhavingsarrangement).

Om in concrete strafzaken te kunnen beoordelen of het algemeen belang vervolging van een bepaalde zaak vordert, moet het OM kunnen toetsen of de zaak die wordt aangeleverd ook de juiste zaak is, te weten de zwaarste schending van de norm in zijn soort, en of de overige soortgelijke schendingen van de norm op dezelfde, namelijk strafrechtelijke wijze, worden afgedaan. Het strafrecht is het sluitstuk van de handhavingsketen en wordt als de zwaarste vorm van sanctioneren ervaren. Om op een goede wijze invulling te kunnen geven aan deze functie is het voor het OM wenselijk inzicht te hebben in de aard en de omvang van de schendingen van de normen en de handhavingactiviteiten die op het terrein van preventie en controle of toezicht worden ontwikkeld en uitgevoerd door het Ministerie van SZW en de organisaties.


---


1.5 Vertaling in Handhavingsarrangement, monitoring en rapportage Het plan dat jaarlijks wordt uitgebracht, vindt zijn concrete vertaling in het Handhavings- arrangement dat tussen de organisaties, de SIOD, het OM en SZW wordt afgesloten. In dit arrangement worden kwalitatieve en kwantitatieve afspraken gemaakt over de aard en volume aan zaken dat aan het OM zal worden aangeboden. Op basis van dit plan en het Handhavingsarrangement vindt monitoring en rapportage door het BOB plaats. De monitoring over de eerste helft van 2002 is in februari 2003 voltooid, terwijl de rapportage over het volledige jaar 2002 in juni 2003 zal verschijnen.

1.6 Leeswijzer
In hoofdstuk twee wordt kort ingegaan op de reikwijdte en afbakening van het plan. Hoofdstuk drie geeft een beschrijving van de huidige stand van zaken bij de verschillende organisaties en de SIOD, onderverdeeld naar thema (zwarte fraude, internationale en identiteitsfraude). Er wordt een beschrijving gegeven van de relevante beleidsmatige en organisatorische ontwikkelingen bij deze organisaties. Hoofdstuk vier geeft puntsgewijs de concrete stappen aan die in 2003 op het terrein van de opsporing zullen worden gezet.


---


2 Reikwijdte van het plan

2.1.Opsporing
Dit plan bevat de beleidsinitiatieven van de organisaties op het SZW-terrein op het gebied van de opsporing. In de daaraan voorafgaande fasen van onderzoek is geen sprake van opsporing, maar van administratief onderzoek. Bij een aantal organisaties wordt dit ook controle of toezicht genoemd. Na administratief onderzoek volgt de procedure van het opleggen van een administratiefrechtelijke boete, tenzij op basis van de geldende richtlijnen de zaak strafrechtelijk moet worden afgedaan. De fase van opsporing bij de organisaties eindigt op het moment dat een zaak ter verdere strafrechtelijke afdoening wordt aangeboden aan het OM. Hierna volgt de fase van afdoening die uitmondt in strafrechtelijke vervolging. Daarnaast wordt hetgeen ten onrechte is uitgekeerd terug- en ingevorderd. Zowel de fase van afdoening als de terug- en invorderingsprocedure vormen geen onderdeel van dit plan.

2.2 Belang schakels handhavingsketen in relatie tot strafrechtelijke opsporing Opsporing maakt onderdeel uit van de handhavingsketen. Deze handhavingsketen bestaat uit preventie, verificatie/validering, controle/toezicht, opsporing en afdoening. Investeren in een goed preventief beleid is belangrijk om fraude te voorkomen. De opsporing bij de organisaties en de SIOD is één van de laatste fasen van de handhavingsketen. Het is daarom van belang inzicht te hebben in de ontwikkelingen die zich in de eerdere fasen van die keten afspelen. De keuzes die daar worden gemaakt, zijn rechtstreeks van invloed op het soort en het aantal zaken dat voor strafrechtelijke opsporing en verdere afdoening wordt voorgedragen. Het plan beschrijft daarom ook de relevante ontwikkelingen die zich in andere fasen van de handhavingsketen voordoen in relatie tot de opsporing. Het gaat onder meer om beleidsvoornemens van de organisaties op het handhavingsgebied.

2.3 Administratiefrechtelijke sanctie-oplegging versus strafrechtelijke opsporing Een geval van fraude in het kader van de sociale zekerheid wordt in principe strafrechtelijk afgedaan als het schadebedrag tenminste 6.000 bedraagt (werknemers/uitkeringsgerechtigden) of minimaal 12.000 (werkgeverspremie). Dit bedrag is vastgelegd in de Aanwijzing en Richtlijn voor strafvordering in Sociale Zekerheidsfraude (Staatscourant 2000, 251) en de Richtlijn Premiefraude Werkgevers (Staatscourant 1994, 217) waarin het College van Procureurs-generaal de grens bepaalt voor strafrechtelijke afdoening van zaken door middel van het schadebedrag. Tot het takenpakket van de Arbeidsinspectie behoren zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke handhaving. Overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet `98) en het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn aangewezen als beboetbare feiten, met uitzondering van artikel 32 en 33, lid 3, Arbowet '98, die als strafbare feiten zijn aangewezen. Beboetbare feiten worden bestuursrechtelijk afgedaan. Overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen en de Arbeidstijdenwet zijn strafbare feiten.
---


De SIOD heeft per 1 januari 2002 de opsporingstaken van de AI overgenomen met betrekking tot de fraude met Europese Sociale Fondsen (ESF). De fraudesignalerende en adviserende taak op het terrein van ESF is met ingang van 1 april 2002 belegd bij het Agentschap SZW.Het Agentschap deed in 2002 in voorkomende gevallen de aangifte rechtstreeks bij het OM (expertisecentrum EU-fraude). In het vierde kwartaal van 2002 vindt overleg plaats tussen OM en SIOD aangaande de vraag of het Agentschap direct bij de SIOD aangifte kan doen. Door het OM geaccepteerde zaken werden voor onderzoek voorheen alleen uitgezet bij de politie (voornamelijk Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond). Inmiddels worden zaken - na overleg - door het OM ook aangeboden aan de SIOD.

De bepaling of een zaak administratief dan wel strafrechtelijk wordt afgedaan in het kader van de sociale zekerheidsfraude dan wel van fraude op het arbeidsmarktterrein is van groot belang voor de omvang van het werkaanbod op het gebied van de opsporing bij de organisaties en daarmee ook voor de in te zetten capaciteit en het te voeren opsporingsbeleid. In 2003 zal voor het gehele SZW beleid worden bezien of de scheiding tussen het bestuurs- en het strafrecht adequaat is gelegd.


---


3 Huidige situatie

3.1 Inleiding
Zoals in hoofdstuk twee aangegeven, vormt de (strafrechtelijke) opsporing bij de organisaties één van de laatste fasen van de handhavingsketen. De daaraan voorafgaande fasen zijn echter van groot belang voor de strafrechtelijke opsporing omdat de keuzes die daar worden gemaakt rechtstreeks van invloed zijn op het soort en het aantal zaken dat voor strafrechtelijke opsporing en verdere afdoening wordt voorgedragen aan het OM. Om voor de toekomst aan te kunnen geven welke beleidsinitiatieven de organisaties en de SIOD moeten nemen om de strafrechtelijke opsporing te optimaliseren, is het van belang eerst de huidige stand van zaken van de verschillende (opsporings)activiteiten inzichtelijk te maken. In het plan 2002 is dit eveneens gebeurd. Het huidige hoofdstuk 3 bouwt derhalve voort op hoofdstuk 3 van het plan 2002, met dien verstande dat het onderdeel beleidsinformatie is vervallen. Deze informatie wordt opgenomen in de eindrapportage over het Handhavingsarrangement 2002 die in juni 2003 zal verschijnen.

3.2. Beleidsinhoudelijke ontwikkelingen
De organisaties hebben als kader het Handhavingsprogramma 2003-2006, dat door het Kabinet is vastgesteld. In dit hoofdstuk wordt op drie belangrijke inhoudelijke thema's van het Handhavingsprogramma, te weten identiteits-, zwarte en internationale fraude, de stand van zaken bij de organisaties en de SIOD beschreven. In hoofdstuk vier worden voor deze thema's een aantal concrete beleidsinitiatieven benoemd, die in 2003 zullen worden ondernomen. In dit hoofdstuk wordt tevens een overzicht gegeven van het huidige beleid van alle betrokken organisaties. Zo heeft de UWV bijvoorbeeld de speerpunten van beleid opgenomen en vertaald in zijn Meerjarenkader Handhaving UWV 2003 ­ 2005. In het Handhavingsprogramma 2003-2006 staan een aantal uitgangspunten centraal: 1. investeren in betere methoden en technieken voor het opsporen van fraude (slimmer handhaven). Hiervoor kunnen risicoanalyses dienen. 2. samenwerking zal nog meer kracht worden bijgezet. Hiertoe behoort onder andere het plan om de Regionale Interdisciplinaire Fraudeteams, het Westland Interventieteam (WIT), het bouw interventieteam en het confectie interventieteam om te vormen tot een landelijk dekkend netwerk aan interventieteams.
3. intensivering van de handhaving, bijvoorbeeld door het afleggen van extra huisbezoeken om partner/adresfraude te ontdekken in het kader van de Bijstandswet.

3.2.1 Identiteitsfraude
UWV en AI signaleren dat binnen de sociale zekerheid sprake is van een toename van identiteitsfraude. Regelmatig worden valse / vervalste documenten in de administratie van een werkgever aangetroffen. Op deze manier krijgen personen met een valse identiteit toegang tot sociale voorzieningen (uitkeringen) en ontduiken zij verplichtingen. Identiteitsfraude kent de volgende verschijningsvormen: vervalsing van documenten (bijv. reisdocumenten, verblijfsvergunningen, E-101 verklaringen, toekenningsbewijzen sofi- nummer), misbruik van een document van een andere, rechtmatige houder met oppervlakkig dezelfde kenmerken (de zgn. look-a-likes), manipulatie van bestanden (bijv. emigratie niet
---


doorgeven aan GBA), misbruik van nummers (sofi-nummers, documentnummers).

In het jaar 2002 is het onderzoek "Project Sofi-nummers 2000-2001" van UWV afgerond. In dit project vond onderzoek plaats naar de registratie van drie of meer dienstverbanden op één sofi- nummer en naar het gebruik van sofi-nummers van overledenen of geëmigreerde werknemers. Uit het onderzoek blijkt dat onjuist gebruik wordt gemaakt van sofi-nummers. Dit gebeurt door handel in vervalste formulieren waarop het sofi-nummer wordt toegekend, door identiteitspapieren (tegen betaling) ter beschikking te stellen en door zelf een dienstverband aan te gaan maar anderen te laten werken. Alhoewel dit fenomeen niet in zijn volledige omvang inzichtelijk is geworden, blijkt fraude met sofi-nummers voornamelijk bij uitzendbureaus voor te komen. Het Ministerie van SZW heeft naar aanleiding van dit rapport een interdepartementale task-force ingesteld. Vertegenwoordigers van SZW en Financiën (Belastingdienst) hebben de opdracht gekregen concrete plannen te maken om op korte termijn identiteitsfraude aan te pakken. Deze voorstellen moeten binnen de kaders van bestaande wet- en regelgeving voor 1 januari 2004 gerealiseerd kunnen worden. De concrete maatregelen met betrekking tot het opsporingsbeleid voor 2003 staan in hoofdstuk 4 van dit plan vermeld.

De SIOD is op één van de regiokantoren een pilot gestart met het doel de kennis binnen de sociale zekerheid over identiteitsfraude op een hoger niveau te brengen. In het kader van deze pilot, die loopt van oktober 2002 tot april 2003, zal de SIOD:
- een tweetal onderzoeken uitvoeren, waarbij in het bijzonder aandacht zal worden besteed aan de structuur van en de organisatie achter verschillende vormen van identiteitsfraude;
- vanwege de aldaar aanwezige specialistische kennis en/of kostbare apparatuur contacten leggen met diensten zoals de IND, de douane en de marechaussee, teneinde de mogelijkheden met betrekking tot een structurele samenwerking met deze diensten na te gaan;
- extra investeren in mensen (door middel van het organiseren van op de problematiek toegespitste opleidingen) en middelen.

Ook is een aantal uitvoeringsorganisaties begonnen met het opleiden van baliepersoneel. Zowel bij de AI als bij de SVB en gemeenten wordt in de opleiding van (nieuwe) medewerkers ingegaan op het leren herkennen van vervalste of valse documenten. Naast het leveren van een bijdrage aan deze integrale aanpak bereidt UWV in 2002 en 2003 maatregelen voor, teneinde de preventie en detectie van fraude met sofi-nummers te optimaliseren.

3.2.2 Zwarte fraude
Zwarte fraude komt doorgaans niet uit bestandvergelijkingen naar voren. Immers, zwarte fraude kenmerkt zich door het gebrek aan registratie van relevante en/of juiste gegevens. Om die reden kan zwarte fraude slechts gedetecteerd worden door fysieke controles, boekenonderzoeken en door het uitvoeren van opsporingsonderzoeken. Via risicoanalyse wordt gestreefd naar het verhogen van de effectiviteit van de huidige controlepraktijk. Controle-op-maat staat hierin centraal: het richten van controle-inspanningen op personen dan wel werkgevers waarbij de trefkans op fraude het grootst is. Daartoe dient de organisatie een risicoanalyse uit te voeren op haar (cliënten)bestand. De risicoanalyse bestaat uit het selecteren van cliënten c.q. werkgevers op basis van een aantal criteria waarbij een verhoogd risico verwacht mag worden tot het plegen van fraude en het niet nakomen van verplichtingen. Door de controlesystematiek in te richten op basis van risicoprofielen en klantprofielen wordt een hoger controle-rendement verwacht.
10


Door intensivering van de repressieve controle wordt de pakkans bij frauduleus handelen vergroot.
Zowel de risicoanalyse als intensivering van de repressieve controle draagt bij tot het terugdringen van zwarte fraude. De paragrafen 3.2.2.a en b gaan in op beide onderwerpen.

3.2.2.a Risicoanalyse
De methodiek van hoogwaardig handhaven is het resultaat van het project `kwaliteitsverbetering fraudebestrijding gemeenten', dat de afgelopen jaren is uitgevoerd. Doel van dit project was het bieden van een nieuwe gereedschapskist (methodiek hoogwaardig handhaven) aan gemeenten voor een volwaardige en effectieve fraudebestrijding. Na oplevering van deze gereedschapskist (eind 2000) zijn in negen gemeenten implementatiepilots gestart (LAT en KIP-gemeenten). Binnen de pilots zijn goede resultaten bereikt in het voorkomen van bijstandsfraude door middel van kwaliteitsverbetering binnen vier aandachts- gebieden, te weten vroegtijdig informeren, vroegtijdige detectie, controle op maat en daadwerkelijk sanctioneren.

Door UWV vinden naast reguliere aanvangs- en voortgangscontroles ook bijzondere controles plaats. Deze bestaan uit een specifieke wijze van controleren; bijvoorbeeld bestandsvergelijking met de Belastingdienst of controle van een specifieke doelgroep, selecteren van een branche op risicokenmerken met daaraan gekoppelde wegingsfactoren. Deze bijzondere controles en ook opsporingsonderzoeken worden geïnitieerd door in- en externe tips, gegevens- en bestandsvergelijkingen en door risicoanalyse. Risicoanalyse vindt plaats op basis van een model, waarin kenmerken in relatie worden gebracht met wegingsfactoren om vervolgens dit model te vervolmaken aan de hand van expertise en/of statistische gegevens. Deze methode maakt het mogelijk om risico's te selecteren en hier de meest gepaste wijze van controle of opsporing op toe te passen. Deze risicoanalyse en -selectie wordt zowel in de uitkeringsverstrekkende als de premie-innende taak van UWV toegepast. Uniformering van de verschillende organisatieonderdelen van UWV zullen voor wat betreft de collecterende functie leiden tot één UWV-risicomodel. Ten slotte heeft op het terrein van de WW een pilot geleid tot het ontwikkelen van een risicomodel op basis waarvan gevallen kunnen worden geselecteerd waarin een huisbezoek noodzakelijk wordt geacht. Deze ontwikkeling heeft geleid tot een bestendiger risicomodel.

De SVB heeft analyses gemaakt van de handhavingsrisico's in de door de SVB uitgevoerde wetgeving. Deze analyses hebben uitgewezen dat de belangrijkste risico's zijn het inkomen en de leefvorm (ongehuwd samenwonen) bij de AOW en Anw en het volgen van onderwijs bij de AKW. Dit heeft geleid tot extra controlemaatregelen op deze punten. Bij wijziging van de regelgeving of bij nieuwe wetgeving wordt (opnieuw) een inschatting gemaakt van de handhavingsrisico's en worden zo nodig maatregelen genomen om die risico's te ondervangen.

Daarnaast heeft de SVB een kwantificering (in omvang van uitkeringsstromen uitgedrukt) gemaakt van de resterende risico's van misbruik van de wetgeving en van het uitvoeringsproces. Die kwantificering wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van wijzigingen in de uitgevoerde regelgeving en aan de hand van de resultaten van handhavingsactiviteiten voor zover deze een beeld van de handhavingsrisico's en de wijzigingen daarin hebben opgeleverd.

De AI richt zich bij de selectie en voorbereiding van inspectieprojecten met voorrang op de
---


aanpak van misstanden. Voor arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden betekent dit dat de capaciteit wordt in gezet op prioritaire onderwerpen gericht op ziekmakers en WAO- veroorzakers in werksituaties. Op het gebied van arbeidsmarkt betekent het aanpakken van misstanden dat met name fraudeconstructies en notoire overtreders aangepakt worden. Om in de toekomst transparante keuzes te kunnen maken tussen de verschillende projecten, is de AI in 2001 gestart met de uitwerking van het risicoanalysemodel. De AI verwacht het model voor het jaarplan 2004 te kunnen toepassen.

3.2.2.b Fysieke controle/opsporing
UWV ontvangt vanuit verschillende bronnen signalen van vermoedelijke fraude. UWV selecteert en prioriteert de ontvangen fraudesignalen op basis van relevante en zakelijk toetsbare criteria. De selectie en prioriteitstelling van het fraudesignaal werknemersfraude maakt UWV, op verzoek van het OM, inzichtelijk. In 2001 is het stellen van prioriteiten in de onderzoekswaardige fraudesignalen werkgeversfraude al gerealiseerd. UWV streeft ernaar om bij de inzet van middelen en personele capaciteit van Bijzonder Onderzoek prioriteiten te stellen volgens de navolgende indicatieve lijst van criteria. Hierbij geldt dat deze voorafgaande aan een strafrechtelijk onderzoek door het OM moeten worden vastgesteld:

· Lopende uitkering gaat voor al beëindigde uitkering; · Signalen of aanwijzingen - voor zover mogelijk al te onderkennen - met het vermoedelijk hoogste benadelingsbedrag;
· Strafrechtelijke opsporing en afdoening van niet administratief traceerbare fraude (zwarte fraude) heeft prioriteit boven opsporing en afdoening van administratief traceerbare fraude (witte fraude);
· Fraude met, of misbruik van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen geniet prioriteit boven fraude met of misbruik van werkloosheidsuitkeringen.

Om zwarte fraude bij werkgevers te ontdekken voert UWV waarnemingen ter plaatse (WTP'en) uit bij bedrijven en neemt deel aan diverse samenwerkingsverbanden. Het streefgetal van 20.000 waarnemingen ter plaatse is in 2002 gehaald. Het hiermee beoogde effect van een toename van het aantal signalen inzake zwarte werkgevers fraude is zodoende bereikt. Ook op het terrein van de fysieke controle van WAO-gerechtigden heeft UWV extra inspanningen gepleegd. Zo hebben in 2000 binnen GAK Nederland door middel van een pilot 500 huisbezoeken aan WAO, Wajong en WAZ-gerechtigden plaatsgevonden. In 2001 en 2002 zijn 1000 WW-gerechtigden van GAK Nederland thuis bezocht. Beide pilots waren gericht op de ontwikkeling van een risicomodel op basis waarvan gevallen kunnen worden geselecteerd waarin huisbezoeken noodzakelijk zijn. Feitelijk hebben de pilots ook geleid tot een verbetering van het risicomodel. Het WAO, Wajong, WAZ-model heeft in 2002 als onderdeel van de implementatie van het huisbezoek als controle-instrument geleid tot een selectie van 300 gevallen waarin een dossieronderzoek dan wel een huisbezoek plaatsvindt.

De SIOD heeft in 2002 afspraken gemaakt met UWV over het leveren van signalen vanuit de projecten en/of samenwerkingsverbanden m.b.t. de sociale verzekeringen.

De AI constateert dat illegale tewerkstelling in veel gevallen plaatsvindt via een (malafide) intermediair. De AI voert vanaf 2000 gedurende vier jaar jaarlijks projecten uit, gericht op de naleving van de Wav door uitzendbureaus. De projecten zijn gesplitst in een toezichts (controle)- en opsporingsdeel. In het toezichtproject wordt op basis van een steekproef jaarlijks 12


5% van de uitzendbureaus gezocht.
In een deel van de opsporingsonderzoeken werkt de AI samen met UWV en/of Belastingdienst.

De SVB voert op basis van de eerder verrichte risicoanalyses extra administratieve controles uit, al dan niet steekproefsgewijs. Het gaat daarbij om het volgende:
- onjuist of verzwegen inkomen (AOW en Anw);

- ongemeld samenwonen (AOW en Anw);

- het volgen van onderwijs door kinderen van 16 en 17 jaar (AKW);
- het volgen van onderwijs door kinderen in het buitenland (AKW). De sociale recherche van de SVB neemt fraudesignalen op basis van de hoogte van het schadebedrag in onderzoek.

3.2.2.c Overige maatregelen
In het kader van de professionalisering van de AI is in de afgelopen periode een aantal trajecten ingezet. De AI heeft als strategisch uitgangspunt voor de Wav/fraudetaken gekozen voor het in het proces-verbaal opnemen van een berekening van het voordeelbedrag dat een werkgever door het niet betalen van werknemersverzekeringspremies en loonbelasting heeft behaald. Een ander aspect van dit handhavingsbeleid is de geplande hercontrole. De AI controleert overtreders opnieuw binnen drie maanden. Zo genereert de AI in het geval dat zij weer een overtreding constateert, meer informatie voor de voordeelberekening. In 2001 hebben het OM en de AI onderzoek gedaan naar de mate waarin de strafeis en de opgelegde straf worden beïnvloed door de berekening van het door de werkgever wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit onderzoek fungeerde als een 0-meting. In 2003 vindt een vervolgonderzoek plaats naar de effecten van het opnemen van een voordeel berekening in de processen-verbaal. In 2003 zal tevens informatie beschikbaar zijn over de mate waarin hercontroles worden uitgevoerd. Eind 2002 is de registratiemogelijkheid beschikbaar.

In 2002 is intensief overleg geweest tussen SZW, het OM en Justitie over invoering van de bestuurlijke boete in de Wav en de Atw. De invoering als zodanig staat niet ter discussie, wel het te hanteren model. In 2003 wordt verder gewerkt aan de invoering van de bestuurlijke boete. Beoogde datum van inwerkingtreding is januari 2004. De Wet gevaarlijke werktuigen wordt in 2003 onder de Warenwet gebracht. Daarna zullen de overtredingen op dit terrein ook bestuursrechtelijk worden afgedaan.

3.2.3 Internationale fraude
Gemeenten hebben in 2002 in samenwerking met het Bureau Buitenland van de gemeente Den Bosch in het kader van het project "controle op vermogen in het buitenland" verificatieonderzoeken laten instellen naar vermogensfraude van bijstandsgerechtigden in het buitenland. Het project richtte zich in eerste instantie op Marokko en Turkije, gelet op het aantal bijstandsgerechtigden uit deze landen. Aanvragen voor een verificatieonderzoek zijn onder andere ingediend als er feitelijk onderbouwde aanwijzingen waren over de aanwezigheid van vermogen en / of inkomen dat niet is opgegeven bij de sociale dienst of als er vermoedens van fraude waren die voortkomen uit onderzoeken van de politie of andere organisaties.

Na de invoering van de Wet beperking export uitkeringen zijn de activiteiten van UWV op 13


handhavingsgebied in toenemende mate gericht op uitkeringsgerechtigden die in het buitenland verblijven. Vanaf 1999 voert UWV risicoanalyses uit. De hierbij gehanteerde risicofactoren worden gedestilleerd uit verdragen, mogelijkheden, afspraken met landen en de wijze van nakoming hiervan en eigen inschattingen. Tot en met 2002 zijn nagenoeg alle landen, waarin 100 of meer uitkeringsgerechtigden verblijven, op deze wijze in beeld gebracht. Dit verbetert de mogelijkheden tot risicoanalyse en ­selectie waardoor beter onderzoek gedaan kan worden naar de waarborgen van de rechtmatigheid van de uitkeringen. Naar aanleiding van de uitkomsten wordt per land een projectplan opgesteld en kan UWV besluiten tot een veldonderzoek. Deze veldwerkzaamheden worden verricht door een Exportteam dat controles op geëxporteerde uitkeringen doet in het buitenland. In 2002 was het aanvankelijk de bedoeling om een tweede exportteam in te richten. De hiervoor beschikbaar gestelde middelen zijn echter in 2002 besteed aan de uitbreiding van bestaande structuren waardoor binnen internationale handhaving meer aandacht aan de gehele handhavingsketen wordt besteed. Het Exportteam is met 3 fte´s uitgebreid en daarnaast is het team `grenzeloos controleren' opgericht. Dit team, bestaande uit 6 fte's, is belast met dossieronderzoek, bestandsvergelijking, administratieve ondersteuning van controles en soms ook met deelname hieraan.

Het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) is een organisatie-onderdeel van UWV. Het ondersteunt de verschillende organisatie-onderdelen van UWV bij het verkrijgen van informatie uit het buitenland. Daarbij gaat het met name om informatie ten behoeve van het administratieve proces, maar ook informatievergaring in het kader van strafrechtelijke onderzoeken komt aan de orde.
Om aan informatieverzoeken te kunnen voldoen, beschikt het over en onderhoudt het een uitgebreid netwerk van contacten met een groot aantal buitenlandse organisaties. Dit betreft niet alleen organisaties in de grenslanden, maar ook organisaties in andere landen (tot ver buiten de EU). In 2002 is onderzocht of het IBF ook een faciliterende functie voor de overige organisaties zou kunnen vervullen. Dit blijkt het geval te zijn. In 2003 zal deze functie nader worden uitgewerkt. Tot 2006 wordt hiervoor jaarlijks een bedrag van een half miljoen euro uitgetrokken.

De SVB richt, sinds de invoering van de Wet Beperking export uitkeringen, in toenemende mate handhavingsactiviteiten op pensioen- en uitkeringsgerechtigden die in het buitenland verblijven. Met steeds meer landen worden (bilaterale) afspraken gemaakt om gegevens te kunnen controleren en verifiëren. Om hier op een effectieve manier invulling aan te geven is het Controle Team Buitenland opgericht (CTB). Het CTB verifieert en controleert gegevens ter plaatse. Primair doel van het CTB is om een beeld te krijgen van de onrechtmatigheidsrisico's in het buitenland en op basis van analyse daarvan zoveel als mogelijk preventieve maatregelen te nemen door extra controles en gegevensuitwisseling waar mogelijk met buitenlandse instanties. Daarnaast worden echter uiteraard de geconstateerde onrechtmatigheden gecorrigeerd en administratief dan wel strafrechtelijk gesanctioneerd. De SVB verwacht dat dit zal leiden tot een toename van het aantal geconstateerde fraudegevallen van personen die in het buitenland verblijven en daar hun uitkering ontvangen. In 2002 zijn dergelijke gevallen ontdekt in onder andere de Verenigde Staten en Spanje. Van een aantal gevallen is aangifte gedaan bij de Officier van Justitie.

De afspraak met het OM om normen vast te stellen voor de opsporing en vervolging van vermoedelijke fraude met internationale aspecten heeft nog niet geresulteerd in een richtlijn. Het OM heeft tot op heden alleen per organisatie afspraken gemaakt over de aanpak van sociale 14


zekerheidsfraudezaken met een internationaal karakter. Hierbij is steeds de omvang van het fraudebedrag de voornaamste indicator geweest. Het schadebedrag behoorde in ieder geval boven de 35.000 te liggen. Daarnaast is en was in deze zaken van doorslaggevend belang of en zo ja, welke strafrechtelijke rechtshulpverdragen van kracht zijn voor Nederland en de betrokken vreemde Staat, en tenslotte de vraag hoe meewerkend de vreemde Staat zelf is bij een verzoek om rechtshulp.
Om tegemoet te komen aan de wens van de organisaties zal het College van Procureurs- generaal in 2003 een aanwijzing c.q. richtlijn vaststellen voor de te volgen lijn in dergelijke zaken, om een éénduidige aanpak van deze categorie zaken door het OM mogelijk te maken. De zaaksofficier van justitie is de persoon, die moet afwegen of overgegaan moet worden tot het instellen van een opsporingsonderzoek in het buitenland. Hij of zij zal daartoe moeten nagaan of in een bepaalde zaak een dergelijk onderzoek geïndiceerd is en of tot een verzoek om rechtshulp moet worden overgegaan eventueel met inschakeling van het Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken bij het Ministerie van Justitie en de rechter-commissaris in strafzaken.

In het kader van de opbouw en de ontwikkeling van de SIOD is in 2002 voor wat betreft de internationale fraude een aanvang gemaakt met het aanleggen van een netwerk van contacten. Hiertoe is overleg gevoerd met het IBF van UWV, het BIRS (Bureau internationale rechtshulp in strafzaken) van het ministerie van Justitie, de internationale afdeling van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/Economische Controledienst (FIOD/ECD) en de Koninklijke Landelijke Politiedienst (KLPD). Daarnaast is binnen de SIOD kennis op het terrein van internationale rechtshulp opgebouwd. Alle contacten worden vanuit een centraal loket onderhouden, zodat alle uitgaande en inkomende rechtshulpverzoeken op één plaats zijn geconcentreerd. Hiermee is de efficiëntie en de effectiviteit van de contacten gewaarborgd.

3.3 Organisatorische ontwikkelingen
Naast de genoemde beleidsinhoudelijke initiatieven op het gebied van de opsporing zijn de verschillende organisaties en de SIOD bezig met het opnieuw vormgeven en inrichten van hun organisatiestructuren.

Sinds 1 januari 2002 vormen de vijf uitvoeringsorganisaties sociale verzekeringen samen met het Lisv het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De opsporingstaken van de vijf organisaties zijn per die datum samengebracht in een nieuw organisatieonderdeel, Bijzonder Onderzoek. De daadwerkelijke fysieke samenvoeging van de verschillende opsporingsteams is in de loop van 2002 gestart.
In 2002 heeft een analyse plaatsgevonden op de processen die binnen de verschillende UWV- geledingen worden toegepast voor de afhandeling van signalen van (witte) fraude. Deze analyse heeft geleid tot de keuze voor één uniform proces en de organisatorische inbedding hiervan bij de (nieuw in te richten) eenheid `Bijzondere Gevals Behandeling' (BGB). Het verdere inrichtings- en migratietraject BGB zal in het 4e kwartaal 2002 worden vastgesteld, en in 2003 op hoofdlijnen worden geïmplementeerd.

Ook de gemeenten brengen wijzigingen aan in hun opsporingsorganisaties. Gemeenten zijn volop met elkaar in gesprek om een landelijk dekkend netwerk aan gemeentelijke samenwerkingsverbanden voor opsporing tot stand te brengen. Het doel is de kwaliteit van de opsporing te verbeteren en een landelijke coördinatie van de opsporing mogelijk te maken. In 2002 is de implementatie gestart om meer samenwerking tussen gemeenten tot stand te brengen. StimulanSZ heeft in 2002 diverse bijeenkomsten georganiseerd om op bestuurlijk niveau 15


aandacht hiervoor te verkrijgen. De eerste tussenrapportage laat zien dat in grote delen van het land concrete afspraken tussen gemeentebesturen worden gemaakt om tot samenwerking te komen. Inmiddels is 1 subsidieaanvraag gehonoreerd.

In 2002 heeft de SVB de organisatie van de opsporing aangepast. Voorheen berustte de verantwoordelijkheid voor de opsporing bij de negen vestigingen van de SVB. Vakmatige ondersteuning werd desgewenst verleend vanuit het hoofdkantoor. Vanaf 1 november 2002 zijn de sociaal rechercheurs van de SVB werkzaam in drie regio's. De regioteams staan onder leiding van regioteamleiders. De afdeling staat onder leiding van een afdelingshoofd.

Bij de AI is een reorganisatietraject in voorbereiding dat als doel heeft de versterking van de bedrijfstakgewijze organisatie van de inspectiedienst. De planning is dat de reorganisatie in april 2003 zal zijn afgerond. In januari 2002 zijn de Wav-taken op het gebied van zware criminaliteit aan de SIOD overgedragen. Dit ging gepaard met een overdracht van 35 formatieplaatsen van de AI naar de SIOD. Medio 2004 zal de AI beschikken over een inspectiecapaciteit voor de Wav-taken van circa 100 fte's.

De SIOD is op 1 januari 2002 gestart. Het jaar 2002 stond vooral in het teken van de opbouw van de organisatie en het opleiden en inwerken van de medewerkers. In de loop van 2002 zijn de rechercheonderzoeken van start gegaan. De formatie van de SIOD bestaat op 1 januari 2003 uit ca. 175 FTE (waarvan ongeveer 110 FTE opsporingsambtenaren). Een specialistische eenheid binnen de SIOD is het Digiteam. De taak van het digiteam is het ondersteunen van opsporingsonderzoeken met behulp van hoogwaardige kennis en expertise op het terrein van informatie- en communicatietechnologie. Het Digiteam is behalve voor de SIOD inzetbaar voor de andere organisaties die een rol spelen in de opsporing en bestrijding van fraude op het terrein van de sociale zekerheid. Het Digiteam is vanaf het derde kwartaal 2002 operationeel.
Een ander specialistisch onderdeel van de SIOD is de criminele inlichtingen eenheid (CIE). Naar verwachting zal het traject ter verkrijging van de formele CIE-status eind 2002 zijn afgerond. Het tijdstip van de formele instelling van de CIE is afhankelijk van het in voorbereiding zijnde advies van het College Bescherming Persoonsgegevens. In 2003 kan de CIE dan operationeel worden ingezet ter ondersteuning van SIOD- onderzoeken. Naast het ondersteunen van onderzoeken, kan de CIE ook SIOD-onderzoeken initiëren. De CIE werkt gedeconcentreerd maar wordt centraal aangestuurd.
In 2002 zijn drie Regionale Fraudeloketten (RFL) van start gegaan in Den Haag, Breda en Arnhem. Doordat zij ook de steunpunten Roermond, Amsterdam en Groningen voor hun rekening nemen is er sprake van landelijke dekking. Het RFL heeft als domein de intake van SIOD-waardige fraudemeldingen tot en met de acceptatie van onderzoeksvoorstellen. Het Regionaal Selectieoverleg (RSO) vindt vanaf het derde kwartaal van 2002 maandelijks plaats in Den Haag, Breda en Arnhem, waarbij ook hier geldt dat zij de steunpunten voor hun rekening nemen. Aan de hand van een groslijst, waar alle meldingen op voorkomen, en de onderzoeksvoorstellen bepaalt het RSO welke zaken in aanmerking komen voor een strafrechtelijk onderzoek. Aan het RSO wordt deelgenomen door de SIOD, het Functioneel Parket i.o., UWV, SVB, AI en - in voorkomende gevallen - gemeenten. Per september 2002 is het nieuwe Integraal SIOD Informatiesysteem (ISIS) in gebruik genomen. Hierin worden alle rechercheonderzoeken vastgelegd.

Ter intensivering van de samenwerking tussen de organisaties is een traject in gang gezet om de 16


huidige regionale interdisciplinaire fraudeteams om te vormen tot een landelijk dekkend netwerk van teams, die meer repressie zullen uitoefenen. Hierin zullen de Belastingdienst, UWV, de SVB, de AI, de gemeenten en het OM samenwerken om geconstateerde fraude daadwerkelijk aan te pakken.

17


4 Toekomstperspectief

4.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de huidige situatie op het terrein van het opsporingsbeleid. Hierbij is een onderscheid gemaakt in beleidsinhoudelijke onderwerpen en organisatorische ontwikkelingen. In dit hoofdstuk worden, op basis van de geschetste situatie, nieuwe voorstellen en beleidsinitiatieven gepresenteerd voor 2003. Daarbij zal dezelfde indeling worden gekozen als in hoofdstuk drie: beleidsinhoudelijke (identiteitsfraude, zwarte fraude en internationale aspecten) en organisatorische initiatieven. Toegevoegd zijn maatregelen op het terrein van beleidsinformatie.

4.2 Concrete maatregelen

4.2.1. Beleidsinformatie
1. Het BOB stelt op basis van de uitkomsten van het onderzoek dat in 2002 is verricht naar de reeds aanwezige en gewenste beleidsinformatie bij de organisaties en SZW op het terrein van de opsporing in 2003 een plan van aanpak op omtrent de wijze waarop de organisaties en de SIOD relevante, maar nog ontbrekende beleidsinformatie in de toekomst kunnen genereren;

2. Het BOB zal eind 2003 een onderzoek (laten) instellen naar de kwaliteit van en het inzicht in de gemeenschappelijke bronnen van fraudesignalen die tot strafrechtelijke onderzoeken leiden. De uitkomst van het onderzoek kan leiden tot uniformeren van de definiëring van de bronnen en verkrijgen van inzicht in de selectie van deze onderzoekswaardige signalen of tot de ontwikkeling van beleid ten aanzien van kwaliteitsverbetering (van de bron ) van de fraudesignalen. Onderdelen zijn de overdracht van fraudesignalen aan de opsporingsdiensten, de ontwikkeling daarvan tot onderzoekswaardige en goed te onderzoeken signalen en de inzet van ICT hierin.

4.2.2. Identiteitsfraude
3. Het BOB levert in samenwerking met beleidsdirecties, de organisaties en de SIOD, concrete voorstellen voor de beantwoording van de vraag in hoeverre uitbreiding van het sanctie- instrumentarium bij kan dragen aan het terugdringen van de identiteitsfraude. Hierbij kan gedacht worden aan de introductie van administratiefrechtelijke sanctionering, bijvoorbeeld bij overtreding van "eenvoudige" verplichtingen ten aanzien van identiteit (draagplicht en toonplicht werknemer; bewaarplicht en verificatieplicht werkgever).

4. In 2003 geeft de SIOD een nadere invulling aan omgevingsanalyses op het terrein van de zware fraude. Hiertoe wordt in 2003 een criminaliteitsbeeld geproduceerd. Als onderdeel van het criminaliteitsbeeld zal inzicht worden gegeven in de aard en omvang van ID-fraude. Daarnaast verzamelt de SIOD projectmatig specifieke kennis en voert een aantal onderzoeken uit waarbij ID-fraude aan de orde is.

18


5. De SIOD-pilot over ID-fraude, die is beschreven in hoofdstuk 3, loopt door tot en met het eerste kwartaal van 2003.

6. Naar aanleiding van het 'Project Sofi-nummer 2000-2001' zal de UWV in 2002 en 2003 parallel aan de activiteiten die de task force Sofi-fraude voorstelt maatregelen nemen.

7. Het BOB start in mei 2003 een project waarin centraal staat op welke wijze organisaties gefaciliteerd kunnen worden om, na de detectie van identiteitsfraude, zaken waarbij sprake is van vervalste of valse documenten, op te pakken met het doel deze zaken eventueel strafrechtelijk door te leiden. Het BOB maakt hierover afspraken met het OM. De betrokken organisaties zullen procedures vaststellen over het omgaan met aangetroffen valse of vervalste identiteitspapieren.

4.2.3. Zwarte fraude
8. Het BOB organiseert in april 2003 een expertmeeting om in samenwerking met het OM en de organisaties de mogelijkheden om tot het uitwisselen en / of samenbrengen van reeds aanwezige risico-analyses, risico- en daderprofielen te komen. Er wordt aangesloten bij de LAT en KIP projecten (risicoprofielen) door gemeenten, bij het project "uniformering risico-analyse distribuerende functie" van UWV en het onderzoek daderprofielen door de SVB. Hiermee wordt getracht tot meer samenhang in de aanpak van detectie en selectie van fraudesignalen tussen de organisaties te komen. De SIOD zal, vanuit de zware opsporing, daaraan een bijdrage leveren;

9. De Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid (B&GA) stelt een stimulerings- regeling "hoogwaardig handhaven" op, waarbij gemeenten worden gestimuleerd om te starten met een kwaliteitsverbetering in het kader van het eerder ontwikkelde concept "hoogwaardig handhaven". Alle gemeenten, die een start willen maken met hoogwaardig handhaven komen hiervoor in aanmerking individueel of een aantal gemeenten gezamenlijk. Deze stimuleringsregeling treedt in januari 2003 in werking. Vanaf eind januari 2003 worden regionale voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. Eind 2003/begin 2004 volgt een tussentijdse rapportage, eind 2004 de eindrapportage over de mate waarin gemeenten de methodiek van hoogwaardig handhaven toepassen.

10. Het BOB zal de huidige `stimuleringsregeling gemeentelijke opsporingssamenwerkings- verbanden' uitbreiden met twee nieuwe onderdelen: gemeenten kunnen bij SZW een aanvraag indienen voor de financiering van extra controlefunctionarissen. Deze kunnen worden ingezet om huisbezoeken (in het kader van partnerfraude en controle feitelijk woonadres) af te leggen alsmede om deel te nemen aan teams, die repressieve controle verrichten (zwartwerk). Deze aangepaste regeling treedt in januari in werking.

11. In 2002 heeft de SVB zodanige wijzigingen in de registratie van fraudegevallen aangebracht dat vanaf 2003 aangegeven kan worden in welke mate administratieve steekproefonderzoeken naar risico-gevallen hebben geleid tot opsporingszaken. Het gaat daarbij vooral om extra controles, al dan niet steekproefsgewijs, op inkomen en samenwonen. Daarmee worden alle bronnen van fraudeonderzoeken in beeld gebracht:

- informatie van andere instanties (al dan niet door gegevensuitwisseling)
- extra controles en steekproeven;
19



- tips van derden;

- signalen van (fraude-alerte) medewerkers

12. Het instrument WTP wordt door UWV in 2003 verder geoptimaliseerd. In plaats van de 3 bestaande komen er 5 of 6 verschillende varianten (bijvoorbeeld: basis wtp, verdiepings wtp, herhalings wtp, projectmatige wtp). Hierdoor wordt bereikt dat per geval het meest effectieve en efficiënte middel kan worden ingezet. Het aantal signalen van zwarte fraude zal hierdoor toenemen.

13. In het kader van de intensivering van fysieke controles bij uitkeringsgerechtigden zal UWV in 2003 7500 fysieke controles verrichten.

14. De toegenomen aandacht van alle opsporingspartners op het sociale zekerheidsterrein voor zwarte fraude zal leiden tot een groter aantal meldingen aan de SIOD. Omdat zwarte fraude één van de speerpunten van het beleid is worden deze meldingen waar nodig met voorrang in behandeling genomen.

15. In 2003 wordt verder gewerkt aan de invoering bestuurlijke boete in de Wav en de Atw. Beoogde datum van inwerkingtreding is januari 2004. De Wet gevaarlijke werktuigen wordt in 2003 onder de Warenwet gebracht. Daarna zullen de overtredingen op dit terrein ook bestuursrechtelijk worden afgedaan.
In 2003 worden de effecten van het opnemen van een voordeelberekening in de processen- verbaal op het vervolgingsbeleid gemeten. Ook zullen in 2003 de resultaten van het handhavingsbeleid op het gebied van hercontrole Wav weergegeven worden.

16. Voorheen verrichtte de SVB uitsluitend opsporingsonderzoek in de individuele gevallen waarin, door de uitvoerende bedrijfsonderdelen van de SVB zelf of door externen, signalen van vermoedelijke fraude werden afgegeven aan de sociale recherche van de SVB. Met de in 2002 gereorganiseerde opsporing zal de SVB, naast een opitimale fraude-preventie door adequate voorlichting en administratieve controles, ook de pakkans bij gepleegde fraude verbeteren door gerichte controles te verrichten waar fraude verwacht wordt. Daartoe zal de SVB de komende jaren regelmatig projectmatig onderzoek verrichten naar risico-gevallen, in samenwerking tussen de vestigingen van de SVB en de afdeling Opsporing. Die samenwerking is nodig omdat verwacht mag worden dat controle van dergelijke risicogevallen naast administratief te sanctioneren gevallen ook relatief veel gevallen zullen opleveren waarin opsporingsonderzoek nodig is.

17. In 2003 zal de SVB onderzoek verrichten naar in de GBA als in Nederland geboekt staande kinderen die feitelijk in het buitenland onderwijs volgen. Uit een in 2002 door de SVB- vestiging Leiden verrichtte gegevensuitwisseling met de Dienst Leerplichtzaken van de gemeente Den Haag is namelijk gebleken dat het veel voorkomt dat kinderen die in het buitenland onderwijs volgen ten onrechte nog in de GBA staan ingeschreven. Hierdoor wordt mogelijk ten onrechte door de SVB nog kinderbijslag betaald.

18. Naar aanleiding van de evaluatie Rif's heeft SZW besloten tot het tot stand brengen van een landelijk dekkend netwerk aan interventieteams, die naast preventie voornamelijk repressief zullen optreden. Hieraan zullen op het SZW terrein deelnemen de AI, de UWV, de SVB en gemeenten. Voor de AI, UWV en de gemeenten zijn extra fte's beschikbaar. In 2003 zal de 20


implementatie van de nieuwe structuur worden ingezet en zullen de nieuwe teams de eerste onderzoeken gaan verrichten.

19. De AI gaat in 2003 haar samenwerking met de UWV intensiveren. In een platform UWV/AI worden de jaarplannen op gemeenschappelijke punten afgestemd en wordt waar mogelijk gezamenlijk opgetreden.

20. De AI hoeft niet in elk stadium van het onderzoek samen te werken met de Vreemdelingendienst (VD). Gezamenlijk optreden is, als sluitstuk van de handhaving, echter wel noodzaak bij de daadwerkelijke bedrijfscontrole. Mede gelet op het feit dat de AI in 2003 de capaciteit wil inzetten op het toezicht en de lichte en middelzware opsporing op het terrein van de Wav, met het accent op de tuinbouw, is tijdige afstemming met de VD een vereiste. De AI maakt jaarlijks afspraken met de VD over de inzet van de VD-capaciteit.

4.3.3 Internationale fraude
21. In samenspraak met het BOB (en in overleg met het OM) zal B&GA onderzoeken of zaken vanuit het project Vermogensfraude Buitenland kunnen worden doorgepakt om strafrechtelijk te worden afgedaan. Dit zou niet alleen een gewenst effect hebben op de desbetreffende zaak, maar ook een preventief uitstralingseffect met zich mee brengen met betrekking tot vergelijkbare situaties. Door zorgvuldige selectie van zich hiervoor lenende zaken aan de hand van criteria die in overleg met het BOB worden opgesteld wordt de kans op het succesvol doorlopen van de strafrechtelijke weg vergroot. Bij dit proces zal nauw overleg met het departement van Buitenlandse Zaken plaats vinden.

22. UWV zal in 2003 op basis van een toetsingsmodel starten met het meten van de effectiviteit van de internationale handhavingsafspraken zoals deze in de verschillende verdragen (etc.) zijn vastgelegd.

23. Medio 2003 zijn bij UWV doelgroepgerichte communicatiemiddelen beschikbaar ten behoeve van nieuwe en bestaande klanten met een exportuitkering.

24. Door UWV zullen fysieke controles plaatsvinden op basis van risicoanalyses en introductie van `at random' controles om de controlebeleving van de buiten Nederland verblijvende cliënt te vergroten en gemaakte afspraken te toetsen.

25. BOB onderzoekt in 2003 welke taken het IBF kan verrichten voor andere organisaties op het SZW terrein. Het gaat om de volgende taken: het (op verzoek) leveren van gegevens m.b.t. inkomsten en vermogen in het buitenland. Het onderzoek spitst zich voornamelijk toe op de vraag in hoeverre het IBF (op grond van de Wet SUWI) bevoegd is om deze taken voor anderen te verrichten.

26. UWV vergroot in 2003 de inspanningen om te komen tot internationale fraudeonderzoeken (inclusief rechtshulpverzoeken). Of dit in 2003 leidt tot het inzenden van processen-verbaal met een hierop volgende strafvervolging is afhankelijk van de door het OM te ontwikkelen richtlijn en de van toepassing zijnde rechtshulpverdragen.

27. Het OM zal ten aanzien van de aanpak van internationale fraudezaken, waarbij een richtlijn 21


van het OM door de organisaties als meest ideale oplossing wordt aangegeven, een beleidslijn ontwikkelen.

28. Het CTB zal in 2003 onderzoek verrichten naar fraude met kinderbijslag in (wederom) Spanje, Groot-Brittannië, Portugal, Australië, de Nederlandse Antillen en mogelijk in Zuid- Afrika en Suriname. Deze onderzoeken zullen naar verwachting tot opsporingszaken leiden. De aard en omvang daarvan zijn echter niet te voorspellen. Daarvoor is er nog te weinig inzicht in de frauderisico's in de te onderzoeken landen. Door het ontbreken van een richtlijn van het OM, is het nodig om per onderzoek afspraken met het OM te maken .

29. De SIOD zal zich in 2003 richten op de problematiek rond de internationale detacheringsverklaringen (de zogeheten E-101 verklaringen). Hiertoe wordt onder meer in samenwerking met de SVB een achtergrondstudie uitgevoerd en juridische kennis opgebouwd op het terrein van de E-101 problematiek. Daarnaast worden strafrechtelijke onderzoeken gestart waarin deze problematiek expliciet aan de orde komt.

30. Sinds de mandaatuitbreiding van Europol per 1 januari 2002 kan Europol zich ook begeven op de werkterreinen waarvan het primaat van de opsporing in Nederland ligt bij een van de BOD'en. Dit zal in de toekomst gevolgen kunnen hebben voor de uitvoering van strafrechtelijke onderzoeken, deelname aan gemeenschappelijke onderzoeksteams, het aanleveren van informatie voor analyse doeleinden en de informatie-uitwisseling met andere lidstaten en met Europol.
Door de BOD'en is een Europol-contactgroep opgericht. Deze contactgroep heeft vooralsnog een inventariserende taak waarbij in 2003 onderzocht zal worden op welke wijze de samenwerking met Europol daadwerkelijk gestalte kan krijgen

31. De SIOD doet onderzoek op het gebied van de arbeidsmarktproblematiek en loopt daarbij bij de aanpak van georganiseerde illegale arbeid soms tegen aspecten van mensensmokkel aan. Op dit punt zal de SIOD samenwerken met de betrokken diensten (gemeenten, FIOD-ECD, Vreemdelingendienst, Marechaussee, Arbeidsinspectie).

4.3.4. Organisatorische initiatieven

32. Gemeenten zijn in 2002 gestart met het uitbouwen van regionale samenwerkingsverbanden op het terrein van opsporing. Doel hiervan is om te komen tot enerzijds een verbetering van de kwaliteit van de opsporing van fraude en anderzijds een landelijke coördinatie van opsporing mogelijk te maken. Het jaar 2003 zal volop worden gebruikt om samenwerking te voltooien.

33. Om de samenwerkingsverbanden en de sociale recherche in zijn algemeenheid te ondersteunen gaat in januari 2003 het project "Verbetering handhaving Algemene bijstandswet: Opsporing" van start. Een onderdeel van dit, door StimulanSZ uitgevoerde, project bestaat uit het verbeteren van de informatievoorziening voor de sociale recherche door het opzetten van een website voor gemeentelijke opsporingsfunctionarissen. Voor de beroepsuitoefening is het van groot belang dat sociaal rechercheurs kunnen beschikken over voldoende en adequate informatie. Bundeling van informatie staat daarbij voorop. Te denken valt aan de beschikbare expertise met betrekking tot de opsporing van diverse vormen van fraude met
---


bijstandsuitkeringen, instrumenten en gegevens zoals kengetallen, resultaten van fraude- analyses, relevante jurisprudentie enz. Ook zal het informatiepunt een vraagbaakfunctie kunnen vervullen.

34. Met de nieuwe organisatie beoogt de SVB vanaf 2003 de kwaliteit en de kwantiteit van de opsporing aanmerkelijk te verbeteren.
Vanaf 2003 zal worden gezorgd voor ondersteuning van en expertise voor de opsporing aan zowel management als sociaal rechercheurs door het leveren van (management-)informatie, analyses en operationele ondersteuning.

35. De formatie van de SIOD zal omstreeks 1 april 2003 toenemen tot ca. 245 fte (waarvan ca. 155 fte opsporingsambtenaren). Hiervoor is in het derde kwartaal van 2002 een nieuwe wervingsronde gestart.
De forse toename van het aantal fte in het tweede kwartaal van 2003 zal niet direct een evenredige toename van de productie opleveren. De nieuwe medewerkers krijgen eerst een opleidings- en introductieprogramma. Het effect van bedoelde toename op de inzet ten behoeve van rechercheonderzoeken zal pas in de loop van het derde kwartaal merkbaar worden.

36. De SIOD en UWV zijn ver gevorderd met de afsluiting met een procesgericht samenwerkingsconvenant dat door beide organisaties in december 2002 zal worden ondertekend. De belangrijkste elementen van het samenwerkingsconvenant zijn informatie- uitwisseling over en weer, de overdracht van signalen van UWV aan de SIOD, de voorbewerking van dergelijke signalen door UWV, het inhuren van looncontrolecapaciteit bij UWV door de SIOD, samenwerking op het terrein van de risicoanalyse, het gezamenlijk verrichten van opsporingsonderzoeken, de berekening van benadelingsbedragen door UWV voor de SIOD, en het laten plaatsvinden van stages over en weer.

37. De taken op het gebied van de Wav zijn bij de AI ontvlochten. Een deel van de opsporingstaken en capaciteit is overgegaan naar de SIOD. De taken van de AI op het gebied van toezicht op en opsporing van lichte en middelzware criminaliteit met betrekking tot de Wav blijven gepositioneerd bij de AI. De AI intensiveert haar inspanningen op deze terreinen door meer capaciteit in interventieteams in te zetten en daarnaast nauwer samen te werken met UWV. Per 1 april 2003 zal de AI een bedrijfstak gestuurde organisatie zijn. Binnen de AI bestaan dan zes clusters: industrie, bouw, major hazard control, publieke- en overige dienstverlening en arbeidsmarktfraude.

38. De in 2002 in gang gezette daadwerkelijke samenvoeging van de voormalige vijf opsporingsdiensten van Cadans, Gak, GUO, SFB en USZO tot het directoraat Bijzonder Onderzoek van UWV wordt in de loop van 2003 verder vormgegeven. Uniformering van werkprocessen, toegankelijkheid van systemen en gezamenlijke huisvesting van de opsporingsteams zijn de belangrijkste aandachtspunten. Uniformeren van de intake-, analyse- en registratiefuncties en inrichting van de Unit Samenwerkingsprojecten, waarin de samenwerkingsverbanden met externe organisaties zijn ondergebracht, zal verder vormgegeven worden.
De onder 3.3 beschreven (nieuw in te richten) eenheid `Bijzondere Gevals Behandeling' (BGB) bij de UWV zal verder worden geïmplementeerd. De verwachting is dat dit in 2003 volledig zijn beslag zal hebben gekregen.

23


Bijlage 1: Plaats van het Opsporingsbeleidsplan

Handhavings- programma 2003-2006 Beleidsplan
bijzondere 4jr Opsporings-
diensten
Handhavings- Opsporingsbeleidsplan arrangement Justitie BOB

2 jr 1jr 1 jr Beleidsplan Beleidsplan Beleidsplan Beleidsplannen Beleidsplan UWV SVB AI Gemeenten SIOD

24


Bijlage 2: Definities / begripsbepalingen

In dit plan wordt verstaan onder:

Organisatie: Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Arbeidsinspectie (AI), de gemeenten in Nederland ­ voor zover belast met de uitvoering van de sociale zekerheidswetten van het Ministerie van SZW. Controle: Alle activiteiten die samenhangen met de verificatie / validering van gegevens noodzakelijk voor de interne registratie, de verstrekking van de uitkeringen en / of de inning van premies. Hieronder valt ook het uitvoeren van de verificatie van gegevens ter plaatse bij bedrijven of particulieren (n.b. zogenaamde waarnemingen ter plaatse (WTP'en), en bijvoorbeeld huisbezoeken).
Controlebevoegdheden: wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden van organisaties en / of hun ambtenaren om controle activiteiten / onderzoeken te verrichten om de noodzakelijke verificaties / validering van gegevens en WTP'en en huisbezoeken te kunnen uitvoeren. Opsporing: het instellen van een onderzoek naar strafbare feiten in het kader van het strafproces (wetboek van Strafvordering en bijzondere wetten, waaronder de Wet op de Economische Delicten (WED)- eventueel als gevolg van toezicht ­ ter voorbereiding van strafvorderlijke beslissingen. (definitie uit het rapport "transparantie en samenhang in de bijzondere opsporing").
Opsporingsbevoegdheden: Bevoegdheden van de opsporingsambtenaar, die hij mag toepassen in een onderzoek naar een strafbaar feit. Opsporingsonderzoek: Onderzoek dat strekt tot opheldering van een redelijk vermoeden dat enig strafbaar feit is of zal worden begaan en dat wordt uitgevoerd door opsporingsambtenaren met gebruikmaking van opsporingsbevoegdheden. Bijzondere opsporingsdienst: Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst

25