Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF5366 Zaaknr: 38314
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 7-03-2003
Datum publicatie: 7-03-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.314
7 maart 2003
S
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te ´s-Gravenhage van 26 april 2002, nr. BK-00/00390,
betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een
belastbaar inkomen van f 103.807, welke aanslag, na daartegen gemaakt
bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de
Inspecteur vernietigd, en de aanslag verminderd tot een aanslag naar
een belastbaar inkomen van f 103.798. De uitspraak van het Hof is aan
dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende was in 1998 lid van een voor de belastingheffing over
de winst als transparante maatschap behandelde vereniging. In dat jaar
hebben enige leden van de vereniging zich beziggehouden met het
verzorgen van een interne opleiding voor de werknemers van de
vereniging.
Belanghebbende wenst voor de toepassing van de scholingsaftrek als
bedoeld in artikel 11c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
(hierna: de Wet) de winstaandelen van de leden die zich hebben
beziggehouden met het verzorgen van de interne scholing - op
voltijdsbasis gemiddeld 1,6 leden - , in aanmerking te nemen als de in
artikel 11c, lid 1, van de Wet genoemde kosten en lasten van scholing.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat van kosten en lasten van scholing in
de zin van artikel 11c, lid 1, van de Wet geen sprake is indien geen
kosten of lasten ten laste van de winst van de belastingplichtige
komen. Dit oordeel is juist. Uitgaande van dit oordeel heeft het Hof
terecht geoordeeld dat de winstaandelen van de leden die zich hebben
beziggehouden met de interne scholing niet als kosten en lasten van
scholing in de zin van artikel 11c, lid 1, van de Wet, kunnen worden
aangemerkt. Het eerste middel faalt derhalve.
3.3. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks
behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie,
geen nadere motivering, nu deze middelen niet nopen tot beantwoording
van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de
rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als
voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M.van Brunschot, D.G. van Vliet, P.
Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend
griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart
2003.