Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF5365 Zaaknr: 38055
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 7-03-2003
Datum publicatie: 7-03-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.055
7 maart 2003
cl
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te Amsterdam van 31 oktober 2001, nr. 00/3377,
betreffende na te melden aanslag in de afvalstoffenheffing.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de
afvalstoffenheffing van de gemeente Zaanstad opgelegd ten bedrage van
f 442,20, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak
van het hoofd van de afdeling heffing en invordering van de gemeente
Zaanstad is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof
is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad
heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. In zijn beroepschrift en conclusie van repliek voor het Hof heeft
belanghebbende met een beroep op de industriële bestemming van zijn
perceel bestreden dat de gemeente Zaanstad met betrekking tot zijn
perceel verplicht was tot het inzamelen van huishoudelijke
afvalstoffen. Uit 's Hofs uitspraak en het proces-verbaal van de
zitting blijkt niet dat belanghebbende dat standpunt ter zitting heeft
laten vallen. De klacht tegen 's Hofs vaststelling dat door
belanghebbende niet is betwist dat de gemeente verplicht was tot
zodanige dienstverlening, is derhalve gegrond.
3.2. Niettemin kan de klacht niet tot cassatie leiden. Een industriële
bestemming van belanghebbendes perceel staat niet in de weg aan de
onder 3.1 bedoelde verplichting van de gemeente, aangezien die
bestemming er niet aan afdoet dat in het onderhavige perceel, dat
volgens 's Hofs in cassatie niet bestreden vaststelling een woning is,
geregeld huishoudelijke afvalstoffen konden ontstaan.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door raadsheer L. Monné als voorzitter, en de
raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in
tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en
in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2003.