Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF5364 Zaaknr: 37702
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 7-03-2003
Datum publicatie: 7-03-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 37.702
7 maart 2003
cl
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te Amsterdam van 31 augustus 2001, nr. 00/00060,
betreffende na te melden nota havengeld.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is voor het jaar 1997 een nota
havengeld van de gemeente Amersfoort vastgesteld ten bedrage van f
2800, welke nota, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de
Inspecteur van de gemeentelijke belastingen van de gemeente Amersfoort
is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof
is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort
(hier: het college) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het college heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Voor het Hof heeft belanghebbende aangevoerd dat degene die de
uitspraak op het bezwaarschrift heeft gedaan, daartoe niet bevoegd
was, aangezien het desbetreffende mandaatbesluit niet op de wettelijk
voorgeschreven wijze is bekendgemaakt en als gevolg daarvan niet in
werking is getreden. Het Hof heeft die grief verworpen in verband met
de, ook door belanghebbende ter zitting desgevraagd erkende,
gerechtvaardigde belangen van proceseconomie en het bepaalde in
artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Het heeft daartoe
overwogen dat honorering van die grief er slechts toe zou leiden dat
op het bezwaarschrift opnieuw uitspraak zou moeten worden gedaan, en
dat deze uitspraak - naar ter zitting door de Inspecteur is verzekerd
- gelijkluidend zou zijn aan de voorliggende uitspraak op het
bezwaarschrift.
De tegen dit oordeel gerichte klachten kunnen niet tot cassatie
leiden.
's Hofs oordeel moet aldus worden begrepen dat, zo het desbetreffende
mandaatbesluit inderdaad nog niet in werking was getreden als gevolg
van het formele gebrek dat het niet op de wettelijk voorgeschreven
wijze was bekendgemaakt, de onbevoegdheid van degene die de uitspraak
op het bezwaarschrift heeft gedaan derhalve uitsluitend op dit formele
gebrek berustte, zodat uitsluitend onderzocht behoefde te worden welk
gevolg aan dat formele gebrek moest worden verbonden. Dit een en ander
geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
In 's Hofs oordeel ligt voorts besloten het oordeel dat belanghebbende
niet is benadeeld door dit aan de uitspraak op het bezwaarschrift
klevende formele gebrek. Dit oordeel is van feitelijke aard en niet
onbegrijpelijk. Dan moet worden aangenomen dat, in overeenstemming met
het beginsel dat ten grondslag ligt aan artikel 6:22 van de Algemene
wet bestuursrecht, dit gebrek niet tot nietigheid van de uitspraak op
het bezwaarschrift leidt (vgl. HR 19 oktober 2001, nr. COO/114HR, NJ
2002, 257).
3.2. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks
behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie,
geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording
van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de
rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door raadsheer L. Monné als voorzitter, en de
raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in
tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en
in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2003.