CBS
Steeds meer vleermuizen
In 2002 is het aantal vleermuizen toegenomen. De vleermuizen zijn geteld in hun winterverblijfplaatsen. Zeven onderzochte soorten zijn gemiddeld in aantal ruim verdubbeld sinds 1990. Het betreft niet alleen de meer algemene soorten zoals de baardvleermuis en de meervleermuis, maar ook de meer zeldzame soorten zoals de vale vleermuis en de ingekorven vleermuis. Nieuwe uitkomsten van het CBS tonen aan dat de toename niet overal in gelijke mate plaatsvindt. In de mergelgroeven van Zuid-Limburg ontwikkelt zich een aantal soorten minder goed dan in andere gebieden. Op de Veluwe daarentegen neemt het aantal vleermuizen in overwinteringsverblijven sterk toe.
Sterke toename op de Veluwe
Sinds 1990 is het aantal vleermuizen dat overwintert in bunkers op de Veluwe verhoudingsgewijs sterk gegroeid. Met name de soorten zoals de watervleermuis, de meervleermuis, de baardvleermuis en de grootoorvleermuis worden steeds meer aangetroffen. De beschermingsmaatregelen in bunkers beginnen hun vruchten af te werpen. De meervleermuis overwintert ook voor een deel in stedelijke gebieden. Het is onbekend of deze soort hier eveneens toeneemt. In de groeven in Zuid-Limburg verschilt de ontwikkeling per soort. Het aantal watervleermuizen is hier afgenomen, de meervleermuis en de grootoorvleermuis zijn stabiel gebleven en vier soorten zijn toegenomen. Met name de franjestaart is hier zeer sterk toegenomen.
Herstel sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw
Halverwege vorige eeuw was het slecht gesteld met de meeste vleermuispopulaties in Nederland. Enkele soorten zoals de kleine hoefijzerneus zijn toen zelfs geheel verdwenen. Dit kwam onder andere door het gebruik van insectenbestrijdingsmiddelen en houtverduurzamingsmiddelen in de landbouw en het dichtmaken en verstoren van zomer- en winterverblijven. Daarnaast is het kappen van houtwallen een oorzaak, omdat vleermuizen zich niet goed meer konden oriënteren. De toename van de watervleermuis begon al in de jaren vijftig van vorige eeuw, andere soorten volgden in de jaren tachtig. De aanleg en bescherming van zomer en winterverblijven en het verminderd gebruik van insecticiden zijn de belangrijkste oorzaken van deze toename.
Technische toelichting
De uitkomsten zijn berekend op basis van het meetnet vleermuizen in overwinteringsverblijven. Deze tellingen werden reeds in het midden van de jaren veertig van vorige eeuw uitgevoerd. Vanaf 1990 zijn de tellingen min of meer compleet en onderling vergelijkbaar. Het CBS werkt hiervoor samen met de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ), tel. (026) 3705318. Er worden in Nederland de laatste 10 jaar 16 soorten vleermuizen met enige regelmaat waargenomen. Daarvan worden 13 soorten aangetroffen tijdens jaarlijkse tellingen in de winterverblijfplaatsen (ruim 1000 meetlokaties). Voor alle soorten waarvoor de steekproef voldoende groot is worden indexen berekend, waarbij het basisjaar 1990 op 100 is gesteld.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de persdienst van het CBS. Tel. (070) 337 58 16 Fax (070) 337 59 71 E-mail: persdienst@cbs.nl
PB03-043
7 maart 2003
9.30 uur
Centraal Bureau voor de Statistiek
Persbericht