Gemeente Utrecht
2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
17 Vragen van de heer P.F.C. Jansen
(ingekomen 6 maart 2003)
Naar aanleiding van uw besluit van 4 maart jl. om het bezwaarschrift van MBB tegen het weigeren van een bouwvergunning aan het Ledig Erf ongegrond te verklaren hebben wij ons interpellatieverzoek ingetrokken.
De SP-fractie heeft waardering voor uw besluit. Op inhoudelijke gronden, maar ook vanwege het respecteren van de argumenten van een meerderheid van de raad. Wij hopen dat hiermee een trendbreuk inzake het volgen van adviezen van de commissie SO is ingezet.
Ook nu de directe aanleiding voor een interpellatie is weggevallen blijven wij echter met een aantal vragen zitten die betrekking hebben op de planologische bescherming van bepaalde gebieden in de stad.
Bij het bouwplan Ledig Erf, maar ook bij enkele andere plannen waar een raadsmeerderheid bezwaar maakte tegen hoogte, bouwmassa, wijze van inpassing e.d., werd de bouwaanvraag getoetst aan de Voorschriften Bebouwde Kom 1958 (VBK58). Een stokoud, inferieur toetsingskader, waarbij zeer ruime vrijstellingsmogelijkheden bestaan en de maximale bouwhoogte ontleend wordt aan de bouwverordening.
In welke gebieden zijn de VBK58 op dit moment nog van kracht en op welk moment zal de VBK58 per deelgebied vervangen zijn door een actueel bestemmingsplan? Waarom is er in de recent in de commissie Stedelijke Ontwikkeling besproken notitie "Bestemmingsplannen actualiseren; productie tot 2010" geen aandacht besteed aan de specifieke problematiek die samenhangt met de VBK58? Is het formeel mogelijk om in gebieden waar de VBK58 van kracht is, tot het moment waarop er een nieuw beheer-bestemmingsplan is vastgesteld, voor bouwplannen waarvoor de vrijstellingsruimte van de VBK58 benut zou worden te eisen dat deze gepaard gaan met een art.19 WRO? Zo nee: is het naar uw mening mogelijk om de VBK58 op korte termijn te repareren door de maximale hoogte van 18 meter uit de bouwverordening te verlagen naar 12 meter?
---- --