De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2003/537
datum
27-02-2003
onderwerp
Identificatie en registratie van varkens
TRC 2003/1116
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij bovengenoemde brief, informeer ik u hierbij over de identificatie en registratie van varkens. Aanleiding is een aan de vaste commissie gerichte brief van 20 december 2002 van de voorzitter van de Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren. In deze brief wordt aangegeven dat de sector het betreurt dat, ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), de identificatie en registratie van varkens niet in medebewind is teruggegeven aan het Productschap voor Vee en Vlees (PVV). Hierbij informeer ik u over de intrekking van het medebewind inzake de identificatie en registratie (I&R) van dieren in het algemeen en de redenen waarom ik het verzoek van het PVV niet heb gehonoreerd.
datum
27-02-2003
kenmerk
VVA. 2003/537
bijlage
Historisch overzicht
Tot 1 januari 2002 was de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van
de identificatie en registratieregelingen (I&R) voor dieren in
medebewind opgedragen aan het PVV. De uitvoering van I&R werd verricht
door de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) die door het PVV
was aangewezen als uitvoerende dienst. De GD voerde zowel publieke als
private I&R-taken uit. Voor beide taken werd gebruik gemaakt van het
I&R-systeem, waardoor er een vervlechting van publieke en private
taken en gegevens was ontstaan.
Naar aanleiding van de motie Ter Veer (TK 1997/1998, 25600 XIV, nr.
15) is besloten tot de ontvlechting van de private en publieke
I&R-taken.
Een eerste aanzet tot de ontvlechting van private en publieke taken is
gemaakt eind 2000, toen door het PVV een onafhankelijke Stichting I&R
Bureau Runderen is opgericht die, aangestuurd door het PVV, zorg droeg
voor de uitvoering van I&R-taken voor de rundersector. Feitelijke
uitvoering vond plaats door het I&R-Bureau dat onder de stichting werd
gepositioneerd. Met de oprichting van deze stichting is een begin
gemaakt met de afbakening van taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden op het gebied van I&R, waarbij de directe
verantwoordelijkheid bij het PVV lag.
Diverse ontwikkelingen op het gebied van I&R, de EU-regelgeving en de
uitbraak van dierziekten zoals BSE, varkenspest en MKZ maken het
noodzakelijk dat er een overzichtelijk, samenhangend en efficiënt
I&R-stelsel is, waarbij tevens sprake is van een volstrekt heldere
verantwoordelijkheid en aansturing van het I&R-systeem.
De ervaringen, en ook verschillende onafhankelijke onderzoeken, hebben
uitgewezen dat daar onvoldoende sprake van was. Ik verwijs hiervoor
naar brieven aan en overleggen met de Tweede Kamer (bijvoorbeeld de
brief aan de voorzitter van de vaste commissie voor LNV d.d. 20 juli
2001 (VVM 2001/2280) en het verslag van het algemeen overleg van 25
september 2002 (Kamerstukken II, 2002 - 2003, 28600 XIV, nr. 11).
Vanuit het belang van de volksgezondheid, de bestrijding van
dierziekten en mijn verantwoordelijkheid voor een adequaat
functionerend I&R-systeem is derhalve besloten het medebewind van het
PVV inzake I&R voor runderen, varkens, schapen en geiten per 1 januari
2002 te beëindigen. Ook het advies van de Europese Commissie in het
kader van haar beoordeling van de aanpak van de klassieke varkenspest
in 1997/1998, waarin de Commissie Nederland heeft geadviseerd meer
direct verantwoordelijkheid te nemen, heeft bij dit besluit een rol
gespeeld.
Gevolgen van de beëindiging van het medebewind
Het besluit tot beëindiging van het medebewind had diverse
organisatorische, juridische en financiële consequenties. Niet alleen
voor de LNV-organisatie, maar ook voor het PVV en de sector. Daarover
moesten goede afspraken worden gemaakt met betrokken partijen, die
zijn neergelegd in overeenkomsten.
Met het PVV is onder meer overeengekomen dat de verantwoordelijkheid
voor I&R-runderen, varkens, schapen en geiten volledig bij LNV zou
komen te liggen. Het PVV zou de I&R-activiteiten met betrekking tot de
pluimveesector en de paardensector in medebewind blijven uitvoeren.
Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de overname van alle door het
PVV in verband met I&R aangegane verplichtingen, de
gegevensverstrekking en de vergoeding van de kosten in verband met de
beëindiging van het medebewind. Daaronder zijn tevens begrepen de
kosten in verband met de ontvlechting en de exploitatiekosten.
Voor de regelgeving betekende de beëindiging van het medebewind een aanzienlijke aanpassing. De in medebewind opgestelde eenentwintig verordeningen en uitvoeringsbesluiten van de PVE en van het Bedrijfschap voor de Handel in Vee (BHV) inzake I&R-runderen, varkens, schapen en geiten moesten door het PVV en het BHV worden ingetrokken, waarvoor in de plaats één integrale ministeriële regeling is gekomen: de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003 (gewijzigd per 1 januari 2003). Ter financiering van de I&R-kosten is er nu de Regeling tarieven I&R 2003 (eveneens gewijzigd per 1 januari 2003).
De inning van de heffingen ter financiering van de exploitatie van de
I&R-systemen voor runderen, varkens, schapen en geiten is opgedragen
aan Bureau Heffingen. Vòòr 1 januari 2002 werden de gelden ter
financiering van de I&R-kosten via heffingen geïnd door de GD in
opdracht van het PVV.
De in verband met de beëindiging van het medebewind gemaakte kosten
door het PVV zijn door LNV vergoed (circa EUR 410.000,--).
Tevens zijn zowel de door het PVV aangegane (financiële)
verplichtingen door LNV overgenomen als de door de Stichting
I&R-Bureau Runderen aangegane (financiële) verplichtingen.
Overwegingen
Het PVV heeft mij verzocht om de uitvoering van I&R-Varkens in
medebewind terug te geven aan het PVV. Dit verzoek is niet ingewilligd
om onderstaande redenen.
Algemeen:
1. De beëindiging van het medebewind heeft de nodige consequenties
gehad voor wat betreft organisatie, regelgeving en kosten en is
inmiddels volledig gerealiseerd.
2. Met de beëindiging van het medebewind is tegemoet gekomen aan de
verschillende onafhankelijke adviezen. Het advies van de Europese
Commissie naar aanleiding van de aanpak van de klassieke
varkenspest moet in deze zwaar worden gewogen.
3. Voor iedereen is momenteel duidelijk wie verantwoordelijk is voor
I&R-runderen, varkens, schapen en geiten.
4. De ontvlechting van publieke en private taken en publieke gegevens
op het gebied van I&R-Rund, I&R-Schapen en Geiten en UBN-uitgifte
is afgerond.
5. Gedeeltelijk terugdraaien brengt extra kosten met zich mee voor de
LNV-organisatie en voor de organisatie waar het medebewind
ondergebracht wordt. Bovendien wil het PVV dat het ministerie van
LNV alle kosten behorende bij het uitvoeren van het medebewind
vergoedt.
6. Terugdraaien past niet binnen het adagium van de
veranderingsoperatie van het ministerie van LNV: minder beleid,
minder regels, minder inzet. In de praktijk leidt dit immers niet
tot een lastenverlichting voor het ministerie of tot minder regels
voor de sector. Het PVV zal immers wederom verordeningen op moeten
stellen voor I&R-varkens. Deze verordeningen moeten goedgekeurd
worden door de minister van LNV. Bovendien blijft de minister van
LNV eindverantwoordelijk voor het door het PVV te voeren beleid en
zal hierop moeten toezien. I&R-Varkens in medebewind geven aan het
PVV zou enkel het toevoegen van een extra schakel betekenen zonder
meerwaarde op bestuurlijk, organisatorisch en beleidsinhoudelijk
vlak.
Bovendien past dit niet binnen de per 1 januari 2002 ingezette
koers van de minister van LNV om, in het belang van de
volksgezondheid en de bestrijding van dierziekten, de directe
verantwoordelijkheid te nemen voor een adequaat functionerend
I&R-systeem.
Met betrekking tot I&R-Varkens in het bijzonder geldt nog:
7. De regeling I&R-Varkens is onlosmakelijk verbonden met de Regeling
Varkensleveringen (RVL). Beide regelingen worden integraal door de
Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren uitgevoerd in opdracht van
het ministerie van LNV.
Het levert in dit stadium geen meerwaarde op, maar zelfs veeleer
nadelen, als beide terreinen juridisch en beheersmatig zouden
worden gescheiden.
Geen uniformiteit
Het weer teruggeven van het medebewind inzake I&R-Varkens zal
ongetwijfeld leiden tot verschillen in regelgeving en handhaving van
I&R tussen de verschillende diersoorten.
Het PVV zal een nieuwe tariefstructuur ontwikkelen om de kosten voor
I&R-Varkens in rekening te kunnen brengen bij de sector. De kans is
groot dat houders van verschillende diersoorten geconfronteerd worden
met verschillende tariefstructuren, hetgeen niet ten goede komt aan de
administratieve lastenverlichting voor de veehouder.
Ook ten aanzien van de handhaving zullen verschillen ontstaan.
Bij brief van 28 oktober 2002 heeft het PVV aangegeven dat zij de
I&R-regeling voor varkens zelf wenst te handhaven door middel van
tuchtrechtspraak.
Zou ervoor gekozen worden om I&R-Varkens in medebewind door het
Productschap te laten uitvoeren en tevens de mogelijkheid tot het
toepassen van tuchtrechtspraak toe te kennen aan het PVV, dan ontstaat
de vreemde situatie dat bij de runder-, schapen- en geitensector het
reguliere strafrecht wordt toegepast en bij de varkenssector de
tuchtrechtspraak. Deze situatie kan leiden tot verschillen in het
toepassen van sancties tussen de verschillende sectoren, hetgeen niet
ten goede komt aan de beginselen van rechtszekerheid en
rechtsgelijkheid.
Conclusie
Het terugleggen van het medebewind inzake I&R-Varkens bij het PVV
zorgt voor zodanige organisatorische, bestuurlijke en juridische
consequenties voor alle betrokken partijen dat ik het niet verstandig
acht om de uitvoering van I&R-Varkens weer in medebewind terug te
geven aan het PVV. Bovendien heeft het ministerie van LNV met de
beëindiging van het medebewind kosten gemaakt. Met het ongedaan maken
van dit besluit zullen opnieuw kosten gemaakt worden, hetgeen uit
oogpunt van het zorgvuldig omgaan met overheidsmiddelen ongewenst is.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
ir. B.J. Odink
---