Verslag van de openbare vergadering van de raadscommissie Grondgebied,
gehouden op dinsdag 4 maart 2003 in het kantoor van
woningbouwvereniging Patrimonium te Barendrecht
Aanwezig
: mevrouw W.S. Batenburg-van Veen (voorzitter), de heren C. de Kreek
(griffier), J.B. de Jager, P.J. Kleinjan, M. van Kruijsbergen, B.J.
Nootenboom, K.J. Orsel, D. Vermaat, de dames I.C. Monhemius-van der
Veen (leden) en P.V.M. Utberg-van Klaveren (notuliste).
Tevens aanwezig
: de heren C. Silvis, P. van Vugt (wethouders), W. Abels (gemeente
Barendrecht), R.E. Bouman, A. van Drielen en J. van Lopik (Stadsregio
Rotterdam).
Afwezig met kennisgeving
: de heren A. Aarssen, M. de Graaf, Joh. van Harten, J.T. IJzerman,
S.D. Kelder en mevrouw C.W. Righolt-Dam (leden).
1. Opening en mededelingen
De voorzitter
opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom.
a. Inventarisatie van de insprekers
De heer Laverman heeft zich als inspreker gemeld voor agendapunt
3. De heer Van Gerner heeft zich als inspreker gemeld voor
agendapunt 4.
b. Inventarisatie van de rondvraag
De heer Vermaat
geeft aan gebruik te willen maken van de rondvraag.
c. Vaststelling agenda
De voorzitter
deelt met betrekking tot punt 4 van de ingekomen stukken "Memo
inzake verontreiniging singels als gevolg van hondenuitwerpselen"
mee dat dit memo niet in de juiste vorm gereed bleek te zijn; men
kan dit zo spoedig mogelijk verwachten. Met betrekking tot punt 10
"Memo inzake realisering turnaccommodatie Vaanpark III" deelt
spreker mee dat ter vergadering een aanvullende memo uitgereikt
zal worden waarin staat dat de verkeerssituatie op Vaanpark III
niet van dien aard is dat deze ingericht kan worden als 30
km-zone, zodat er separaat een fietspad aangelegd zal moeten
worden. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
d. Actualiteiten
Er zijn geen actualiteiten te melden.
e. Overige huishoudelijke mededelingen
Er zijn geen overige huishoudelijke mededelingen.
1. Vaststelling verslag van de openbare vergadering van 4 februari
2003
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
2. Presentatie Regionaal verkeers- en vervoersplan 2002-2020 door
vertegenwoordigers van de Stadsregio
De heer Bouman
deelt mee dat de Beleidsvisie en het Regionaal
Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RUVV) op 18 december 2002
zijn vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio. De
presentatie van vanavond is bedoeld om de gemeente Barendrecht te
helpen bij haar standpuntbepaling, die wordt gebruikt om aan de
Regioraad een gedragen RVVP te kunnen voorstellen dat in juni
aanstaande vastgesteld wordt.
De heer Van Lopik
deelt met betrekking tot de procedure mee dat er tot zomer 2002
een consultatieronde is geweest langs de besturen van alle
gemeenten om de mening over het plan te toetsen. De reacties
hierop zijn verwerkt en daar is een VO-RVVP van gemaakt, dat in
december 2002 is vastgesteld. Men zit nu in de fase dat de
standpuntbepaling van de gemeenten en de andere wegbeheerders
gevraagd wordt. 1 april aanstaande is de sluitingsdatum voor
eventuele reacties. Na die datum wordt er een nota van
beantwoording opgesteld, die wat de Stadsregio betreft heel dun
wordt, zodat er in juni aanstaande een ontwerp-RVVP vastgesteld
kan worden, dat eind augustus/begin september aanstaande de
inspraak in gaat. Aan de hand van de inspraak wordt eind 2003 het
RVVP vastgesteld. Spreker geeft met behulp van PowerPoint een
presentatie over het Regionaal verkeers- en vervoersplan
2002-2020, waarbij hij met name ingaat op de Beleidsvisie en het
Uitvoeringsprogramma van het RVVP.
Naar aanleiding van een vraag van de heer Silvis of de
randstedelijke knoop Parkstad een opwaardering is van het huidige
station Rotterdam-Zuid antwoordt de heer Van Lopik dat het
inderdaad in die omgeving is, maar dat het veel meer is dan een
opwaardering; station Rotterdam-Zuid moet in sommige varianten
zelfs verschoven worden, omdat het goed moet aansluiten op het
tramnet en het net dat over de nieuwe 3e stadsbrug zal komen.
De heer Orsel
merkt op dat de Carnisselandelijn is verschoven naar het jaar
2005; in de oorspronkelijke plannen was het 2004. Spreker moet nog
zien of de ambities, die heel hoog gesteld zijn en derhalve veel
geld kosten, waargemaakt kunnen worden, omdat geld heel erg
belangrijk is bij deze regering. Als de ambities echter
waargemaakt kunnen worden, betekent het voor Barendrecht een
flinke verbetering.
Spreker is van mening dat de A4-Zuid heel erg belangrijk is voor
Barendrecht. Hij merkt op dat de doorstroming Rotterdam-Centrum
richting Pleinweg een heikel punt is, omdat men daar niet veel met
de weg kan; het tracé ligt daar vast.
De heer Vermaat
merkt op dat hij niet in de gelegenheid is geweest de stukken
helemaal door te nemen, maar zegt toe ze wel in zijn geheel
doorgenomen te hebben als dit onderwerp echt aan de orde is.
Spreker merkt op dat één van de problemen bij de realisering van
het vorige plan was dat er een enorm verschil was tussen de
verwachte toename van het autoverkeer en wat er uiteindelijk uit
is gekomen. Het autoverkeer is tussen 1986 en 2000 met ca. 40%
toegenomen. Men is voor de periode 1986-2000 uitgegaan van ca.
6.500.000 tot 7.000.000 voertuigen in Nederland, terwijl men er
bij berekeningen die een aantal jaren geleden in wetenschappelijke
kring de ronde deden, van uitging dat er ca. 10.000.000 auto's
zouden komen, omdat er geen autoverkeerremmend beleid gevoerd
wordt. Spreker heeft een aantal jaren geleden reeds voorgesteld
uit te gaan van die 10.000.000 auto's. Hij vraagt hoe hij die
10.000.000 auto's terug kan vinden of waarom dit niet uitgerekend
is. Spreker constateert dat het rekeningrijden is geschrapt. Hij
is van mening dat het goed is dat het ABC-locatiebeleid stopt,
omdat dit absoluut verkeerd beleid was. Naar aanleiding van de
opmerking dat men dit wil doen door overleg te voeren, vraagt
spreker wat er nog te redden is.
De heer Van Lopik
antwoordt met betrekking tot de toename van het autoverkeer dat de
situatie is doorgerekend met behulp van de verkeersmodellen die
ook de groei tussen 1986 en 2000 hadden voorspeld, maar die
intussen weer een stukje verbeterd zijn. De getallen zijn expres
weggelaten uit de nota, omdat het wat de Stadsregio betreft niet
gaat om de totale hoeveelheid, omdat daar niet op gestuurd kan
worden; de Stadsregio heeft geen enkel instrument om ervoor te
zorgen dat er minder auto's gekocht worden. Wel zijn, met behulp
van de prognoses die voor de toekomst gemaakt kunnen worden, het
wegennet en het openbaar vervoernet doorgerekend en daarbij is
gebleken dat het verkeer op veel wegen nog steeds blijft rijden;
blijkbaar heeft men het indertijd iets donkerder gezien dan dat
het nu bezien wordt voor 2020. Het betekent wel dat binnen de
grenzen van het mogelijke keuzes aangeboden moeten worden; wegen
die gepland zijn, kunnen niet tot in het oneindige verbreed
worden. Met betrekking tot de opmerking over het locatiebeleid
antwoordt spreker dat het vorige locatiebeleid zijns inziens
teveel vanuit de sector is geformuleerd. Naast het feit dat de
bedrijventerreinen goed bereikbaar dienen te blijven, zijn er
echter ook economische en planologische effecten. Een dergelijk
beleid dient derhalve voortaan niet meer in de ivoren
verkeerstoren bedacht te worden, maar samen met de planologen uit
de provincie, die het beleid moeten toetsen, en met het
bedrijfsleven, dat de last en de overlast heeft onderkend en
derhalve weet dat belangrijk is om het goed te plannen. Op deze
manier ontstaat er een meer gedragen locatiebeleid, dat derhalve
beter effect zal geven. Met betrekking tot de opmerking over het
rekeningrijden antwoordt spreker dat hierover hier en daar een
zinnetje is opgenomen teneinde een open mogelijkheid te bieden;
het Kabinet was nog niet gevallen toen dit plan geschreven werd.
Het zou kunnen zijn dat er in het VO een paar zinnen meer aan
gewijd worden. Het is echter uiteindelijk een politiek standpunt
waarbij men als vakmensen zegt dat, ook gezien het advies van
Verkeer en Waterstaat, rekeningrijden op zich een instrument is om
de benutting van het wegennet te verbeteren.
De heer Bouman
antwoordt naar aanleiding van de opmerking van de heer Orsel over
de ambities in relatie met geld dat men denkt tot 2010 ca.
EUR 600 miljoen aan grote projecten nodig te hebben, terwijl men
nu het beeld heeft EUR 200 miljoen aan geld te hebben. Spreker
benadrukt dat het niet alleen gaat om de hand op te houden bij het
rijk, maar dat een opdracht aan onszelf, als collectief van
gemeenten in de regio, is om een deel van het gat te dichten. In
het uitvoeringsprogramma staan daarvoor twee opties aangegeven.
Ten eerste dat men samen een discussie aan moet gaan over de
financiering van het parkeren. Spreker geeft als voorbeeld
Rotterdam-Centrum. Waarom moeten de noodzakelijke parkeerplaatsen
voor bedrijven in het centrum persé in het centrum gemaakt worden;
ze kunnen voor een groot deel namelijk ook aan de rand van de
stad, zoals op Kralingsezoom of Vijfsluizen gerealiseerd worden.
Ten tweede de omslagconstructie, waardoor de gemeenten solidair
met elkaar bovenlokale voorzieningen, zoals de Carnisselandelijn,
kunnen realiseren. Op ambtelijke niveau is inmiddels de discussie
gestart of het niet nodig is om na 2005 een dergelijk
instrumentarium voor elkaar te brengen. Een derde optie is om te
proberen met de gemeenten uitvoeringsafspraken te maken over wat
men de komende vier jaar gaat doen. Hiervoor worden op dit moment
de ambtelijke voorbereidingen gestart. De ambitie dient dus ook
vertaald te worden in een ambitie voor de gemeenten voor m.n. de
kleinere projecten van minder dan EUR 10 miljoen. De ambitie is
inderdaad groot en men wil proberen het gat zo klein mogelijk te
maken, zodat men niet over 3 of 4 jaar moet concluderen dat de
helft van het programma eraf moet.
De heer Silvis
vraagt waar de interactie met de andere ruimtelijke plannen zit,
zodat deze goed op elkaar afgestemd zijn en er gezamenlijk tot een
visie gekomen kan worden. Ten tweede vraagt spreker of er een
instrumentarium komt dat de regio wat dwingender kan zijn als
gemeenten met betrekking tot het sluiten van belangrijke schakels
in de lokale regionale netwerken, zoals het fietsnetwerk, achter
blijven of niet willen. Ten derde vraagt spreker of er ook
uitspraken gedaan worden over een eventuele snelheidsbeheersing in
relatie tot de capaciteit die de wegen hebben en de leefkwaliteit
rondom de intensieve infrastructuur, zoals luchtkwaliteit,
geluidsoverlast en dergelijke.
De heer Van Lopik
antwoordt naar aanleiding van de vraag over de interactie met
andere ruimtelijke plannen dat deze interactie heel goed is; zowel
sector verkeer en vervoer, de woonsector als de sector
bedrijventerreinen hebben van tevoren kunnen nadenken over hun
ambitie en wensen. Het ruimtelijk plan RR20/20 gaat ervoor zorgen
dat de verschillende visies op elkaar gelegd worden en daar waar
mogelijk elkaar versterken.
Een voorbeeld hiervan is dat is uitgegaan van de groei van het
aantal woningen op bepaalde plekken om te kijken of dan het
wegennet blijft functioneren, waarbij is geprobeerd hier de
plekken voor te gebruiken die voor de hand liggen; daar moet
echter nog een slag overheen gemaakt worden op het moment dat met
elkaar afspraken zijn gemaakt over het aantal en soort woningen
dat op die plek komt en over hoeveel, en welk soort,
bedrijventerrein er komt. Dan komt er een soort finaleslag over
het netwerk, zodat zal blijken of het nog steeds functioneert of
dat er nog meer benutting/prikkels en uitdagingen nodig zijn om
het netwerk beter te gaan beheersen. Naar aanleiding van de vraag
over de snelheidsbeheersing antwoordt spreker dat dit vooralsnog
niet in het plan is meegenomen, omdat men er eerst met elkaar (de
gemeente Rotterdam, Rijkswaterstaat e.d.) over na moet denken of
men dit wil. Het plan maakt het niet onmogelijk dat er nagedacht
wordt over zo'n besluit. Er zou dan uitgezocht moeten worden of
men nog aan de wensen blijft voldoen die men heeft voor de
snelheid in de spits. Spreker verwacht dat dit wel zo is, omdat
ook bij de A13, waar een maximumsnelheid van 80 km p/u is
ingesteld, de gemiddelde doorstroomsnelheid goed gebleven is.
De heer Bouman
antwoordt naar aanleiding van de vraag wat men doet als een
gemeente de fietspaden niet wil aanleggen dat het regionaal
netwerk eigenlijk een collectief netwerk is, omdat het in 1995 in
nauwe samenwerking met de gemeenten en de andere wegbeheerders is
geformuleerd. In de afgelopen periode is voornamelijk met de
geldbuidel gezwaaid, want het subsidiepercentage is omhoog gegaan
van 50% naar 70%. Tevens zijn er een aantal stimulerende
activiteiten uitgevoerd, zoals haalbaarheidsstudies. Op een aantal
plekken werkt dit, maar op andere plekken werkt het nog
onvoldoende. Spreker merkt op dat de Stadsregio geen fietspaden
aanlegt voor de gemeenten, omdat de gemeenten, de provincie of het
waterschap daar de opdrachtgever voor zijn; de Stadsregio is
alleen opdrachtgever van de Railinfrastructuur. Teneinde problemen
met de fietspaden te tackelen, wordt voorgesteld voor minstens
vier jaar uitvoeringsafspraken met de gemeenten te maken die niet
van vrijblijvende aard zijn. Daar kunnen dingen in zitten die de
gemeenten heel erg belangrijk vinden en de Stadsregio iets minder
belangrijk, er kunnen dingen in zitten die men allebei heel erg
belangrijk vindt en er kunnen dingen in zitten die de Stadsregio
belangrijk vindt en de gemeenten iets minder belangrijk.
De heer Kleinjan
merkt op dat hij van mening is dat de Stadsregio een orgaan is dat
goed geschikt is om bepaalde bovenplaatselijke problemen, zoals de
aanleg van de Carnisselandelijn en de ontsluiting van
Carnisselande in zijn geheel, op te lossen.
De heer Bouman
antwoordt dat de Stadsregio zich wel verantwoordelijk voelt, maar
dat men heeft besloten dat de verantwoordelijke opdrachtgever
degene dient te zijn die het in beheer krijgt. De Stadsregio
probeert te zorgen dat er een regionaal samenhangend beleid tot
stand komt en dat waar dingen niet voor elkaar komen, omdat er
bovenlokale problemen ontstaan, men probeert de boel zo te
coördineren dat het wel voor elkaar komt.
In de praktijk loopt niet altijd alles goed, maar feit is dat de
Carnisselandelijn, weliswaar wat later en met alle gedoe eromheen,
wordt aangelegd; spreker had dit niet iemand anders, zoals de
provincie of de gemeente Rotterdam en Barendrecht samen, zien
doen. De Stadsregio heeft daarin dus wel degelijk een rol, maar
die rol heeft zijn beperkingen.
De heer Van Vugt
vraagt, naar aanleiding van het feit dat station Barendrecht is
aangegeven als van regionaal belang, hoe het zit met de
aansluiting op het regionaal OV-netwerk. Tevens vraagt spreker of
er iets gezegd kan worden over het goederenvervoer; er is namelijk
veel aandacht besteed aan de knooppunten van het personenvervoer,
maar dat het goederenvervoer is helemaal niet naar voren gekomen,
terwijl er ook gesproken wordt over de Mainportfunctie.
De heer Van Lopik
antwoordt met betrekking tot de vraag over station Barendrecht dat
hij heeft geprobeerd te zeggen dat station Barendrecht een
regionale verbinding nodig heeft; er dient altijd een stop van de
trein op Barendrecht in gehouden te worden. Op die manier is
station Barendrecht aangetakt op het regionale openbaar vervoer
netwerk waarmee men, binnen de reisafstand van 10 tot 30 km, zowel
naar Rotterdam kan komen als naar Dordrecht. Met betrekking tot de
vraag over het goederenvervoer antwoordt spreker dat hij een keuze
heeft moeten maken waar hij het vanavond precies over zou hebben.
Als het netwerk, zoals het nu geformuleerd wordt, blijft werken
zoals men dit nu graag wil, betekent dit ook voor het
goederenvervoer een goede zaak; zij liften in feite mee met het
positieve beeld dat men voor het personenvervoer wil bereiken. In
het verhaal is aangegeven dat een aantal wegen belangrijk zijn als
achterlandverbindingen naar Duitsland en België. Dit zijn in feite
de achterlandverbindingen die men reeds kende, zodat er niet
zoveel nieuws te melden was over goederenvervoer.
De heer De Jager
merkt op dat het een heel ambitieus plan is; op bladzijde 39 wordt
gesproken over een metrolijn naar Barendrecht en men praat
constant over de 3e brug in Rotterdam, alsof deze er al in 2015
zou liggen. Spreker vraagt hoe dit geregeld wordt, wat de rol van
de gemeenten erin is en waar het benodigde geld vandaan komt.
De heer Van Vugt
antwoordt naar aanleiding van de metrolijn dat er op bladzijde 39
over de subregio zuid (Albrandswaard, Ridderkerk en Barendrecht)
gesproken wordt en dat de metrolijn Albrandswaard betreft en de
spoorlijn Barendrecht.
De heer Van Lopik
antwoordt dat men inderdaad niet van plan is een metrolijn naar
Barendrecht aan te leggen. Naar aanleiding van de vraag over de 3e
stadsbrug antwoordt spreker dat het inderdaad plannen zijn die
enige ambitie vereisen. Hij heeft de 3e stadsbrug niet constant
genoemd, maar beseft wel dat deze, ook voor dit gebied, belangrijk
is. In de komende jaren moet derhalve in de gaten gehouden worden
hoe dit gaat lopen. De gemeente Rotterdam, die daar ook wat over
te zeggen heeft, zal keuzes maken over op welke plekken zij
investeren. De Stadsregio heeft duidelijk aangegeven waar men het
zou willen.
Er is vanuit de verkeerssector door de Stadsregio ingezet op
Parkstad. Daar is, ook binnen de gemeente Rotterdam, redelijk wat
draagvlak voor. Dit betekent inderdaad dat er over de periode
2015-2020 gepraat wordt, voordat zoiets aangelegd wordt.
De heer Kleinjan
vraagt, naar aanleiding van het feit dat de fasering van allerlei
projecten is opgenomen, of het mogelijk is dat de Stadsregio een
instrumentarium ontwikkelt om, alleen op dit gebied, wat betreft
de zeggenschap meer voor elkaar te krijgen. Naar aanleiding van de
opmerking van de heer Bouman over de Carnisselandelijn merkt
spreker op dat de aanleg in de beleving van de heer Bouman anders
is gegaan dan in de beleving van de Barendrechtse gemeenteraad;
wat de gemeenteraad betreft had het namelijk eerder gemogen, omdat
de wijk al een heel eind is aangelegd.
De heer Bouman
antwoordt dat dit een discussie is waar de heer Opstelten antwoord
op dient te geven, omdat het over bestuurlijke verhoudingen gaat.
Waar spreker over praat is wat men voor rol kan hebben als
gemeenschappelijke regeling. Naar aanleiding van de
Carnisselandelijn antwoordt spreker dat dit inderdaad niet loopt
zoals de Stadsregio en de gemeente Barendrecht qua planning en
tempo hebben ingezet en dat de doorzettingsmacht van de Stadsregio
binnen de gemeenten, en zeker binnen een gemeente als Rotterdam,
zijn beperkingen heeft. Men moet echter niet vergeten dat, als er
geen Stadsregio was geweest, het gemeentebestuur van Rotterdam
dezelfde problemen zou hebben met dezelfde inwoners. Dit soort
processen speelt binnen elke gemeente en levert altijd lokaal
ingewikkelde situaties op waarbij de Stadsregio uiteindelijk maar
een beperkte rol heeft om daar een bijdrage aan te leveren; het
zijn uiteindelijk de gemeenten zelf die met hun eigen inwoners
moeten omgaan.
Mevrouw Monhemius
vraagt in hoeverre de A4-Zuid al is uitgewerkt en welke
consequenties dit heeft voor Barendrecht. Spreker kan zich
namelijk voorstellen dat het, als het allemaal doorgaat, voor
Barendrecht minder verkeer betekent.
De heer Van Lopik
antwoordt dat het een Rijkswegenproject is dat niet heel dichtbij
ligt, omdat er nog flink op gestudeerd moet worden en het
aanzienlijk wat geld zal kosten. De Stadsregio is echter van
mening dat de weg aangelegd dient te worden en heeft deze derhalve
als stippellijn op de kaart aangegeven. Men beseft dat deze weg
aanzienlijke effecten voor Barendrecht kan hebben. Naar aanleiding
van het feit dat het een rijksweg betreft, zal het rijk
uiteindelijk degene moeten zijn die een studie start. Het vorige
kabinet vond het op zich een heel goed plan.
De voorzitter
merkt op dat er een buitengewoon indrukwekkende presentatie is
gegeven en dat de diverse vragenstellers reeds hebben gememoreerd
dat het allemaal buitengewoon ambitieus is. Spreker merkt met
betrekking tot de procedure op dat zij de tijdsplanning ook nogal
ambitieus vindt. Zij vraagt of 1 april aanstaande inderdaad de
deadline is waarop de Barendrechtse reactie binnen moet zijn.
Spreker verwacht dat Barendrecht in de problemen komt als dit zo
is, omdat er eerst een ambtelijk voorstel moet komen dat het
college en de raad of de commissie zal moeten passeren.
De heer Bouman
antwoordt dat er een planning is gemaakt om het plan op 25 juni
aanstaande in de Regioraad te kunnen behandelen. Terugrekenend
betekent dit dat de ambtelijke verwerking van de standpunten
ongeveer half april aanstaande klaar moet zijn; daar komt die
datum van 1 april aanstaande vandaan. Hoewel er, vanwege het feit
dat in veel gemeenten het ambtelijk conceptadvies nog besproken
dient te worden, in de tweede helft van april aanstaande nog
ruimte is om de definitieve standpunten mee te nemen, verzoekt
spreker het ambtelijk concept zo spoedig mogelijk aan de
Stadsregio toe te sturen, zodat daar op voorhand rekening mee
gehouden kan worden. Indien het definitieve besluit op een aantal
punten afwijkt, dan kan dit in latere instantie nog meegenomen
worden.
De voorzitter
stelt voor dit mee te nemen naar het Presidium teneinde te kijken
hoe dit ingepast kan worden in het schema. Spreker zegt toe zo
spoedig mogelijk op dit onderwerp terug te komen. Zij bedankt de
heer Van Lopik en zijn collega's voor de presentatie en zegt toe
haar best te doen om binnen de gestelde termijn de reactie van
Barendrecht aan de Stadsregio te doen toekomen.
De heer Laverman
spreekt in (zie bijlage 1).
3. Planschadeverzoeken Willem Alexanderplantsoen 173 en 177
De heer Van Gerner
spreekt, mede namens mevrouw Van Melle, in (zie bijlage 2).
De heer Kleinjan
vraagt, naar aanleiding van de opmerking in het betoog van de heer
Van Gerner dat in de tussentijds gevoerde discussie alleen maar
duidelijker is geworden dat er bij de taxaties het nodige is
misgegaan en dat de wethouder en zijn medewerkers precies weten
waar hij op doelt, wat dit is.
De heer Van Gerner
antwoordt dat er bij de achtertuin van mevrouw Van Melle bosgrond
wordt genoemd, terwijl er in heel Barendrecht geen bosgrond voor
komt.
De heer Vermaat
zegt toe voor de gemeenteraadsvergadering het dossier nog eens
goed door te nemen en te kijken of er een zodanige schending van
de kwaliteit is die men vraagt dat in redelijkheid gezegd moet
worden dat aan een nieuwe makelaar opdracht gegeven moet worden.
Als het echter tot "bos" beperkt blijft, vindt spreker dit
onvoldoende.
Ook het argument dat het een makelaar van buiten Barendrecht is,
is voor spreker niet voldoende, omdat een makelaar van buiten
Barendrecht de kwaliteiten moet hebben om hier te kunnen taxeren;
er zijn onder andere hele goede ervaringen met Kolpa.
Naar aanleiding van de vraag van de heer Van Gerner wat het
bezwaar is tegen het inschakelen van meerdere makelaars antwoordt
spreker dat dit de gemeenschap heel veel geld kost en dat de
commissieleden er ook zitten om hiervoor te waken. De afweging kan
zich echter voordoen om een 2e makelaar in te schakelen. Hij merkt
op dat bij een toetsing is gebleken dat SAOZ alle procedures heeft
gewonnen. Spreker zegt toe hierop terug te komen in de
raadsvergadering met de insteek die hij zojuist heeft gegeven.
De heer Orsel
merkt op dat dit in feite een herhaling van zetten is met
betrekking tot de vorige keer dat er ingesproken is. Spreker
vraagt of de wethouder uitvoering heeft gegeven aan hetgeen hem
toen door de commissie is opgedragen; hij kan dit, behalve dat er
contact is geweest met de betrokkenen, namelijk niet uit de
stukken halen. Spreker vindt het vervelend dat er wat laatdunkend
wordt gedaan over de heer Huizinga. Dit is namelijk een beëdigd
makelaar, zodat spreker ervan uitgaat dat hij zijn werk naar
behoren doet. Spreker merkt op dat SAOZ al jaren haar werk doet
voor de gemeente Barendrecht en dat indertijd unaniem besloten is
met dit bureau te werken. Het lijkt spreker niet verstandig een
ander bureau in te schakelen, omdat dit uitlokt dat het ook voor
anderen gedaan moet worden. Hij gaat ervan uit dat dit op een
juiste, en concrete, manier is gedaan. Mocht toch blijken dat dit
niet zo is, dan rest er voor de gemeente Barendrecht zijns inziens
slechts om afscheid te nemen van de SAOZ. Spreker is hier echter
nog niet van overtuigd. Hij wacht de verdere reacties af.
De heer Nootenboom
constateert dat de heer Van Gerner de zorgvuldigheid van de hele
procedure ter discussie stelt. Uit de stukken maakt spreker echter
op dat het college, ook nadat het door deze commissie terug is
gestuurd, een goede procedure heeft doorlopen. De SAOZ heeft, naar
aanleiding van de opmerkingen van de heer Van Gerner en mevrouw
Van Melle van een paar maanden geleden, heroverwogen en komt met
dezelfde conclusie. Spreker ziet derhalve geen aanleiding om er
nog een derde makelaar bij te betrekken.
De heer Kleinjan
merkt op dat de wethouder zijns inziens heeft gedaan wat is
afgesproken en steunt derhalve het voorstel van het college.
Spreker kan zich echter voorstellen dat het voor een burger niet
objectief overkomt dat 2x hetzelfde adviesbureau op de zaak gezet
wordt. Het is zijns inziens goed om als gemeente 2 adviesbureaus
te hebben. Er zijn namelijk vaker twijfels geweest over de
zorgvuldigheid van SAOZ.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij heeft teruggeslagen wat er vorig jaar aan de orde
is geweest in de commissie. Hieruit bleek dat er heel veel dingen
waren die aanleiding gaven tot discussie. Het afgelopen jaar is er
een bezoek geweest aan de heer Van Gerner en SAOZ heeft het eigen
advies opnieuw bekeken.
Spreker heeft zijn twijfels bij de objectiviteit en de
onafhankelijkheid van de second opinion van dit bureau over hun
eigen resultaten, omdat men er geen belang bij heeft om nog eens
echt objectief naar het advies te kijken; het is hun eigen advies
en het zou vreemd zijn als men nu met iets compleet anders zou
komen.
Spreker is van mening dat in dit geval heel erg duidelijk is dat
er iets niet goed zit, omdat er EUR 150.000,00 verschil per woning
zit in de waardering. Zijns inziens wordt er derhalve geen
precedent gecreëerd door deze zaak nog een keer te laten bekijken
door een onafhankelijk bureau. Spreker pleit derhalve voor een
third opinion.
Mevrouw Monhemius
is verbaasd over het feit dat men nu eigenlijk precies hetzelfde
verhaal te horen krijgt als de vorige keer. Zij heeft het gevoel
dat het een herhaling is van zetten, zoals de heer Orsel ook zei.
Spreker verzoekt de heer Silvis zijn visie hierop te geven.
De heer Silvis
antwoordt dat het een misverstand is dat er een second opinion is
gevraagd aan SAOZ. Er is wat kritiek gekomen op het rapport van
SAOZ ten aanzien van onder andere de beschrijving van de woningen
en daaraan verwant de waardebepaling ervan. Soms vindt dit contact
reeds plaats voordat de voorstellen de commissie bereiken,
namelijk als de aanvrager commentaar heeft op het conceptrapport;
dit geeft dan al dan niet reden om tot aanpassing over te gaan. In
dit geval heeft de heer Van Gerner in de commissie een aantal
zaken naar voren gebracht, waarop besloten is het voorstel terug
te nemen en SAOZ te confronteren met die gegevenheden. Naar
aanleiding hiervan zouden de teksten aangepast kunnen worden, maar
de feitelijke vraag die erachter ligt, is of het van invloed is op
de feitelijke waardebepaling van de woning; dan heeft het invloed
en moeten de uitkomsten veranderd worden. Spreker is bij de heer
Van Gerner op bezoek geweest en vindt dat er een mooie wijk is
gebouwd; ondanks het feit dat de rondweg er ligt, is het er prima
wonen. Hij kan zich voorstellen dat de waardering uiteen loopt. De
heer Van Gerner zegt bijvoorbeeld dat hij zich niet stoort aan het
oefenbaantje van de tennisvereniging op de landtong, maar deze
waardering kan uiteen lopen. Omdat het heel lastig is om in die
waardebepaling zelf een nadrukkelijke rol te gaan spelen,
concentreert het dagelijks bestuur zich op het feit dat er een
procedure is; er is een uitkomst en degene die deze uitkomst heeft
geleverd wordt met de reacties geconfronteerd met daarbij het
verzoek te kijken of het maatgevende elementen zijn die misschien
over het hoofd gezien zijn. Als betrokkene daarna aangeeft achter
het eerder ingenomen standpunt te blijven staan, is de
zorgvuldigheid gewaarborgd. Derhalve heeft het college besloten
het voorstel zo terug te brengen naar de commissie, waarbij men
aangeeft dat het aan de raad is als men toch een second opinion
wil vragen. Ten aanzien van mevrouw Van Melle geldt eigenlijk
hetzelfde. Spreker kan zich voorstellen dat er over een stukje
bosgrond gepraat wordt, omdat het er prachtig tussen twee
watergangen in ligt. Of dit duidelijk maatgevend is en andere
resultaten met zich meebrengt, laat spreker over aan de
deskundigen. Hij heeft hier echter geen gerede twijfel aan.
De heer Van Gerner
merkt op dat hij bang is dat het één groot misverstand is. SAOZ
staat inderdaad bijzonder goed bekend en heeft, zoals de heer
Vermaat zei, voor zover spreker bekend alle procedures gewonnen.
Naar aanleiding van het feit dat SAOZ zijn advies moet baseren op
cijfers van een makelaar merkt spreker op dat hij weet dat een
makelaar het liefst taxeert in het gebied waar men zelf werkt,
omdat men daar thuis is en derhalve de markt, de grondprijzen en
de situatie kent. Hij weet ook dat een makelaar van hier in
Hengelo kan taxeren, maar dat men dit in principe niet doet; als
men er echt niet onderuit kan, laat men zich bijstaan door een
collega ter plaatse. Spreker merkt op dat de heer Huizinga een
eenmanszaak in Rotterdam heeft en zowel makelaar,
hypotheekbemiddelaar als verzekeringsagent is, zodat men zich af
kan vragen hoe hij nog aan taxeren toekomt. Uit diverse contacten
met het kantoor is gebleken dat hij nooit iets in Barendrecht
heeft en dat de heer Huizinga ook niet in Barendrecht woont, zodat
hij privé op de hoogte zou kunnen zijn. Spreker is van mening dat
SAOZ de heer Huizinga heeft meegenomen als bevriende relatie
waarbij minder dan vier minuten per woning is besteed aan
verschillende woningen. Naar aanleiding van de opmerking van de
heer Silvis dat er dingen zijn geconstateerd die niet van belang
zijn voor de waarde merkt spreker op dat zijn buurman bij hem is
gekomen met de mededeling dat het huis van spreker bij hem in het
rapport stond; deze buurman heeft namelijk zowel het huis van
spreker als zijn eigen huis gebouwd en weet derhalve heel goed hoe
de situatie zit. Spreker is derhalve van mening dat er knoeiwerk
geleverd is; hij zegt dit als vakman die 15 jaar uit het vak is.
Met betrekking tot de third opinion merkt spreker op dat hij voor
Markus heeft gekozen, omdat dit het meest centrale kantoor in
Barendrecht is (recht tegenover het gemeentehuis gelegen) en dat
dit kantoor het langst in Barendrecht gevestigd is en van vader op
zoon en een zeer goede reputatie heeft. Hij is van mening dat het
een goede taxateur is. Naar aanleiding van het feit dat hij
begrijpt dat de cijfers van Markus niet geaccepteerd worden, merkt
hij op dat hij bereid is Markus terug te trekken en ook de kosten
niet meer te claimen. Op deze manier is dit de wereld uit, zodat
gekeken kan worden wat Kolpa ervan zegt. Spreker is bereid ook
deze kosten te betalen. Het gaat hem er namelijk om wat juist is
en wat hier gebeurt, is absoluut niet juist.
Mevrouw Monhemius
stelt voor nog een keer te taxeren, omdat zij het heel merkwaardig
vindt dat er twee keer precies hetzelfde uit komt, dat degenen die
de taxatie hebben uitgevoerd rondgerend hebben en dat er hele rare
bedragen uit komen.
De heer Van Kruijsbergen
concludeert naar aanleiding van de inspraakreacties van de heer
Van Gerner dat alles riekt naar onzorgvuldigheid, met name de
procedure van SAOZ. Temeer daar een onafhankelijk taxateur heeft
bewezen dat het echt niet klopt wat er staat, is spreker van
mening dat het als gemeente een aanfluiting zou zijn als met deze
procedure rechtstreeks doorgegaan wordt naar de raad. Spreker
sluit zich aan bij hetgeen mevrouw Monhemius zegt om eerst nog een
keer naar deze zaak te laten kijken door een onafhankelijk
makelaar.
De heer Kleinjan
gelooft, na het horen van het verhaal van de heer Van Gerner in
tweede termijn, dat er ruimte is voor de wethouder om toch nog
eens te kijken naar een derde opinie. Spreker kan het niet over
zijn geweten krijgen om het zo door te laten gaan; procedureel is
het allemaal in orde, maar hij is van mening dat het niet zo
gedaan moet worden. Spreker verzoekt de wethouder om de tafel te
gaan om te kijken of er op een derde manier toch iets kan
gebeuren. Als de wethouder dit niet doet, steunt spreker het
raadsvoorstel niet.
De heer Nootenboom
is van mening dat het raadsvoorstel in tekstuele zin een
genuanceerdere weergave neerlegt dan wat de wethouder zojuist
heeft gezegd, met name over de heroverweging. Spreker heeft het
gelezen als dat alle zaken die de heer Van Gerner en mevrouw Van
Melle in eerste termijn hebben aangegeven door SAOZ heroverwogen
zijn en dat is gekeken of dit allemaal in de rapportages stond.
Spreker begint nu te twijfelen en wil dit, voordat men een
standpunt inneemt over wat men als raad zou moeten doen, eerst in
zijn fractie bespreken. Hij wil de resultaten van het
fractieberaad in de raadsvergadering kenbaar maken, dus wel een
raadsvoorstel. Spreker beseft hierbij dat, de discussie gehoord
hebbende, de raad wellicht in de raadsvergadering een ander
standpunt gaat innemen dan het college nu voorstelt; uit de
discussie in de raadsvergadering zou kunnen voortkomen dat er een
andere taxateur wordt ingeschakeld of dat het gehouden wordt zoals
het nu is.
De heer Orsel
merkt op dat hij zich zorgen maakt over de uitspraken van de heer
Van Gerner, die zegt dat er knoeiwerk is verricht. Spreker vindt
dat dit niet is aangetoond. Hij vindt het heel vervelend dat dit
soort zaken worden weergegeven door iemand die zelf makelaar is
geweest en daarnaast zegt dat Markus veel beter is. Er ligt nu een
bepaalde druk op bij de heer Markus, zodat deze zijns inziens ook
niet meer onafhankelijk is als men ingeschakeld of benaderd zou
worden. Spreker heeft uit de woorden van de wethouder begrepen dat
als de raad iets anders wil, men dit zelf moet weten. Dit
onderwerp ligt binnen zijn fractie wat gevoelig; bij de vorige
discussie was er ook wat verdeeldheid. Hij wil dit voorstel
meenemen naar zijn fractie en in de raad naar voren brengen of
zijn fractie al dan niet akkoord gaat.
De voorzitter
merkt op dat als gesproken wordt over een onafhankelijke opinie
van een makelaar het haars inziens niet iemand kan zijn die in dit
proces reeds een rol heeft gespeeld.
De heer Vermaat
merkt op dat in de beslissing van zijn fractie het aanbod van de
heer Van Gerner, om zelf de kosten van een door de raad aan te
wijzen bureau te dragen, meegenomen zal worden. Hij zegt toe te
kijken of dit juridisch inderdaad kan. Spreker merkt op dat de
SAOZ een goed bureau is en dat het makelaarsrapport van de hele
betaling slechts een onderdeel is.
De heer Silvis
zegt toe nog eens kritisch te kijken naar wat tekstuele
aanpassinkjes op het raadsvoorstel dat voorgelegd wordt; de
hoofdlijn van het voorstel blijft hetgeen nu voorligt. Spreker is
van mening dat de discussie in de raad gevoerd moet worden. Er zal
ongetwijfeld een wijs besluit uit voortkomen. Het college is dan
bereid dit besluit uit te voeren.
De voorzitter
merkt op dat het aan het Presidium is om te bepalen hoe het
raadsvoorstel verder in behandeling komt en dat de zeggenschap van
het college ten aanzien van het raadsvoorstel beperkt blijft tot
de punten en de komma's. Spreker stelt voor, de discussie gehoord
hebbende, te komen met een raadsvoorstel, zodat de fracties zich
daar kunnen uitspreken. In de raadsvergadering kan het voorstel
dan geaccordeerd worden of het voorstel haalt het niet en dan
kunnen de fracties in de raadsvergadering hun mening geven over
hoe men denkt dat het verder moet.
4. Planschadeverzoeken Boeier 114, 115, 116, 148, 149, 153, 154 en
156
Alle commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
5. Planschadeverzoek Klaproos 43
Alle commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
6. Eindverslag inspraak en overleg voorontwerpbestemmingsplan
Bedrijventerrein Ziedewij
Alle commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
7. 8e Wijziging bouwverordening
Alle commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
8. Rondvraag
1. De heer Vermaat vraagt hoe het op dit moment is gesteld met de
planologische instelling van de scholen voor het voortgezet
onderwijs nabij de 3e Barendrechtseweg.
De heer Silvis antwoordt dat er een notitie is gemaakt die hij graag
met de voorzitter wil bespreken om vervolgens aan de commissie voor te
leggen. Deze notitie gaat over de hoofdstructuur van de nieuw te
ontwikkelen wijk; de hoofdstructuur moet namelijk aangegeven worden om
een goede plek voor een permanente school aan te kunnen geven. Met
name de verkeersstructuur is erin aangegeven. Dit heeft ook te maken
met de toekomstige ontsluiting van Ter Leede fase 2; het moet nl. één
geheel zijn. Daarnaast worden exercities gedaan over de verdere
uitwerking van de taak om daar een school te realiseren.
1. Eventuele agendapunten volgende vergadering
Er worden geen agendapunten voor de volgende vergadering naar voren
gebracht.
De voorzitter
deelt mee dat zij vandaag een uitnodiging ontvangen heeft van de heer
Goos voor 25 maart aanstaande waarin men wordt bijgepraat over de
gewijzigde marktomstandigheden, de gegevens van de jaarrekening en het
standpunt over de luchtcontouren betreffende Carnisselande/Portland.
Zij verzoekt de commissieleden dit in de agenda te noteren en beveelt
het iedereen van harte aan hierbij aanwezig te zijn. Spreker sluit de
vergadering.
Vastgesteld door de raadscommissie Grondgebied op 1 april 2003,
de griffier, de voorzitter,
C. de Kreek. W.S. Batenburg-van Veen.
Gemeente Barendrecht