FNV
Lof en kritiek voor gemeente Utrecht
Lof en kritiek voor de economische visie Utrecht
Regiobestuurder Maris van Leeuwen schreef een uitgebreide reactie op
de economische visie van de Gemeente Utrecht : om in de toekomst
minder kwetsbaar te zijn is diversiteit van werkgelegenheid
noodzakelijk, inclusief de industriële. De gemeente Utrecht heeft
besloten de komende jaren te investeren in het (V)MBO. Deze
werkgelegenheid mag niet alleen afhankelijk zijn van de nevenfuncties
in de kennisintensieve bedrijven. De opmerkingen ten aanzien van de
duurzame ontwikkeling wordt door de FNV van harte onderschreven. In de
provincie Utrecht is in de laatste decennia een wankel evenwicht
ontstaan tussen de economische, woon- en leefmilieu en het
milieucomponent. Voor bedrijven en grote bevolkingsgroepen maakt dit
de provincie juist zeer aantrekkelijk.
In deze notitie wordt gesproken over het bedrijfsleven, werkgevers en
werknemers en sociale partners. Omdat deze begrippen divers uitgelegd
worden is het wenselijk de verschillende begrippen duidelijk te maken
of een eenduidige term toe te passen. Het begrip "bedrijfsleven" is
voor de FNV zeer onwenselijk, omdat dit door partijen divers wordt
uitgelegd. In het beleidsplan zijn een aantal personen aan het woord
om hun indrukken vanuit hun persoonlijke leven te geven. Jammer dat de
provincie niet in staat geweest is een werknemer te vinden die ook
zijn ontboezemingen toe wilde vertrouwen aan het papier.
Startpunten.
Zowel de opmerkingen over de knelpunten (congestie, ontbreken van een
industriële ontwikkeling, lage groei van het regionaal product en de
lage werkgelegenheidsontwikkeling) als de positieve ontwikkelingen (de
groei van bedrijvigheid en werkgelegenheid) worden door de FNV van
harte onderschreven. Met name de groei van bedrijvigheid (inclusief de
kantoorbranche) en werkgelegenheid kan als een positieve ontwikkeling
gezien worden in plaats van een negatieve, zoals het tekort aan
bedrijventerreinen en beroepsbevolking. Vraag is dan ook welke kansen
we gemist hebben door deze ontwikkeling?
Naar een economisch beleid
Bij het sociaal economisch beleid wordt te veel uitgegaan van de
kennisintensieve bedrijvigheid. Inmiddels heeft de industriële
bedrijvigheid zich zodanig ontwikkeld dat de kennisfactor en
duurzaamheid ook hierop van toepassing zijn. Graag zou de FNV de
opmerking onder "startpunten" -met uitzondering van de industrie -
hier nader uitgewerkt zien. Om naar de toekomst minder kwetsbaar te
zijn is een diversiteit van werkgelegenheid noodzakelijk, inclusief de
industriële. De gemeente Utrecht heeft besloten de komende jaren te
investeren in het (V)MBO. Zowel voor deze groepen als de nog lager
gekwalificeerde zal in de toekomst voldoende werkgelegenheid moeten
blijven. Deze werkgelegenheid mag niet alleen afhankelijk zijn van de
nevenfuncties in de kennisintensieve bedrijven.
De opmerkingen ten aanzien van de duurzame ontwikkeling worden door de
FNV van harte onderschreven. In de provincie Utrecht is in de laatste
decennia een wankel evenwicht ontstaan tussen de economische, woon- en
leefmilieu en de milieucomponent. Voor bedrijven en grote
bevolkingsgroepen maakt dit de provincie juist zeer aantrekkelijk.
Zeker ook voor nieuwe vestigingen. Een duurzame ontwikkeling kan ook
bijdragen aan het instandhouden van dit evenwicht. Naast de genoemde
onderdelen zal ook het duurzaam aanleggen van nieuwe
bedrijventerreinen en bij de herstructurering van bedrijventerreinen
duurzame criteria toepassen, uitgangspunt van beleid moeten zijn. Dit
geldt tevens voor de inrichting en herinrichting van
bedrijventerreinen. Hiervoor zullen dan ook algemene criteria
ontwikkeld moeten worden.
Tenslotte zal Utrecht binnen het internationale vestigingmilieu van de
Deltametropool zijn positie en ontwikkeling moeten neerzetten om als
een volwaardige partner een rol van betekenis te kunnen spelen in dit
krachtenveld. Deel uitmakend van de Randstad of Deltametropool zal de
Provincie Utrecht een gezamenlijk beleid moeten nastreven waarbij de
sterke punten van iedere regio tot zijn recht komen en naar
gezamenlijke oplossingen gestreefd moeten worden voor knelpunten.
Convenanten die over en weer gesloten worden, zullen door alle
partijen serieus genomen moeten worden.
Kennis en kwaliteit
Bedrijfsontwikkeling en vestigingsklimaat
Positief wordt door de FNV gewaardeerd dat de Provincie zich met name
wil richten op traditionele sectoren als het gaat om de innovatie te
bevorderen en de concurrentie kracht te versterken. Jammer dat dit
maar vier regels zijn in een stuk van anderhalve pagina, waarin verder
uitgegaan wordt van de versterking van de financiële dienstverlening,
IT-sector, onderwijs- en onderzoeksinstellingen. De traditionele
sectoren verdienen een nadere uitwerking.
Ruimtelijke economie
De zorgvuldige benadering wordt door de FNV van harte onderschreven.
Op voorhand worden ontwikkelingen zoals groene bedrijventerreinen niet
afgewezen. Wel gaat de FNV uit van een zorgvuldige inpassing in de
groene gebieden die, ook door extra belasting van de
weginfrastructuur, het huidige milieu niet extra aantast maar
versterkt. Zoals aangegeven moet zeker de dynamiek van de eigen
bedrijvigheid geen extra belemmeringen ondervinden. Dat Flevoland een
belangrijke rol speelt bij de afleiding van de vestigingsdruk vanuit
de overige delen van de noordvleugel van de Randstad wordt door de FNV
onderschreven. Maar hoe verhoudt zich dit tot het convenant dat
afgesloten is tussen de provincie Utrecht en Flevoland? Hierin zijn
tevens afspraken gemaakt tussen Utrecht en Flevoland over de overloop
van de bevolking en daarmee gepaard gaande werkgelegenheid. Tevens
stelt de FNV voor, specifieke bedrijventerreinen te ontwikkelen voor
diverse sectoren om de aantrekkelijkheid te bevorderen en de innovatie
/ kennisontwikkeling te versterken. Bijvoorbeeld een bedrijvenpark
voor Life Science-sector. Op dit moment zijn al een aantal van die
specifieke bedrijvenparken aanwezig zoals kantorenclusters,
winkelcentra, autoboulevard, meubelboulevard, enz.
Arbeidsmarkt
Het sombere beeld van de arbeidsmarkt op dit moment is juist. In
eerste instantie zullen dan ook oplossingen gezocht moeten worden om
de doorstroom vanuit het onderste segment van de arbeidsmarkt te
bevorderen. Hierbij kunnen sociale partners een belangrijke bijdrage
leveren middels een regionaal "Sociaal Akkoord" ID-ers zullen hun
positie in de arbeidsmarkt moeten kunnen behouden. Een deel van deze
groep zal op gesubsidieerde arbeid aangewezen blijven. Een contigent
van de gesubsidieerde arbeid zal voor deze groep dan ook beschikbaar
moeten blijven. Voor de tweede groep zullen doorstroombanen
gerealiseerd moeten worden. Dit zal ook een vast contigent moeten zijn
om instroom, werkervaring, scholing, begeleiding en uitstroom naar
regulier werk voor een deel van de groep, nu en in de toekomst,
mogelijk te maken. Een deel van de gesubsidieerde arbeid zal
omgebouwd moeten worden naar reguliere arbeidsplaatsen. Zie hiervoor
de ABVAKABO FNV nota.
Ruim twee jaar na de instelling van de Regionale Platforms
Arbeidsmarkt hebben de gemeenten en sociale partners in de Provincie
Utrecht elkaar niet kunnen vinden. De opmerking dat de samenhang kan
en moet verbeteren wordt door de FNV dan ook van harte onderschreven.
De door de FNV in de achterliggende periode genomen initiatieven
hebben helaas geen resultaat gehad. Ten aanzien van de reïntegratie
van ouderen en arbeidsgehandicapten willen we graag, binnen een aantal
randvoorwaarden, met werkgevers en de overheid afspraken maken.
Actieprogramma
In tegenstelling tot het genoemde in het hoofdstuk kennis en
kwaliteit, wordt bij de belangrijkste projecten alleen uitgegaan van
de kennisintensiteit en kennisinstellingen. Zo worden selectief 25
nieuwe bedrijven geselecteerd in de voor Utrecht belangrijke
kennissectoren (wat die dan ook moge zijn in de toekomst). Door de
nadruk van de provincie om op deze projecten in te zetten komt helaas
in de FNV reactie de nadruk te liggen op de "traditionele sectoren".
Daarom stelt de FNV hierbij dat de inzet van de provincie van harte
onderschreven wordt, maar dat tevens meer aandacht geschonken moet
worden aan de werving van de traditionele sectoren. In de randstad kan
de provincie Utrecht zich tevens profileren als kennisprovincie en
vervoersknooppunt. Rotterdam en Amsterdam als mainport en Den Haag als
overheidscentrum. Naast de verdeling van deze sectoren zal er
voldoende ruimte moeten blijven voor een divers vestigingsmilieu om de
risico's per regio te spreiden. Binnen de regio's zal voldoende
aandacht moeten zijn voor de werkgelegenheid die aansluit op de
beroepsbevolking. Een speciale positie hierin vervult Flevoland. Door
de overloop vanuit de Randstad zal deze regio voldoende
werkgelegenheid moeten ontwikkelen om de bereikbaarheid van de
Randstad te waarborgen. Als bijvoorbeeld de gemeente Almere met in de
toekomst 350.000 á 400.000 inwoners niet voldoende werkgelegenheid kan
genereren voor de eigen beroepsbevolking, zullen zowel de openbaar
vervoer- als weginfrastructuur, het woon-, werkverkeer niet meer
aankunnen. Bij het ontwerpen van een nieuw locatiebeleid worden
sociale partners niet rechtstreeks betrokken via de Regionale SER
(OASE). Kan de provincie motiveren waarom niet?
Bij de bevordering van zorgvuldig ruimtegebruik past ook de overgang
van rood naar groen. Met name over dit onderwerp zijn interessante
opvattingen die het overwegen waard zijn.
Ten aanzien van de samenwerking kan opgemerkt worden dat zeer diverse
partijen verschillende samenwerkingsverbanden hebben, die naar elkaar
toe zeer ondoorzichtig zijn. Het traject van besluitvorming is
hierdoor zeer defus. De provincie zou moeten streven naar een
duidelijke structuur waarin ook de beleidsbeïnvloeding vanuit diverse
partijen doorzichtelijk is en daarmee het besluitvormingsproces. In
het beleidsplan worden een groot aantal instituten, organisaties en
instellingen genoemd. Het is op zijn minst voor alle partijen van
belang welke instituten, organisaties en instellingen in de provincie
Utrecht aanwezig zijn en wat hun doestelling zijn.