Raad voor de Transportveiligheid


PERSBERICHT 27 februari 2003

Raad voor de Transportveiligheid bepleit herkenbare autoriteit die knopen door kan hakken

Veilig spoorsysteem vereist ongelijkvloerse of gecontroleerde overwegen

De Raad voor de Transportveiligheid, onder voorzitterschap van mr. Pieter van Vollenhoven, vindt dat de spoorwegovergangen in Nederland moeten worden opgeheven of grondig aangepast. Deze aanbeveling richt de Raad tot de minister van Verkeer en Waterstaat in een rapport over de (on)veiligheid van overwegen. De Raad voerde een onderzoek uit naar aanleiding van een ongeval dat op 16 juni 2000 plaatsvond op een overweg in Voorst. Een auto met vijf inzittenden (vader, moeder en drie kinderen) werd door een trein gegrepen. De inzittenden kwamen allen om het leven. De overweg waarop het ongeval plaatsvond was voorzien van een automatische knipperlicht installatie (AKI). Uit het onderzoek is gebleken dat de AKI naar behoren functioneerde. Waarschijnlijk was de bestuurder van de van de auto afgeleid en heeft hij het knipperlicht niet gezien.

De onveiligheid op overwegen is geen nieuw probleem. De Spoorwegongevallenraad (één van de voorlopers van de Raad voor de Transportveiligheid) heeft in het verleden diverse onderzoeken gedaan naar overwegongevallen. Voor de Raad voor de Transportveiligheid was het ongeval in Voorst aanleiding om een speciaal aspect van het probleem van de onveiligheid op overwegen nader te belichten: de bestuurlijke, juridische en financiële factoren die een structurele verbetering van de overwegveiligheid in de weg staan. De studie leidde onder meer tot de conclusie, dat wegbeheerders (veelal gemeenten) en spoorwegbeheerder (rijksoverheid) van elkaar afhankelijk zijn bij de veiligheid op de kruising van rail- en wegverkeer. Er is echter geen centrale verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen en de financiering ervan. 'Er zijn geen spelregels, volgens welke de aanpassing van een overweg verloopt', aldus het rapport van de Raad. In de gemeente Voorst bijvoorbeeld waren aan het fatale ongeval jarenlange onderhandelingen voorafgegaan over het opheffen, dan wel ongelijkvloers maken (ondertunnelen) van de overwegen in de gemeente. Die onderhandelingen waren in een impasse geraakt, met name vanwege verschil van inzicht over de financiering van de te kiezen oplossingen.

Alleen overwegen die een trein pas kan passeren als tevoren gecontroleerd is dat er zich na het sluiten van de bomen op de overweg geen verkeer bevindt, zijn volgens de Raad maatschappelijk aanvaardbaar. Dat zal ertoe leiden dat een groot aantal overwegen moet worden opgeheven - waardoor het wegverkeer soms moet omrijden - en dat andere moeten worden omgebouwd tot ofwel ongelijkvloerse, ofwel 'gecontroleerde' kruisingen. Gecontroleerde overwegen kunnen ook worden gerealiseerd door aanpassingen aan de huidige AHOB's. Tegenover de eenmalige kosten die deze aanpassingen met zich meebrengen, staan het menselijk leed en de jaarlijks terugkerende maatschappelijke kosten die nu worden veroorzaakt door ongevallen op de ongeveer 2500 spoorwegovergangen. De laatste jaren vallen er ongeveer 30 doden per jaar. De schade als gevolg van deze ongevallen is aanzienlijk, niet alleen in termen van directe materiële schade maar ook bijvoorbeeld door vertragingen.

De Raad beveelt aan de zorg voor een veilige afwikkeling van het verkeer op overwegen neer te leggen bij één instantie, bestaand of nieuw, die de beschikking zou moeten krijgen over voldoende financiële middelen en wettelijke bevoegdheden. Voor de uitvoering van het noodzakelijke overwegenplan is een wettelijke voorziening nodig. Zo'n wettelijk kader moet het doorhakken van knopen, bijvoorbeeld over de financiering van aanpassingen, vergemakkelijken.

De Raad stelt vast dat de minister van Verkeer en Waterstaat de afgelopen jaren wel in toenemende mate geld ter beschikking heeft gesteld voor verbetering van de veiligheidssituatie op overwegen, en dat daarmee verbeteringen zijn gerealiseerd. 'Dit betekent echter niet dat daarmee het overwegprobleem nu structureel is opgelost', aldus de Raad. Mede in het licht van de plannen voor light rail en het stimuleren van de mobiliteit op het spoor verdient de overwegveiligheid (nog) meer aandacht.