Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Antwoorden op kamervragen over het verrichten van veiligheidsonderzoeken naar de rechterlijke macht

Antwoorden op kamervragen van het lid Van Oven (PvdA) aan de minister van Justitie over het verrichten van veiligheidsonderzoeken naar de rechterlijke macht. (Ingezonden 3 februari 2003, nr. 2020306520)

In antwoord op uw brief van 3 februari 2003, deel ik u mee dat de vragen van het lid Van Oven van uw Kamer inzake het verrichten van veiligheidsonderzoeken naar de rechterlijke macht, worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.
Bijgesloten zijn voldoende kopieën van het antwoord ten behoeve van de vragensteller en de afdeling Voorlichting van uw Kamer.

De Minister van Justitie,

1. Vraag

Is er inmiddels resultaat geboekt bij de besprekingen over de wenselijkheid van veiligheidsonderzoeken bij de rechterlijke macht?

1. Antwoord

Er worden geen besprekingen gevoerd over de wenselijkheid van veiligheidsonderzoeken bij de rechtsprekende macht. De discussie over de wenselijkheid van veiligheidsonderzoeken bij de rechtsprekende macht is beëindigd tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel veiligheidsonderzoeken op 14 februari 1996 door de toezegging van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dijkstal, dat er een specifieke regeling komt voor veiligheidsonderzoeken bij de rechtsprekende macht (Handelingen TK 55-4066). Er vinden wel besprekingen plaats over de vormgeving van de regeling van veiligheidsonderzoeken bij de rechtsprekende macht.

2. Vraag

Zo ja, kunt u de resultaten aan de Tweede Kamer meedelen?

2. Antwoord

Mijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft tijdens het algemeen overleg met de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alsmede Inlichtingen-en Veiligheidsdiensten op 11 december 2002 toegezegd dat de Kamer in het voorjaar van 2003 schriftelijk geïnformeerd wordt over veiligheidsonderzoeken bij de rechtsprekende macht (Kamerstukken II 2002-2003, 28 600 VII, nr. 43, blz. 9). Ik sluit mij bij deze toezegging aan.

3. Vraag

Zo neen, kunt u uiteenzetten welke problemen leiden tot een kennelijk al jarenlang doorgaande discussie over dit onderwerp?

3. Antwoord

Gezien mijn antwoord onder 2 is beantwoording van deze vraag niet meer aan de orde.


---
© Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -