Vereniging van Effectenbezitters
VEB roept beleggers Ahold op.
Persbericht | 26-02-2003
Naar aanleiding van de gebeurtenissen van 24 februari jl. en de honderden telefoontjes van gedupeerde beleggers die zijn ontvangen, heeft de VEB besloten beleggers in Ahold op te roepen.
Deze oproep vindt plaats teneinde de belangen van de beleggers te
bundelen en snel te kunnen handelen indien informatie en onderzoek
aanleiding geven tot het starten van een juridische procedure. Voor
een beslissing daarover is het naar het oordeel thans te vroeg. Eerst
dient nadere informatie te worden verkregen van Ahold over de oorzaken
van de noodzakelijk geachte bijstelling van de winst met (mogelijk
meer dan) 500 miljoen dollar en de uitkomsten van het (forensisch)
onderzoek dat zowel naar US Foodservice als naar de Zuid-Amerikaanse
activiteiten (Velox/Disco) geschiedt. Deze informatie zal in
combinatie met eigen onderzoek en in samenspraak met de VEB-advocaten
worden beoordeeld, op grond waarvan de beslissing wordt genomen of en
zo ja welke juridische actie wordt ondernomen. Ook voor de vorm van
een eventueel te starten juridische actie is thans nog niets te
zeggen.
Dit hangt in sterke mate af van de volgende zaken:
a) Indien Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen al op de hoogte
waren van de problemen bij US Foodservice, dan heeft men
Ahold-aandeelhouders en het beleggend publiek te laat geïnformeerd,
hetgeen tot schade kan hebben geleid.
b) Indien de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen pas enkele
dagen voorafgaand aan het persbericht van 24 februari jl. over
beschikking kregen over deze informatie en inzicht kregen in de aard
en de omvang van de problematiek, is de vraag in hoeverre de Raad van
Bestuur naar behoren heeft gefunctioneerd, de dochterbedrijven heeft
gemonitord en zorgvuldig is geweest bij de acquisitie en due
diligence-onderzoeken. Tevens is dan de vraag of de Raad van
Commissarissen en zijn voorzitter hun toezichthoudende taak naar
behoren hebben uitgeoefend.
c) Voorts is van belang in hoeverre de problemen reeds bestonden ten
tijde van de acquisitie van US Foodservice in 2000 en de acquisities
van Alliant in 2001. In het geval deze problemen reeds bekend waren
bij de verkopers en niet of onvoldoende bekendgemaakt zijn aan Ahold,
kan hier aansprakelijkheid uit voortvloeien en zou Ahold een
schadeclaim bij de verkopende partijen kunnen indienen.
d) Het bovenstaande maakt tevens duidelijk dat het op basis van de
huidige summiere informatie die op sommige vlakken meer vragen oproept
dan beantwoord niet mogelijk is om aan te geven wie naast de
eindverantwoordelijkheid van Raad van Bestuur en Raad van
Commissarissen direct verantwoordelijk zijn voor de Ahold-problemen
bij US Foodservice en de Zuid-Amerikaanse activiteiten. In ieder geval
is duidelijk dat bijzondere aandacht zal worden besteed aan de rol
van:
1) de Raad van Bestuur
2) het lokale management
3) de Raad van Commissarissen
4) de accountants, zowel van Ahold als van dochterbedrijven
5) de verkopende partijen
De VEB benadrukt dat de vereniging ruime ervaring heeft met procedures met betrekking tot tekortschietende en misleidende informatie. In dit verband kan genoemd worden de succesvolle procedure Philips, die geleid heeft tot een schikking waarbij de aangesloten beleggers een compensatie ontvingen van gemiddeld 20.000 gulden, de procedure World Online (die thans nog steeds loopt) en de betrokkenheid in de enquêteprocedure Laurus. De VEB wijst er voor de goede orde op dat de juridische mogelijkheden in Nederland aanzienlijk afwijken van die in de Verenigde Staten, waar betere mogelijkheden bestaan om class actions te starten. Dit betekent overigens geenszins dat de VEB Nederlandse beleggers aanbeveelt zich bij de Amerikaanse advocatenkantoren die zich kennelijk thans wel in staat achten om conclusies te trekken over de oorzaken - aan te sluiten.
De VEB zal de beleggers die zich bij de vereniging aanmelden op de hoogte houden van verdere ontwikkelingen en hen om een machtiging vragen voor de te houden aandeelhoudersvergadering.
Vereniging van Effectenbezitters
Drs. P.P.F. de Vries, directeur