Openbaar Ministerie

Den Haag, 26 februari 2003

Altijd actie politie bij ingrijpende feiten

Strafbare feiten waarvan de verdachte bekend is, moeten altijd worden opgepakt door de politie. Als sprake is van ingrijpende feiten moet er altijd gerichte opsporing plaats vinden. Dat zijn de twee hoofdregels van de Aanwijzing voor de opsporing, de richtlijnen van het College van procureurs-generaal voor het maken van de noodzakelijke keuzes bij de opsporing.

Via de aanwijzing wil het OM zich concentreren op de feiten waarvan het vindt dat ze bij voorkeur vervolgd en berecht moeten worden. In de aanwijzing, die op 1 maart in werking treedt, worden deze twee hoofdregels met de daarbij behorende uitzonderingen beschreven. Uit de tekst van de aanwijzing blijkt dat de ernst van het strafbare feit en de aanwezigheid van bruikbare sporen de criteria zijn die bepalen hoeveel tijd de politie en het Openbaar Ministerie (OM) voortaan gaan steken in opheldering van de zaak en de vervolging en berechting van de verdachten.

Voorbeeld: politie altijd naar woninginbraak
De Aanwijzing voor de opsporing moet er bijvoorbeeld voor gaan zorgen dat de politie voortaan - anders dan nu in de praktijk vaak het geval is - bij woninginbraken altijd ter plaatse bekijken wat er is gebeurd, wat er is verdwenen en of er sporen zijn. De aanwijzing is het kader voor het maken van keuzes bij de aanpak van strafbare feiten. In grote lijnen wordt aangegeven wat de minimale respons moet zijn bij strafbare feiten.
De aanwijzing moet er voor zorgen dat in de komende jaren niet alleen méér strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd, maar ook dat dit de zaken zijn die de samenleving het meest raken. De OM-beleidsregel werd aangekondigd in Perspectief op 2006, het meerjarenprogramma van het OM en in het veiligheidsprogramma van de regering. Over de aanwijzing is onder meer overleg gepleegd met de politie.

Geen lijstjes strafbare feiten
Er is niet voor gekozen om in de aanwijzing lijstjes op te nemen van strafbare feiten waaraan extra aandacht of juist minder of zelfs géén aandacht moet worden geschonken. Dat wordt als een weinig vruchtbare benadering gezien omdat er ook bij lichtere delicten aanleiding kan zijn deze op te sporen. Zo zal de politie een fietsendief die op heterdaad wordt betrapt, niet mogen laten lopen.

Ook kan er op die manier beter rekening mee worden gehouden dat onder één noemer naast zware ook lichte vormen van criminaliteit samengaan. Zo worden onder het begrip 'geweld' naast vormen met zwaar letsel ook lichtere vormen geschaard als de zogeheten 'droge klap' en bedreiging. Deze vragen een verschillende strafrechtelijke reactie. De voor de hand liggende vuistregel is dat hoe ernstiger het feit is, hoe meer moet worden gedaan om de zaak op te helderen opdat verdachten vervolgd en berecht kunnen worden.

Capaciteit dwingt tot maken keuzes
Het Openbaar Ministerie zou het in beginsel wenselijk vinden om aan ieder delict zoveel aandacht te geven als nodig is om tot opheldering te komen, of het nu gaat om moord of om fietsdiefstal. Dit is echter door de beperkte capaciteit bij de politie, het OM en de rechtsprekende macht niet realistisch, zo benadrukt het College van procureurs-generaal in de aanwijzing. Maar het zou niet aanvaardbaar zijn als de schaarste aan middelen zodanige vormen aanneemt, dat ook bij zwaarder wegende misdaden serieuze opsporingsinspanning achterwege blijft. In deze aanwijzing wordt een kader geven voor wat de samenleving op z'n mínst, en in redelijkheid, mag verwachten'.

Als aan de aanwijzing uitvoering wordt gegeven dan zal in de komende jaren het aantal opgehelderde zaken dat de politie aanlevert bij het OM met ongeveer 40.000 stijgen. Dat aantal is ook onlangs afgesproken in het convenant tussen de politie en de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken.

Burger heeft recht op informatie
De aanwijzing werkt twee kanten op: de politie en de officier van justitie kunnen zich erop beroepen bij het maken van de soms moeilijke keuzes en de burger kan er gebruik van maken als hij zich afvraagt of er wel de goede afwegingen zijn gemaakt. Degene die aangifte heeft gedaan van een strafbaar feit heeft niet alleen recht op informatie over de stand van zaken van het onderzoek, maar kan zich ook tot het OM wenden als er volgens hem door de politie een onjuiste keuze is gemaakt.