European Commission
IP/03/284
Brussel, 26 februari 2003
Luchtvervoer: de Commissie stelt duidelijke regels voor voor de
behandeling van allianties tussen luchtvaartmaatschappijen uit de EU
en uit derde landen
De Europese Commissie heeft een voorstel aangenomen voor een
verordening die haar duidelijke bevoegdheden verleent voor de
beoordeling van zaken die betrekking hebben op het luchtvervoer tussen
de Gemeenschap en derde landen. Hiermee zou een einde worden gemaakt
aan de huidige abnormale situatie waarin de Commissie zeggenschap
heeft over een volledig Europese alliantie, maar niet over een
alliantie met bijvoorbeeld een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij. In
een toelichting op het voorstel verklaarde commissaris Monti: "De
noodzaak om deze abnormale situatie te beëindigen doet zich des te
meer gevoelen als gevolg van het recente "open-skies" arrest van het
Europese Hof, waarin wordt erkend dat de EU bevoegd is voor
luchtvaartbetrekkingen met derde landen. Naar verwachting zal dit
arrest in de sector meer consolidatie teweegbrengen."
De aan de Raad en het Parlement voorgestelde verordening zal de
Commissie effectieve en doelmatige bevoegdheden verlenen om
bijvoorbeeld allianties tussen luchtvaartmaatschappijen uit de EU en
luchtvaartmaatschappijen uit derde landen te onderzoeken op dezelfde
wijze als zij thans al allianties tussen in de EU gevestigde
luchtvaartmaatschappijen onderzoekt(1)
. Tevens stelt de Commissie voor dat zij de bevoegdheid krijgt om in
gerechtvaardigde gevallen groepsvrijstellingen te verlenen. Gehoopt
wordt dat de nieuwe verordening, indien deze wordt goedgekeurd, op 1
mei 2004 inwerking treedt, op hetzelfde ogenblik als de nieuwe
antitrustverordening, Verordening 1/2003, waarin de regels en
procedures zijn vastgesteld voor de handhaving van de artikelen 81 en
82 van het Verdrag.
Momenteel heeft de Commissie geen effectieve handhavingsbevoegdheden
voor de toepassing van de Europese mededingingsregels op het
luchtvervoer tussen de Europese Unie en derde landen. Dat heeft met
name gevolgen gehad voor zaken die betrekking hadden op
transatlantische of andere allianties tussen luchtvaartmaatschappijen
uit de EU en luchtvaartmaatschappijen uit derde landen.
Dit is duidelijk een abnormale situatie, aangezien de Commissie in de
jaren tachtig de bevoegdheid heeft gekregen (Verordening 3975/87) om
de mededingingsregels toe te passen op het luchtvervoer tussen
luchthavens in de EU, met inbegrip van allianties tussen de Europese
luchtvaartmaatschappijen.
Er zijn geen regels of procedures voor zaken die betrekking hebben op
het luchtvervoer tussen de Gemeenschap en derde landen. De Commissie
kan de alliantie wel onderzoeken in het kader van artikel 85 van het
Verdrag, dat haar de mogelijkheid biedt om de betrokken ondernemingen
"passende maatregelen voor te stellen" om een inbreuk op de
mededingingsregels te beëindigen en de lidstaten te "machtigen" om
dergelijke maatregelen te treffen.
Artikel 85 verleent de Commissie geen passende instrumenten om
onderzoeken in te stellen en biedt de Commissie evenmin mogelijkheden
om de ondernemingen te verplichten de inbreuken te beëindigen en om
oplossingen op te leggen en sancties toe te passen.
Een direct gevolg is dat de behandeling van dergelijke allianties
jaren in beslag kan nemen, bijvoorbeeld zes jaar in het geval van de
alliantie tussen Lufthansa, SAS en United Airlines en van de alliantie
tussen KLM en Northwest.
Dit betekent uiteraard niet dat de betrokken luchtvaartmaatschappijen
zes jaar moesten wachten voordat zij code-sharing, revenue-sharing of
bundeling van frequent flyers programma's, waardoor deze allianties
gewoonlijk worden gekenmerkt, in de praktijk konden brengen. Maar het
feit dat de Commissie niet in staat is om in een kortere tijd tot een
besluit te komen leidt tot rechtsonzekerheid.
De luchtvaartsector is de enige uitzondering
De luchtvaart is de enige sector waarin de Commissie geen duidelijke
bevoegdheden heeft om de mededingingsregels op te leggen wanneer het
om luchtvaartmaatschappijen uit derde landen gaat.
Voor alle andere economische sectoren zijn, op enkele onbelangrijke
uitzonderingen na, uitvoeringsverordeningen vastgesteld die volledig
van toepassing zijn wanneer de effecten van concurrentieverstorende
afspraken of onrechtmatige gedragingen voelbaar worden op de markt van
de EU
Verordening 1/2003, die in de plaats komt van Verordening 17/62 en de
procedurele bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3975/87, zal hierin
geen verandering brengen.
De Commissie is van mening dat als gevolg van het recente arrest van
het Hof in de "open skies" zaken de noodzaak van een samenhangend
Europees beleid voor het internationale luchtvervoer is toegenomen.
Zij heeft in dit verband een pakket maatregelen voorgesteld voor de
verdere ontwikkeling (IP/03/281). Mededinging is uiteraard een
essentieel onderdeel van ons beleid ten aanzien van het internationale
luchtvervoer.
De voorgestelde verordening van de Raad heeft in de eerste plaats tot
doel een effectiever en efficiënter kader te creëren voor
antitrustprocedures in verband met het luchtvervoer tussen de
Gemeenschap en derde landen. Daarom wordt voorgesteld uit Verordening
1/2003 de bepaling te schrappen die momenteel een uitzondering maakt
voor het luchtvervoer tussen de EU en derde landen, zodat de
handhavingsregels van Verordening 1/2003 ook op dat vervoer van
toepassing worden.
Bovendien wordt voorgesteld om Verordening 3975/87 in te trekken,
aangezien deze verordening vrijwel geen zin meer heeft na de wijziging
van Verordening 1/2003 en de goedkeuring van de voorgestelde
verordening.
Tenslotte stelt de Commissie voor dat zij de bevoegdheid krijgt om
groepsvrijstellingen te verlenen, evenals reeds het geval is voor het
luchtvervoer tussen Europese luchthavens. Momenteel zijn er twee van
dergelijke groepsvrijstellingen die betrekking hebben op tariefoverleg
voor interlining en de toewijzing van slots voor het opstijgen en
landen op luchthavens.
(1)
De ontwerp-verordening heeft betrekking op het luchtvervoer tussen de
EU en derde landen, waarbij bijvoorbeeld luchtvaartmaatschappijen een
transatlantische alliantie aangaan, maar niet op concentraties,
waarvoor de verordening betreffende de controle op concentraties van
ondernemingen van toepassing is, ongeacht de plaats van vestiging van
de luchtvaartmaatschappijen. Allianties tussen
luchtvaartmaatschappijen zijn samenwerkingsovereenkomsten die vaak
betrekking hebben op aspecten als dienstregelingen en frequenties,
tarieven, code-sharing, gezamenlijk gebruik van luchthavenfaciliteiten
en -infrastructuur en de bundeling van frequent flyer programma's.