European Commission

IP/03/260

Brussel, 19 februari 2003

De Commissie stelt regeling voor het statuut en de financiering van Europese politieke partijen voor

De Europese Commissie heeft vandaag een voorstel voor een verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen aanvaard, waarin minimumvoorschriften voor de erkenning van politieke partijen op Europees niveau en voor een transparant financieel beheer van deze partijen vastgelegd worden. De politieke partijen spelen een sleutelrol bij het democratische debat over de Europese Unie en dragen er in belangrijke mate toe bij dat de wil van de burgers van de Unie tot uitdrukking wordt gebracht. Dit voorstel zal leiden tot meer democratische controle en grotere verantwoordingsplicht binnen de Europese Unie. Aan de toekenning van de financiële middelen zijn geen politieke voorwaarden verbonden, zodat ook "eurosceptische" partijen evenveel aanspraak kunnen maken op financiering als andere partijen, voor zover zij de beginselen van vrijheid, democratie, rechten van de mens en de rechtstaat onderschrijven. Het Verdrag van Nice, dat deze maand van kracht is geworden, bepaalt dat er regelingen voor de politieke partijen op Europees niveau, met name voor hun financiering, moeten worden vastgelegd. Besluiten hieromtrent hoeven volgens het Verdrag van Nice niet meer eenstemming te worden genomen: de Raad beslist nu met gekwalificeerde meerderheid en het Europees Parlement krijgt daarbij medebeslissingsrecht.

Naar aanleiding van het voorstel merkte de voorzitter van de Commissie, Romano Prodi, op: «Krachtige en onafhankelijke Europese partijen zijn van essentieel belang voor een versterking van de democratie binnen de Europese Unie. Zij vormen een garantie dat het bij de verkiezingen voor het Europees Parlement werkelijk om Europese en niet om nationale kwesties gaat».

De voorgestelde verordening vormt een transparante rechtsgrondslag voor de erkenning van Europese partijen. Zij maakt het mogelijk dat middelen uit de Europese begroting bestemd worden voor de ondersteuning van de activiteiten van daartoe in aanmerking komende Europese partijen. Hiermee wordt een toezegging van de staathoofden en regeringsleiders tijdens de Europese Raad in Nice in praktijk gebracht.

Transparante en duidelijke regels voor de erkenning van Europese partijen

Volgens het voorstel van de Commissie dient het Europees Parlement voor de registratie van een Europese politieke partij verantwoordelijk te zijn. Om in aanmerking te komen moet een partij in minstens drie lidstaten aanwezig zijn, hebben deelgenomen aan verkiezingen voor het Europees Parlement of formeel het voornemen daartoe te kennen hebben gegeven. Het statuut van een Europese politieke partij moet de doelstellingen van de partij bevatten en bepalen welke organen voor het politieke en financiële beheer verantwoordelijk zijn. Het Parlement zal deze statuten openbaar maken.

Alle partijen moeten de beginselen van vrijheid, democratie, rechten van de mens en de rechtstaat onderschrijven. Het Europees Parlement moet dit terzijde gestaan door een onafhankelijk comité door middel van een besluit van een meerderheid van zijn leden controleren. Een dergelijke controle vindt plaats wanneer een kwart van de parlementsleden van minimaal drie fracties dit verlangt.

Financieringsvoorschriften: meer transparantie

De Commissie stelt een transparant en duidelijk kader voor ten behoeve van de financiering van geregistreerde Europese partijen. Zoals in de meeste lidstaten dienen deze partijen uit de overheidsmiddelen gefinancierd te worden, zodat zij relatief onafhankelijk zijn van particuliere donaties. Zoals erkend in het Verdrag, vervullen de partijen een essentiële functie bij het democratisch debat. Daarom is het juist dat de kosten van hun activiteiten gedeeltelijk betaald worden met overheidsgelden.

Er moeten minimumvoorschriften worden vastgesteld voor de gedeeltelijke financiering van de partijen uit de Europese begroting. Het vandaag ingediende voorstel beoogt het democratische en pluralistisch debat over de Europese Unie op gang te brengen. Aan de financiering zijn geen politieke voorwaarden verbonden en "eurosceptische" partijen komen evenzeer in aanmerking voor financiering als andere partijen.

Een partij kan aanspraak maken op financiering uit de Europese begroting als zij in het Europees Parlement of in tenminste eenderde van de lidstaten in nationale of regionale parlementen door afgevaardigden vertegenwoordigd is. Is dat niet het geval, dan moet zij bij de laatste Europese verkiezingen minimaal 5 % van de uitgebrachte stemmen hebben verkregen.

Om redenen van transparantie moet een Europese partij, die subsidies ontvangt, jaarlijks haar ontvangsten en uitgaven en een staat van haar activa en passiva publiceren. Voorts moet de partij de namen van haar donateurs en de door hen geschonken bedragen bekendmaken. De Europese subsidies mogen niet gebruikt worden voor de financiering van verkiezingscampagnes of voor rechtstreekse of indirecte financiering van nationale partijen.

De Commissie stelt voor jaarlijks een bedrag van 8,4 miljoen euro te reserveren, dat door het Europees Parlement beheerd zal worden. Daarvan dient 15% gelijkelijk over alle geregistreerde partijen verdeeld te worden. De overige 85% moet verdeeld worden over de Europese partijen met gekozen afgevaardigden in het Europees Parlement. Deze Europese financiering mag niet meer bedragen dan 75% van het totale budget van de partij.

NB

Sinds het Verdrag van Maastricht (1992) hebben de verdragen de Europese politieke partijen uitdrukkelijk een belangrijke rol toegekend. Artikel 191 van het EG-Verdrag luidt: "Europese politieke partijen zijn een belangrijke factor voor integratie binnen de Unie. Zij dragen bij tot de vorming van een Europees bewustzijn en tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie."

Het Verdrag van Nice bepaalt dat de EU het statuut van de Europese politieke partijen en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vaststelt. Besluiten hieromtrent hoeven volgens het Verdrag van Nice niet meer eenstemmig te worden genomen: de Raad beslist nu met gekwalificeerde meerderheid en het Europees Parlement krijgt daarbij medebeslissingsrecht. Het Verdrag van Nice is op 1 februari 2003 van kracht geworden.

De Commissie had al in februari 2001 een voorstel ingediend. Hoewel er over een groot aantal kwesties overeenstemming bereikt kon worden, was de Raad niet in staat tot een unaniem besluit te komen. De verordening moet nu in het kader van de medebeslissingsprocedure door het Europees Parlement en de Raad van Ministers worden goedgekeurd.