Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Project brengt prestaties welzijnssector in kaart

Een vierjarig project moet eenduidige, vergelijkbare en actuele informatie over de prestaties van de welzijnssector opleveren.

Tot nu toe is er te weinig informatie beschikbaar over de prestaties van de welzijnssector. Hoeveel jongeren blijven bijvoorbeeld op het rechte pad dankzij de inspanning van welzijnsorganisaties? Hoeveel mensen maken gebruik van buurtvoorzieningen? De beschikbare gegevens van welzijnsorganisaties zijn vaak niet onderling te vergelijken. Landelijke cijfers ontbreken. Het project WILL (Welzijn Informatie Landelijk en Lokaal) moet daar verandering in brengen.

Staatssecretaris Ross installeerde vandaag de landelijke regiegroep informatie welzijn. De regiegroep is onderdeel van het project WILL, dat de komende vier jaar meer inzicht moet geven in de prestaties van de welzijnssector. In de sector gaan jaarlijks miljarden euros om.

Speech start project WILL
1.
Speech start project WILL

Toespraak voor de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Clémence Ross-van Dorp, ter gelegenheid van de startbijeenkomst van het WILL-

project op 19 februari 2003 in Den Haag.

Dames en heren,

Veiligheid, integratie van minderheden en ook de zorg staan hoog genoteerd op de

maatschappelijke agenda. Ook in de kabinetsformatie die nu gaande is zijn dit dé

onderwerpen waar het om draait. We horen elke dag wat de problemen op die

terreinen zijn en hoe we die zouden moeten oplossen. Het meest in het nieuws

komen repressieve maatregelen. U kent ze wel: eerder en harder straffen, een

strenger toelatingsbeleid en dat soort zaken.

In het algemeen gesproken komt te weinig in beeld wat de welzijnssector in dit verband zou kunnen betekenen. Vooral in het voorkómen van de problemen. Die

geringe aandacht is niet alleen de schuld van de politiek en de media. Het is deels

ook de schuld van de welzijnssector zelf. Want er is tot nu toe veel te weinig

informatie beschikbaar over wat de sector kan en welke prestaties ze levert. Je zou

kunnen zeggen: harde gegevens over de zachte sector ontbreken.

Dat is niet alleen jammer, het is eigenlijk ook een tikje beschamend dat die

gegevens deels of soms zelfs helemaal ontbreken. Want iedereen en alles leeft

tegenwoordig bij de gratie van informatie. Als je zelf niet duidelijk kunt maken wat je in huis hebt en wat je kunt, blijf je onzichtbaar en luistert er niemand naar je.

Ik ben dan ook heel blij dat ik vandaag de Landelijke Regiegroep Informatie Welzijn

mag installeren. Die moet gaan zorgen dat er voortaan eenduidige, onderling

vergelijkbare en actuele informatie over de prestaties van de welzijnssector

beschikbaar komt. Bijvoorbeeld informatie over zoiets simpels als het aantal

ouderen dat een activiteit in een buurtcentrum bezoekt. Of over, pakweg,

cursussen voor jongeren die op het slechte pad zijn geraakt of dreigen te raken.

Veel te lang hebben de diverse partijen ­ de welzijnsinstellingen, de

brancheorganisaties, de gemeenten ­ wel dit soort gegevens geregistreerd, maar

niet systematisch. Bovendien hanteerde iedereen zijn eigen definities. Daardoor konden de gegevens niet onderling worden vergeleken. Dat leidde tot

spraakverwarring en competentiestrijdjes.

VWS heeft die gang van zaken ­ ik geef dat gelijk toe ­ te lang op zijn beloop

gelaten. We zagen met lede ogen aan dat iedereen met zijn eigen oplossing voor

het probleem kwam. Alleen was die oplossing, zo leek het vaak, helaas niet

verenigbaar met die van de andere partij. Daar komt nog bij dat we het hier wel

hebben over een sector waar jaarlijks miljarden euro's in omgaan. Als je dat geld

doelmatig wil inzetten, moet je wél over goede informatie beschikken. En die informatie heb ik ook nodig om de Tweede Kamer goed te bedienen.

Kortom: het werd de hoogste tijd dat er een eind kwam aan deze situatie. VWS

heeft daarom alle partijen bij elkaar geroepen en ze gevraagd een

gemeenschappelijk informatiesysteem van de grond te tillen. Zo ontstond het

Babylonberaad, genoemd naar het winkel- en zalencentrum hier in Den Haag. En

dus niet naar de Babylonische spraakverwarring van weleer. Ik zeg het er maar

even bij...

En nu is het dus zover dat de welzijnssector een begin maakt met het opzetten van

een deugdelijke informatiestructuur. Het gaat om een project van vier jaar,

waarvoor VWS een bedrag van een half miljoen euro beschikbaar heeft gesteld. In

dit project onder de naam WILL ­ Welzijn Informatie Landelijk en Lokaal ­ werken

alle betrokken partijen samen onder leiding van de Landelijke Regiegroep die ik al

eerder noemde.

En die samenwerking, daar draait het wat mij betreft om. Het is natuurlijk fijn dat

de sector zelf en ik als politiek verantwoordelijke weten wat er allemaal speelt.

Maar we doen het uiteindelijk allemaal voor de cliënt, degene die gebruik maakt van

wat er op de welzijnsmarkt te koop is. Als zo iemand aanklopt bij een instelling of gemeente met een zorgvraag, dan moet hij of zij niet van het kastje naar de muur

worden gestuurd. In een onderzoek van de Consumentenbond naar wat er goed en

fout gaat in de zorg, dat ik begin december in ontvangst nam, kwam dat naar voren

als één van de grootste ergernissen onder patiënten cliënten.

Ik pleit daarom voor één loket, één ingang waar de cliënt terecht kan. Achter dat

ene loket moeten zich als het ware alle welzijnsinstellingen bevinden. De zorgvrager

moet bij dat loket alle benodigde informatie kunnen krijgen en door de lokettist

direct naar het juiste adres worden verwezen. Dat kan natuurlijk alleen als alle welzijnsinstellingen samenwerken door hun informatie beschikbaar stellen voor dat

ene gemeenschappelijke doel: de cliënt goed en snel helpen. En liefst ook tegen zo

gering mogelijke kosten. Het WILL-project kan daar natuurlijk zeer behulpzaam bij

zijn.

Ook uit een ander oogpunt komt dit project wat mij betreft als geroepen. Het

afgelopen jaar heeft het recht op zorg en het recht op hulp centraal gestaan. Dat

recht wordt in feite door niemand betwist. Maar door de nadruk op de

rechtmatigheid van de zorg is de aandacht voor de doelmatigheid van de zorg wat verwaarloosd. Anders gezegd: wat levert die zorg op, wat bereiken we ermee? Ook

die vragen kunnen we straks met de gegevens uit het WILL-project beantwoorden.

Over doelmatigheid gesproken: in mijn optiek moeten we af van al die subsidies

voor steeds weer nieuwe, losse projecten. Dat zijn net vuurpijlen die wel even mooi

zijn, maar ook weer snel uitdoven. Een paar van die vuurpijlen zou je eigenlijk op

het lichtnet moeten aansluiten, zodat ze blijven branden. Anders gezegd: die

projecten structureel inbedden in het welzijnsbeleid. Ik denk dat we daar op den

duur méér mee bereiken dan steeds weer geld uittrekken voor weer een mooi

project.

Ik beschouw het WILL-project overigens zeker niet als een vuurpijl. We schieten die pijl vandaag af, maar wel met de zekerheid dat die zeker vier jaar blijft branden. En

als die dan na vier jaar dooft heeft `ie, als het goed is, de hele welzijnssector

aangestoken. Ik ga er vanuit dat tegen die tijd de informatie die nu nog ontbreekt,

dan voor de hele welzijnssector beschikbaar is. Daarmee kan de sector zichzelf

weer op de kaart zetten. En zullen bijgevolg de politiek en de media weer volop

aandacht hebben voor wat de welzijnssector kan betekenen voor de samenleving.

Ik wens alle betrokkenen daarom veel succes met het welslagen van dit project!