- 18 februari 2003 -
Veel nadruk op uitputting budgetten en te weinig op realisatie doelen
Resultaten plattelandsprojecten met Europese subsidie onduidelijk
Doordat de doelstellingen en beoogde effecten van plattelandsprojecten met Europese subsidies vooraf te algemeen en op een onvergelijkbare wijze zijn geformuleerd, is het achteraf moeilijk vast te stellen wat de resultaten van deze projecten zijn. Bovendien is er weinig betrouwbare informatie over de daadwerkelijke resultaten beschikbaar. Tijdens de uitvoering van de plattelandsprojecten ging de aandacht vooral uit naar de financiële voortgang en de uitputting van de beschikbare budgetten en veel minder naar de niet-financiële resultaten van de projecten. De onderzochte projecten zijn in de periode 1994-1999 in uitvoering genomen. Dit concludeert de Algemene Rekenkamer in het rapport Resultaten van plattelandsprojecten met Europese subsidie, dat zij vandaag publiceert.
Plattelandsprojecten zijn projecten gericht op de ontwikkeling en structurele aanpassing van het platteland. De projecten vielen onder de zogenaamde 5b-doelstelling van de Europese Commissie. Het ging bijvoorbeeld om het stimuleren van milieuvriendelijke landbouw, het ontsluiten van bedrijventerreinen, de aanleg van fietspaden en het ontwikkelen van natuurgebieden. Er zijn in de periode 1994-1999 circa 930 projecten van de grond gekomen. De Algemene Rekenkamer deed onderzoek bij 92 projecten. Er blijkt weinig informatie te zijn over de effecten ervan.
NIEUWE PLATTELANDSPROJECTEN VERGEN AANDACHT
Om in de toekomst de resultaten van het plattelandsontwikkelingsprogramma voor de periode 2000-2006 beter vast te kunnen stellen beveelt de Algemene Rekenkamer aan op drie punten te letten:
* de doelstellingen moeten aansluiten bij het nationale overkoepelende programma en dienen zowel op provinciaal niveau als op projectniveau op een vergelijkbare wijze en in toetsbare en meetbare termen te worden geformuleerd;
* behalve informatie over de financiële voortgang moet ook systematisch betrouwbare informatie worden verzameld over de gerealiseerde prestaties en effecten;
* de regierol van de provincies en de toezichtsrol van het speciale Comité van Toezicht moeten goed worden ingevuld; behalve voor de financiële voortgang moet er met name aandacht zijn voor de kwaliteit van de projectvoorbereiding én het volgen van de resultaten.
VERANTWOORDING MOET CONFORM VBTB-PRINCIPES
De minister van LNV heeft op het onderzoek gereageerd, mede namens de ministers van EZ en SZW en de staatssecretaris voor Europese Zaken. Hij onderschrijft de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. De Tweede Kamer heeft het plattelandsontwikkelingsprogramma 2000-2006 als beleidsprioriteit aangemerkt in het kader van het ontwikkelingstraject 'Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording' (VBTB). De Algemene Rekenkamer vindt het belangrijk dat de minister van LNV duidelijk maakt in hoeverre hij in staat zal zijn om, op Europees én op nationaal niveau, op een adequate wijze verantwoording af te leggen over de resultaten van de plattelandsprojecten.
FEITEN EN CIJFERS
De regio's die in aanmerking kwamen voor Europese subsidie lagen in de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Limburg en Zeeland. De projecten zijn gezamenlijk gefinancierd door de rijksoverheid, provincies/ gemeenten, de Europese Commissie en particulieren.
De plattelandsprojecten konden voor cofinanciering een beroep doen op een bijdrage uit drie Europese structuurfondsen: het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en het Europees Sociaal Fonds (ESF).
>
Noot voor de redactie
Persvoorlichters Vivienne Scheltema 070-3424237 / 06-51492153 en Omar Ramadan 070-3424210 / 06-20248135 zijn beschikbaar voor meer informatie. Rapporten staan op www.rekenkamer.nl of op te vragen via, 070-3424400. Wilt u per e-mail geattendeerd worden op onze publicaties, mail dan naar j.dendulk@rekenkamer.nl