Centrale Raad van Beroep Utrecht > Actueel

Korting op AAW-uitkering bij verwerven van inkomsten uit arbeid indien duurzaamheid niet vaststaat.

Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 18-02-2003

Toepassing van art. 33 AAW is aan de orde indien onzekerheid bestaat over zowel de duurzaamheid van de verrichte arbeid, als de duurzaamheid van de omvang van verdiensten uit arbeid. De enkele omstandigheid dat de schattingseis, inhoudende dat sprake is van een bepaalbaar inkomen dat een voldoende mate van representativiteit en duurzaamheid heeft, niet expliciet in art. 5 AAW staat, staat niet in de weg aan korting van inkomsten op basis van art. 33 AAW indien de inkomsten van een zelfstandige nog onvoldoende bepaalbaar zijn. De wijze van vaststellen van de fictieve mate van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in art. 33 AAW ligt niet in elk opzicht in dezelfde lijn als die bedoeld in art. 5 AAW. Bij art. 33 AAW is er nimmer sprake van een theoretische schatting, maar gaat het erom dat in verhouding tot de mate van arbeidsongeschiktheid onevenredig hoge inkomsten uit arbeid worden gekort. Toepassing van art. 33 AAW levert geen ongerechtvaardigd onderscheid op ten opzichte van arbeidsongeschikte personen die geen inkomsten uit arbeid hebben, althans niet zoveel dat dit tot korting op de uitkering dient te leiden. Er bestaat immers een relevant verschil tussen de situaties waarin de beide categorieën personen verkeren. In het licht van inhoud en strekking van art. 33 AAW, te weten anticumulatie van daadwerkelijk verworven inkomsten uit arbeid, is in het geheel niet relevant in hoeveel uren per week die inkomsten zijn verworven noch op welke wijze de resterende verdiencapaciteit indertijd is vastgesteld.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AF4352

Zie het origineel http://www.rechtspraak.nl/act...d=10789&i=52&ti=5 .