Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Inkoopstrategie
C o l o f o n
Opdrachtgever
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Steunpunt Suwi Gemeenten
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Tel.: 070-3335750
www.gemeenteloket.minszw.nl
Uitgave
Steunpunt Suwi Gemeenten
Basistekst
Cap Gemini Ernst & Young, adviesgroep Werk en Inkomen,
Henk Bakker en Peter van Eekert (managing consultants)
Vormgeving en Productie
BVD Buro voor Design
Met dank aan
De leden van de begeleidingscommissie van de opdrachtgever
en alle leden van de gebruikersklankbordgroep en geïnterviewden
1e druk, januari 2003
I n h o u d s o p g a v e
Inleiding 4
Leeswijzer 6
Plaatsbepaling handreiking 6
1 Wat is inkoopstrategie? 7
1.1 Inleiding 7
1.2 Inkoopcyclus 7
1.3 Inkoopstrategie in relatie tot de inkoopcyclus 8
2 Aandachtspunten inkoopstrategie 10
2.1 Positie van de gemeente 10
2.1.1 Hoofdmodellen 11
2.1.2 Vormgeving klantmanagement 14
2.1.3 Hoofdaannemerschap; inkoop integrale trajecten of losse producten 15
2.2 Doelgroepen en cliënten 17
2.2.1 Wordt wel of niet op basis van vooraf benoemde doelgroepkenmerken ingekocht? 17
2.2.2 Keuzevrijheid voor cliënten 18
2.3 Samenwerking 20
2.4 Inkoopprocedure 23
2.4.1 Wijze van inkopen. 23
2.4.2 Plaats van zorg en sociale activering in de procedure 23
2.4.3 Zicht op kwaliteit 24
2.4.4 Wijze van beoordelen offertes 25
2.5 Inhoud contracten 25
2.5.1 Volumeafspraken 26
2.5.2 Looptijd contract 26
2.5.3 Duurzaamheid plaatsingen 27
2.5.4 Financiering 28
Tot besluit 29
Bijlage 1 Checklist 30
Bijlage 2 Relevante publicaties en websites 31
Bijlage 3 Geraadpleegde personen 32
---
I n l e i d i n g
De voor u liggende handreiking `Inkoopstrategie' is ontwikkeld in opdracht van het Steunpunt
Suwi Gemeenten (SSG) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze
handreiking is een aanvulling op de eerder verschenen producten zoals opgenomen in het
overzicht `Inkopen van reïntegratietrajecten'(1), ontwikkeld door SSG.
Hoofddoel van de handreiking `Inkoopstrategie' is de gemeenten meer bewust te maken van
de effecten die strategische keuzen (kunnen) hebben. In aanvulling op eerdere handreikingen
- waarin de nadruk lag op de consequenties van inkoop voor de eigen gemeentelijke organisatie
- ligt in deze handreiking de focus op de externe effecten. Het gaat daarbij met name om de
invloed van strategische keuzen op de werking van de reïntegratiemarkt. Diverse partijen, niet
in de laatste plaats gemeenten zelf, zijn gebaat bij een goede marktwerking.
Door Suwi zijn gemeenten direct verantwoordelijk gemaakt voor de reïntegratie van bij-
standsgerechtigden, van burgers die een uitkering ontvangen in het kader van de Algemene
Nabestaandenwet en van niet-uitkeringsgerechtigden. Ingevolge de Suwi-wet en de WIW
kopen gemeenten de diensten die zij in het kader van de WIW financieren (behalve de
WIW- dienstbetrekkingen), zoveel mogelijk op de markt in. De regel is dus altijd inkopen.
Het `zoveel mogelijk' is in de circulaire van 4 september omschreven in de zgn. 80-20-regel.
Deze circulaire bevestigt de regel van altijd inkopen, behalve in het geval dat het gewenste
product niet op de markt te vinden is (waarbij dus wél daaraan voorafgaand de vraag naar
het product op een transparante en objectieve wijze bekend is gemaakt), wanneer het om
specifieke leer-/werk-situaties gaat en wanneer het om scholing voor een WIW-dienst-
betrekking gaat, die nodig is voor de uitoefening van de dienstbetrekking. De wettelijke
kaders voor de inkoop liggen vast in Europese en nationale wet- en regelgeving, inclusief de
genoemde circulaire van 4 september. (2)
In algemene zin zijn gemeenten opgeroepen met name de rol van regisseur en opdrachtgever te
pakken en aan de markt over te laten wat de markt aan kan. In de hoedanigheid van opdrachtgever
kunnen gemeenten alleen dan wel door onderling samen te werken de werking van de markt in
belangrijke mate beïnvloeden. Dit kunnen zij onder meer doen door een professionele, transparante
wijze van inkopen, een resultaatgerichte aanpak (met een goede prijs-kwaliteitverhouding) en het
stimuleren van gezonde concurrentieverhoudingen tussen aanbieders van reïntegratiediensten.
Deze handreiking biedt ondersteuning bij het maken van strategische keuzen bij het inkoopbeleid
van gemeenten door de effecten van deze keuzen inzichtelijk te maken.
1) De producten zijn bedoeld als ondersteuning van de gemeenten bij de opzet en implementatie van hun inkoopactivi-
teiten in het kader van de nieuwe structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Suwi). Zie de gemeenteloket-site, genoemd
in bijlage 2.
2) Zie voor deze circulaires en voor overige relevante wet- en regelgeving de site van het ministerie van SZW en de
gemeenteloket-site; de internetadressen vindt u in bijlage 2.
4
In de praktijk zijn gemeenten - vaak in relatie tot de inrichting of aanpassing van het gemeente-
lijk klantmanagement - al druk bezig met een omslag in denken en doen op het gebied van
inkoop van reïntegratiediensten. Een minderheid van de gemeenten (de `koplopers') is daar al
behoorlijk ver mee en heeft dus al de nodige ervaring opgedaan(3). Een rode draad in de ervarin-
gen van koplopers is dat er sprake is (geweest) van een groeimodel, waarbij vaak achteraf pas
goed bleek hoezeer een andere manier van inkopen ingrijpt in de gemeentelijke uitvoeringsorga-
nisatie, met als conclusie dat het van belang is om vooraf een grondige interne sterkte-zwakteana-
lyse te maken. In de praktijk is vooraf nog minder stilgestaan bij de externe effecten van strategi-
sche keuzen. Op zich begrijpelijk, omdat het intern voor elkaar krijgen van de nieuwe rol als
opdrachtgever van gemeenten al een hele klus is. De afgelopen periode is echter duidelijk gewor-
den dat de externe effecten van het inkopen zeker niet uit het oog verloren mogen worden, zo
geven gemeenten zelf ook aan. Onder de gemeenten leven veel vragen zoals:
· Kies ik voor de inschakeling van één of enkele hoofdaannemers?
· Koop ik integrale trajecten of koop ik in op productbasis?
· Definieer ik vooraf specifieke doelgroepen waarvoor ik vooraf specifieke dienstverlening
inkoop of koop ik op individuele basis in?
Deze handreiking kan als instrument dienen bij het maken van strategische keuzen in het
inkoopbeleid van gemeenten. Het geeft inzicht in de effecten van de strategische keuzen en geeft
een overzicht van relevante overwegingen en aandachtspunten bij diverse strategische keuzen.
Bij de samenstelling van deze handreiking hebben wij ervoor gekozen de handreiking beknopt
en praktische toepasbaar te houden. Er is bewust afgezien van uitvoerige beschouwingen en uit-
puttende overzichten en er wordt ingezoomd op de belangrijkste hoofd- en deelvragen.
Bij de samenstelling van de handreiking zijn een begeleidingcommissie van de opdrachtgever
en een klankbordgroep van gemeenten in het leven geroepen en zijn diverse gemeenten
geïnterviewd. Daarnaast zijn ervaringen van het UWV meegenomen. Een overzicht van alle
betrokken instanties en contactpersonen is opgenomen in de bijlage. Wij willen iedereen
hartelijk danken voor hun medewerking aan de totstandkoming van deze handreiking.
3) In andere handreikingen zijn interessante voorbeelden beschreven.
---
L e e s w i j z e r :
In hoofdstuk 2 wordt kort aangegeven welke relatie deze handreiking heeft met eerder door
SSG opgeleverde handreikingen. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 in op de vraag wat in het bestek
van deze handreiking wordt verstaan onder inkoopstrategie in relatie tot de gemeentelijke
inkoopcyclus. Hoofdstuk 4 is de kern van de handreiking. Het geeft aan de hand van de
verschillende strategische keuzen die een gemeente kan maken de belangrijkste effecten op
de marktwerking weer. Hoofdstuk 5 bevat een beknopte checklist aan de hand waarvan een
gemeente kan nagaan of de strategische keuzen die in relatie staan met de marktwerking in
het inkoopbeleid zijn meegenomen. Aan de hand van de hoofdthema's in deze checklist kan
een gemeente eenvoudig de mogelijke effecten van de strategische keuzen terugvinden.
In hoofdstuk 6 is een korte slotbeschouwing opgenomen.
P l a a t s b e p a l i n g
h a n d r e i k i n g
SSG heeft al diverse publicaties en handreikingen rond inkoop het licht doen zien. In de
folder `Inkopen van reïntegratietrajecten' voor de gemeenten (folder met overzicht van stappen
en handreikingen) wordt hiervan een overzicht gegeven en wordt de plaats van deze hand-
reiking duidelijk. Doublures en herhalingen zijn vermeden, de handreiking `Inkoopstrategie'
beoogt een aanvulling te zijn. Dit laat onverlet dat de lezer zich wel bewust dient te zijn van
de samenhang van deze handreiking met genoemde eerdere publicaties.
Een directe samenhang is onder meer te vinden met de handreiking `Innovatie bij inkopen'.
In deze handreiking wordt toegelicht hoe de gemeente samen met reïntegratiebureaus innova-
tieve projecten kan bevorderen. Een belangrijk gemeenschappelijk doel van beide handreikin-
gen is gemeenten ervan bewust te maken dat door het bevorderen van een goede marktwerking
kan worden gestuurd op kwaliteitsverhoging en resultaatverbetering tegen zo scherp mogelijke
prijzen.
Een belangrijk verschil tussen deze handreiking en andere handreikingen is, zoals in de inlei-
ding aangegeven, dat in andere handreikingen vooral wordt ingegaan op de methodische kant
van inkoop en op interne consequenties van de diverse manieren van inkopen. De handreiking
`Inkoopstrategie' legt vooral het accent op de externe effecten van de diverse keuzemogelijk-
heden.
Beide aspecten - zowel de interne als de externe consequenties van de inkoop - zijn belang-
rijk. Een cruciale vraag bij de start van iedere inkoopcyclus is wat de eigen gemeentelijke
organisatie aan kan. Het belang van deze interne sterkte-zwakteanalyse mag - zo leert de
praktijk - niet worden onderschat.
6
1
W a t i s i n k o o p s t r a t e g i e ?
1.1 Inleiding
In deze handreiking staat het begrip inkoopstrategie centraal. In de kern gaat het om de wegen
waarlangs, de wijze waarop en de middelen waarmee een organisatie geformuleerde doelen
wil nastreven.
Inkoopstrategie zit in tussen het bepalen van reïntegratiebeleid en -doelen
enerzijds en de concrete uitvoering van het inkoopproces (methodisch inkopen)
anderzijds. De inkoopstrategie heeft als meest centrale kenmerk dat het de
beleidsdoelstellingen omzet in concrete, uitvoerbare acties. Inkoopstrategie is
dus het maken van weloverwogen keuzen hoe de doelstellingen te verwezenlijken.
Om nader in te gaan op de vraag wat inkoopstrategie behelst, wordt de strategie in een bredere
inkoopcyclus geplaatst.
1.2 Inkoopcyclus
Bij inkooptrajecten wordt over het algemeen een vaste cyclus onderscheiden, die steeds weer
wordt herhaald. De snelheid en accenten van de verschillende stappen kunnen per inkoop-situ-
atie verschillen. De inkoopcyclus loopt idealiter parallel aan de beleids- en begrotingscyclus
van de gemeente. Daarbij zal te allen tijde afstemming nodig zijn.
Jaarplan/begroting Inkoopcyclus Selectie en
Bestek gunning
Reïntegratie-
doelstellingen en
prestatie-indicator Methodisch en Contract
bepalen professioneel Missie, visie
inkopen
Bewaken en
Visie en missie bijsturen
op reïntegratie-
beleid
Uitvoering en
Klantmanegement
Onderzoek en
analyse van vraag
en aanbod Monitoren,
Bewaken en Bijsturen
(Planning & Control)
Verantwoording
Beleidsverslag / rekening
---
Voorstaande figuur geeft de verschillende stappen weer, die bij een inkoopproces idealiter
worden gezet. Daarbij plaatst het model de inkoopcyclus als integraal onderdeel van het
methodisch en professioneel inkopen. Als dit model praktisch vertaald wordt naar het inkoop-
proces van de gemeenten, ziet de cyclus er als volgt uit:
1 Analyse klantenbestand en vraagzijde arbeidsmarkt
2 Bepalen van reïntegratiedoelen
3 Methodisch inkopen
4 Regie op klantniveau
5 Bewaken, monitoren, bijstellen van prestaties
6 Terug naar stap 1 etc.
Bron: een kader voor de inkoop van reïntegratietrajecten
Het model is vooral opgenomen voor de plaatsbepaling van de inkoopstrategie. Voor de uit-
werking van deze stappen wordt verwezen naar de handreiking `Een kader voor de inkoop van
reïntegratietrajecten'.
1.3 Inkoopstrategie in relatie tot de inkoopcyclus
De inkoopstrategie heeft als meest centrale kenmerk dat het de beleidsdoelstellingen omzet in
concrete, uitvoerbare acties. Inkoopstrategie is dus het maken van keuzen hoe de doelstellin-
gen te verwezenlijken. Daarom is het belangrijk dat gemeenten hun keuzen bewust maken en
de gevolgen van hun keuzen zo goed mogelijk overzien. De doelstelling van deze handreiking
is de overwegingen die een rol spelen bij te maken keuzen en de gevolgen van die keuzen in
beeld te krijgen.
Voorbeeld: `De gemeente Leiden heeft als beleid dat cliënten een stem moeten hebben in
de keuze van het reïntegratiebedrijf. Om deze (politiek bepaalde) keuze vorm te geven in de
uitvoering, heeft men de strategische keuze gemaakt om meerdere reïntegratiebedrijven te
contracteren, die vergelijkbare producten en trajecten aanbieden. Op deze wijze wordt
bereikt dat de cliënt altijd een keuze heeft.' Alexandra Bartelds, gemeente Leiden
Een ander voorbeeld: `Een contract van 5 jaar met een reïntegratiebedrijf vind ik onzinnig.
Twee jaar is lang genoeg, anders worden opdrachtgevers én opdrachtnemers lui. Dan ontstaat
er een vertrouwensrelatie tussen casemanagers en bemiddelingspersonen, en dat moet niet
gebeuren, het contract moet scherp blijven.' Yvonne Bieshaar, gemeente Den Bosch
Inmiddels hebben veel gemeenten ervaring opgedaan met het aanbesteden en inkopen van
reïntegratiediensten. Voor sommige is het nog relatief nieuw, andere zijn al wat langer hiermee
bezig. De ervaring leert in de eerste plaats dat de vormgeving en uitvoering van aanbesteding
en inkoop allerlei gevolgen hebben voor de intern-gemeentelijke organisatie. Zo komt bijvoor-
beeld de vraag aan de orde hoe het klantmanagement ingericht moet worden of hoe het afge-
sproken aantal cliënten aan het gecontracteerde reïntegratiebedrijf kan worden aangeleverd.
Veel gemeenten zijn nu druk bezig met dit soort vraagstukken.
8
De overwegingen en gevolgen bevinden zich zeker niet allemaal op het niveau van de gemeen-
te zelf. Er zijn ook externe effecten van gemaakte keuzen. Immers, het inkoopbeleid van een
gemeente heeft ook effect op andere spelers dan de gemeente zelf, zoals bijvoorbeeld de aan-
bodzijde op de reïntegratiemarkt, de reïntegratiebedrijven. Maar daarmee meer of minder
direct ook weer op de gemeente zelf.
Voorbeeld 3. Gemeente X heeft het voornemen om trajecten in te kopen bij een hoofd-
aannemer. Om de procedure vorm te geven wordt een bestek opgesteld, waarbij een finan-
ciering volgens no cure, no pay wordt geregeld en een traject als geslaagd wordt beschouwd
na een plaatsing in een baan van minimaal een jaar. Gevolg van deze keuze is dat een aantal
reïntegratiebedrijven besluit niet mee te offreren omdat zij de voorfinanciering die deze
systematiek met zich meebrengt niet kunnen verwezenlijken. Indien het de bedoeling van de
gemeente is om alleen met kapitaalkrachtige bedrijven in zee te gaan, is dit effect niet onge-
wenst. Indien dit niet het geval is, betekent de handelwijze een verschraling van het aanbod
in dubbele betekenis:
· Voor dit moment, omdat een aantal bedrijven niet offreert.
· Mogelijk ook op de langere termijn, omdat deze bedrijven het moeilijk krijgen in een markt
waar dergelijke voorfinanciering gemeengoed wordt.
Hiermee wil niet gezegd zijn dat een keuze voor no cure, no pay ongewenst is, te meer daar
die vraag alleen kan worden beantwoord in samenhang met de vraag welke definitie van het te
behalen resultaat wordt gehanteerd. Ook wordt niet bedoeld te zeggen dat de eis van plaat-
sing voor ten minste een jaar te ver gaat.Wél dat dit consequenties heeft waarmee wellicht
rekening dient te worden gehouden of waarvan men zich ten minste bewust moet zijn.
Voorbeeld 4. Gemeente Y stelt als selectie-eis in haar bestek dat reïntegratiebedrijven
minimaal drie referenties bij andere gemeenten, inclusief slagingspercentages, kunnen opge-
ven. Dit is een eis die aan de opdrachtgever een bepaalde zekerheid geeft. De keerzijde van
de medaille is dat hierdoor nieuwe bedrijven met een mogelijk vernieuwende aanpak bij
voorbaat worden uitgesloten.
Zoals gezegd is de bedoeling van de handreiking niet om aan te geven welke keuzen goed of
fout zijn. De bedoeling is echter wel om gemeenten ervan bewust te maken dat er keuzen te
maken zijn. Uit de Tweede Trendrapportage Reïntegratiemarkt blijkt onder meer dat gemeen-
ten bij het bepalen van hun inkoopstrategie vaak op grond van interne of historische overwe-
gingen een keuze maken, zonder stil te staan bij de externe effecten. Zien gemeenten voor
zichzelf een taak weggelegd om concurrentie te stimuleren of kleinere aanbieders ook een
kans te geven? Gemeenten zijn als opdrachtgever uiteindelijk zeer gebaat bij een optimale
marktwerking, met veel dynamiek en innovatie.
---
2
A a n d a c h t s p u n t e n
i n k o o p s t r a t e g i e
Dit hoofdstuk bevat een overzicht van keuzemogelijkheden en aandachtspunten bij de vaststel-
ling van de inkoopstrategie. Met name wordt kort geschetst wat de externe effecten zijn waar-
van een gemeente zich ten minste bewust moet zijn. Er is een aantal hoofdthema's waaronder
de keuzen en aandachtspunten zijn te rubriceren:
· Positie van de gemeente
· Doelgroepen en cliënten
· Samenwerking
· Inkoopprocedure
· Inhoud van de contracten met de reïntegratiebedrijven
In elke paragraaf wordt een hoofdthema uitgewerkt door in te gaan op de verschillende
strategische keuzen die de gemeente kan maken. Daarbij worden effecten, consequenties en
aandachtspunten genoemd. Bij een aantal issues wordt - waar mogelijk onder verwijzing naar
overige publicaties - volstaan met het noemen van relevante vragen die een gemeente zich
moet stellen, omdat het in die gevallen aan het doel van deze handreiking voorbij zou schieten
als we daar met de vereiste volledigheid op zouden ingaan.
De keuzen die een gemeente kan maken, hebben effecten op de markt. De marktwerking is
belangrijk voor gemeenten omdat - uitgaande van de juiste marktcondities - concurrentie uit-
eindelijk leidt tot een betere kwaliteit, betere resultaten en lagere prijzen. Bij de beschrijving
van de effecten van de strategische keuzen van de gemeente wordt ingegaan op de positie van
gemeenten zelf, op die van de aanbieders (reïntegratiebedrijven) en op die van de profijtgroep,
de gemeentelijke cliënten.
Zoals eerder aangegeven, willen de schrijvers van deze handreiking niet pretenderen met de
beschreven strategische keuzen en daaruit volgende effecten volledig te zijn. Op basis van
input uit de gebruikersklankbordgroep en uit de interviews is een selectie gemaakt, die naar
wij hopen aanslaat bij de behoefte van gemeenten.
2.1 Positie van de gemeenten
Suwi roept gemeenten op om aan de markt over te laten wat de markt zelf aan kan. Hiermee
samenhangend dient de vraag te worden beantwoord hoe de gemeente aankijkt tegen haar
eigen positie op de markt. In de strategische overwegingen over de positie van de gemeente
ten opzichte van de private markt spelen de volgende vraagstukken een rol:
· Concentreren op de regierol (verregaande scheiding regie en uitvoering) of zelf als gemeen-
te ook een belangrijke rol in de uitvoering
10
· Vormgeving klantmanagement
· Hoofdaannemerschap of rechtstreeks met een groter aantal aanbieders zaken doen/-integrale
trajecten inkopen of losse producten
2.1.1 Hoofdmodellen
In algemene zin kan worden vastgesteld dat de fase van visiebepaling ten aanzien van de posi-
tie van de gemeente, als opdrachtgever op de reïntegratiemarkt, niet altijd voldoende grondig
wordt doorlopen. Dit heeft vaak te maken met het ontbreken van een integrale benadering. Er
wordt bijvoorbeeld voor gekozen om voor het eerst te werken met kavels en het maken van
volumeafspraken met reïntegratiebedrijven, terwijl de interne logistiek, die moet waarborgen
dat de afgesproken aantallen cliënten ook daadwerkelijk door de gemeente worden toegeleid,
niet vooraf is geregeld.
In de praktijk is een aantal hoofdmodellen te onderscheiden, waarlangs de gemeenten werken
of gaan werken. Deze zijn beschreven in de Tweede Trendrapportage Reïntegratiemarkt, die in
november 2002 in opdracht van het ministerie van SZW is uitgebracht (officiële aanduiding
`Op weg naar volwassenheid - tweede inventarisatie van de stand van zaken op de markt voor
reïntegratiediensten'). 4)
Model `Scheiding Regie en Uitvoering'
Vaak gepaard gaand met: 26
- maximaal aanbesteden op de markt;
- beperkt aantal hoofdaannemers;
- inkoop complete trajecten;
- klantmanagement zonder kenmerken van reïntegratiedienstverlening;
- sturen op resultaat
`Tussenmodel'
Namelijk: 14
- Model Scheiding Regie en Uitvoering, maar klantmanager stelt
wel zelf trajectplan op (meest voorkomend tussenmodel) en/of
- Differentiatie: afhankelijk van soort doelgroep/cliënt werken
klantmanagers volgens één van de twee hoofdmodellen
(bijv. fase 4 wel intensief klantmanagement en bij fase 2/3 niet).
Model `Actief Keten- en klantmanagement'
Vaak gepaard gaand met: 6
- intensieve rol klantmanagers in en tijdens uitvoering traject;
- groot scala aan gespecialiseerde aanbieders;
- inkoop op productbasis;
- grote invloed op richting en inhoud traject, sturen op doorstroom
naar vervolgstappen (resultaat) tijdens traject
4) Het aantal, genoemd in de tweede kolom heeft betrekking op de gemeenten die in het kader van de Tweede
Trendrapportage zijn geïnterviewd.
---
Het meest gangbaar is, zo is vastgesteld, het model `Scheiding Regie en Uitvoering'. Het
model `Actief Keten- en klantmanagement', zoals dat in Den Bosch en Tilburg wordt uitge-
voerd, komt minder vaak voor. Dit heeft te maken met de oproep van Suwi om zoveel moge-
lijk aan de markt over te laten, maar ook wordt door sommige gemeenten aangegeven dat
intensief klantmanagement met de huidige personele bezetting (kwantitatief en/of kwalitatief)
niet kan worden waargemaakt.
Overwegingen bij de keuzebepaling voor een van de hoofdmodellen of een variant
daarop zijn:
· Vindt de beoordeling plaats op alleen zakelijke gronden (effectiviteit en efficiency) of
geheel of gedeeltelijk ook op politieke gronden? Sommige gemeenten vinden bijvoorbeeld
het opstellen van trajectplannen bij uitstek een publieke taak. Andere zien daar vanaf omdat
ze vinden dat hierdoor in het proces een doublure ontstaat (ook reïntegratiebedrijven zullen
zelf een intake willen doen en een professioneel oordeel hebben over het meest adequate
plan) of omdat ze vinden dat reïntegratiebedrijven daar sowieso beter in zijn.
· Wat kan de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie aan op korte en middellange termijn? Een
grondige interne sterkte-zwakteanalyse is een noodzakelijke randvoorwaarde voor een pro-
fessionele keuzebepaling door de gemeente. Dit laten we hier verder rusten, omdat hieraan
in eerdere handreikingen al aandacht is geschonken.
· Wat betreft de marktwerking is evident dat het model `Scheiding Regie en Uitvoering',
waarbij de gemeente zich concentreert op haar regierol, meer markt creëert en dus (nieuwe)
aanbieders aantrekt, waardoor er sprake is van meer concurrentie en daardoor in beginsel
een sterkere uitgangspositie voor gemeenten. Een risico daarbij, waarvan de gemeente zich
bewust moet zijn, is een te grote afhankelijkheid van de gemeente ten opzichte van de aan-
bieder(s), zoals lange tijd het geval was en soms nog is op het gebied van gesubsidieerde
arbeid. Er zijn dus maatregelen nodig, die dit risico ondervangen: hoe sturing geven en vol-
doende greep houden op de uitvoering? Mogelijkheden daarin zijn: extra aandacht voor
voortgangsrapportages en andere afspraken over kwaliteitsborging en -monitoring, via een
klanttevredenheidsonderzoek of door exitgesprekken. Aanvullend op de verplichte klachten-
procedure kan de gemeente cliënten ook actief oproepen om zich zo nodig rechtstreeks tot
de gemeente te wenden. Voor zover de gemeente zelf reïntegratieactiviteiten uitvoert, is ove-
rigens het vraagstuk van sturing (intern) niet minder aan de orde. Ook daarbij kunnen intern
prestatie-afspraken worden gemaakt (managementcontracten en het introduceren van interne
klant-leverancier-verhoudingen). Hoe zakelijk die afspraken ook zijn, externe klant-leveran-
cier-verhoudingen worden doorgaans gekenmerkt door een grotere zakelijkheid door een
grotere flexibiliteit om in geval van niet-functioneren zo nodig de relatie te beëindigen.
· Gemeenten in beide hoofdmodellen hebben alle de overtuiging dat hun model de beste
waarborgen bevat voor de beste prijs-kwaliteitverhouding. Benchmarking zal op dit punt
duidelijkheid moeten verschaffen.
12
· Hoe gaat de gemeente om met gesubsidieerde arbeid en sociale activering? Vragen die de
gemeente zich daarbij in ieder geval moet stellen, zijn:
- Welke visie heeft de gemeente op de positie van gesubsidieerde arbeid en sociale
activering binnen het totale reïntegratiebeleid?
- Uitgaande van de geïntegreerde benadering (doorgaans reïntegratieladder of
ketenbenadering genoemd), hoe wordt daarop gestuurd? Hoe zijn overdrachtsmomenten
georganiseerd? Is er regie vanuit één punt? Hoe wordt gestuurd op de maximale door-
stroom naar werkgerichte reïntegratietrajecten? Wordt hiertoe wel of niet gewerkt met
financiële prikkels? Welke?
- Zelf doen of uitbesteden?
Worden deze wel of niet meegenomen bij de aanbesteding? De 80-20-regel in de SZW-
circulaire van 4 september 2002 houdt overigens, zoals in de Inleiding aangegeven, niet in
dat 20% zonder meer is vrijgesteld van een aanbestedingsverplichting. Hoe dan ook is het
regime van de Europese Richtlijn Diensten, dat in eerdere handreikingen in opdracht van
SSG al uitvoerig is beschreven, onverkort van toepassing.5)
· Bij de omslag van oud naar nieuw moet de gemeente zorgvuldig te werk gaan. In de eerste
plaats in de richting van bestaande partners die voortaan in vrije concurrentie moeten mee-
dingen naar opdrachten. Op grond van de huidige wet- en regelgeving moet ook sociale
activering in beginsel worden meegenomen bij de aanbesteding (zie de toelichting op de 80-
20-circulaire in de Inleiding), maar in ieder geval kan bij de wijze waarop dat wordt gedaan
de benodigde zorgvuldigheid worden ingebouwd. De inhoud van het bestek is daarbij een
belangrijk sturingsinstrument. Ook ten aanzien van instellingen voor gesubsidieerde arbeid
zijn gemeenten bezig met de vraag hoe verzakelijking handen en voeten moet worden gege-
ven met oog voor zorgvuldigheid in de omslagfase. Hoe wordt de betreffende instellingen
gelegenheid gegeven zich daarop in te stellen?
In de tweede plaats is zorgvuldigheid vereist in de richting van de eigen gemeentelijke uit-
voeringsorganisatie. Dit laatste speelt niet alleen bij outsourcing van gemeentelijke activi-
teiten, maar ook bij de omslag in werken binnen de sociale dienst, waardoor consulenten
niet alleen opeens klantmanager heten, maar ook over andere competenties en vaardigheden
moeten beschikken. Een deel van de consulenten kan daarin via training en learning by
doing meegaan, maar sommigen zullen daartoe niet in staat zijn. Een grondige analyse van
de bestaande uitgangssituatie is dan ook een belangrijk onderdeel van de visiebepaling door
de gemeente.
5) Gemeenten dienen vast te stellen in hoeverre de Europese Richtlijn Diensten van toepassing is (voluit: De Europese Richtlijn voor
overheidsopdrachten: Diensten (92/50/EEG), waarin opgenomen richtlijn 97/52/EG). Diensten waarvan de totaal geraamde waarde
boven een drempelbedrag van E 200.000 uitkomt vallen onder deze richtlijn (bijlage 1B, Beperkte Regime). Indien een drempelbe-
drag van E 214.326 wordt overschreden, is bijlage 1A (Volledige Regime) van toepassing. In alle gevallen zal de gemeente die een
opdracht gaat aanbesteden (ongeacht de omvang van de aanbesteding) een keuze moeten maken tussen een openbare en een niet-
openbare aanbesteding. Het belangrijkste verschil is dat bij de openbare procedure in één keer de selectie- en gunningscriteria aan
de aanbieders worden overgelegd, terwijl dit bij de niet-openbare procedure kan worden gescheiden. Anders dan de naam doet ver-
moeden, is de niet-openbare procedure evenzeer toegankelijk voor aanbieders als de openbare procedure.
13
· Indien een gemeente de strategische keuze maakt om zich te concentreren op de regierol,
kan dat zijn weerslag hebben op de relatie van de gemeente met haar klanten. De keuze stelt
daarmee eisen aan een heldere communicatie over de aanpak die met het reïntegratiebedrijf
is afgesproken, over een klachtenregeling, over de onverminderde mogelijkheid van de
gemeente om flankerend beleid in te zetten en over de onverminderde verantwoordelijkheid
en zorg van de gemeente voor haar burgers. Zou een gemeente dit nalaten dan kan het
gevolg zijn dat klanten het verminderde directe contact met de gemeente als negatief zullen
ervaren en daarover gaan klagen.
· Daarnaast stelt de strategische keuze van concentratie op de regierol extra eisen aan het des-
gewenst organiseren van keuzemogelijkheden voor cliënten. Hoe kan een gemeente vervol-
gens advies en ondersteuning door klantmanagers organiseren?
2.1.2 Vormgeving klantmanagement
Met `De gemeente als klantmanager' (in 2002 uitgebracht in opdracht van SSG) is aan
gemeenten een stappenplan aangereikt, dat sociale diensten ondersteunt in het ontwikkel-
proces van bijstandsconsulent naar klantmanager, van klantvriendelijkheid naar klantgericht-
heid. Deze stappen zijn:
a. Omgevingsanalyse sociale dienst
b. Vaststellen missie, visie en doelstellingen sociale dienst
c. Bepalen dienstverleningsconcept van de sociale dienst
d. Beschrijven functieprofiel klantmanager
e. Invoeren en ontwikkelen
Het bepalen van de positie van de gemeente als opdrachtgever op de reïntegratiemarkt is een
belangrijke stap die voorafgaat aan de inrichting van het klantmanagement. Afhankelijk van
die positiebepaling (inclusief de wijze van inkopen) en het dienstverleningsconcept moeten
klantmanagers bepaalde rollen kunnen vervullen en zijn de bijbehorende competenties nodig.
Hiervoor wordt verwezen naar de genoemde handleiding over klantmanagement.
Professionalisering in inkoop en uitvoering heeft zodanige consequenties en effecten, dat bij
de vormgeving van klantmanagement goed moet worden gekeken naar onder meer de volgende
aandachtspunten:
· Zorg voor een goed opleidings- en trainingstraject voor de bijstandsconsulenten. Onderschat
niet welke eisen professioneel klantmanagement stelt aan de uitvoerende medewerkers,
zeker als wordt gekozen voor een zeer intensieve vorm van klantmanagement. Wees naast
ambitieus ook realistisch (wat is binnen welke planning mogelijk, gelet op mogelijkheden
en beperkingen van de huidige consulenten).
· Een intensief klantmanagement, waarbij de klantmanager in begeleidende zin ook zeer
actief is tijdens de uitvoering van reïntegratietrajecten, brengt met zich mee dat aan de
cliënt duidelijkheid moet worden gegeven over de vraag voor welke begeleiding en vragen
de cliënt bij welke begeleider moet zijn: de klantmanager of de reïntegratiecoach? Dit stelt
14
wederom eisen aan communicatie en tevens aan een nauw sluitend samenspel tussen
gemeente en reïntegratiebedrijf.
· In de mate waarin reïntegratiebedrijven niet alleen worden gestuurd en afgerekend op het
eindresultaat, maar ook op de wijze van uitvoering, ontstaat spanning met (gedeeltelijke)
resultaatfinanciering van reïntegratietrajecten. Het is zaak te zorgen voor de juiste balans,
die niet alleen zorgt voor voldoende sturing, maar die ook redelijk is in de richting van de
aanbieders.
· Er moeten afspraken worden gemaakt met aanbieders en eventueel met andere gemeentelij-
ke diensten over voortgangsinformatie over de uitvoering van trajecten. Enerzijds gaat het
om het kunnen beschikken over tijdige, juiste en volledige stuurinformatie als een belangrij-
ke randvoorwaarde voor professioneel klantmanagement, anderzijds gaat het om een juiste
verhouding ten opzichte van de hoeveelheid informatie die door de aanbieder moet worden
opgeleverd. Dit laatste met het oog op een te hoge administratieve lastendruk.
· Wordt gekozen voor (experimenteren met) vormen van keuzevrijheid voor cliënten in de zin
van kunnen kiezen uit meerdere aanbieders? Wat is daarbij de rol van de klantmanagers?
2.1.3 Hoofdaannemerschap, inkoop integrale trajecten of losse producten
De meeste gemeenten die kiezen voor het model Scheiding Regie en Uitvoering, kiezen
-hoewel dat niet per definitie eigen is aan dit model- ook voor het inschakelen van enkele
hoofdaannemers (bijvoorbeeld Enschede en Leeuwarden). In het model Actief Keten- en
klantmanagement wordt doorgaans gewerkt met het rechtstreeks zaken doen met een groter
aantal, vaak gespecialiseerde aanbieders waar losse producten worden ingekocht
(bijvoorbeeld Den Bosch en Tilburg).
Belangrijke aandachtspunten en overwegingen bij het kiezen voor het wel of niet inschakelen
van hoofdaannemers en het wel of niet inkopen van complete trajecten zijn de volgende:
· Een belangrijke reden voor veel gemeenten om te kiezen voor het werken met hoofdaanne-
mers en het inkopen van integrale trajecten bij die hoofdaannemers is het gemeentelijk
beleid (vaak ook op andere terreinen) om zich te concentreren op zijn kerntaken en daarbij
à la Suwi zoveel mogelijk aan de markt over te laten wat de markt aan kan in de overtuiging
dat marktwerking op markten die zich daarvoor lenen, uiteindelijk leidt tot betere kwaliteit
en/of lagere kosten. Er zijn veel aanbieders die het hoofdaannemerschap voor gemeenten
kunnen en willen verzorgen. Een andere veelgenoemde reden is dat de gemeente op basis
van een interne sterkte-zwakte-analyse heeft geconstateerd dat een aanpak zoals bijvoor-
beeld in Den Bosch niet (op korte termijn) haalbaar is.
· Het kiezen voor een beperkt aantal hoofdaannemers hangt meestal samen met hetzij de
omvang van het cliëntenbestand, hetzij met het gemakkelijker en goedkoper kunnen beheer-
sen en overzien van de uitvoering. Door met een aantal reïntegratiebedrijven te werken kun-
nen desgewenst aan cliënten keuzemogelijkheden worden geboden.
15
`In Tilburg is bij de laatste aanbesteding besloten het aantal reïntegratiebedrijven, waar we als
gemeente mee samenwerken, fors te verminderen. Het waren er 25, we gaan nu naar 14. Het
was een beetje doorgeschoten, zo gegroeid. Daarbij speelde ook mee dat de toeleiding door
de gemeente niet optimaal verloopt door het woud aan reïntegratiebedrijven dat in Tilburg
actief is.Te veel, te onduidelijk.We zijn nu meer op samenwerking en onderaanneming
gericht, waarbij het behapbaar moet blijven voor de uitvoering."
Martijntje Brink, gemeente Tilburg
· Gemeenten die kiezen voor het rechtstreeks inkopen van losse producten bij een groter aan-
tal aanbieders doen dat in de overtuiging dat op die manier de sturing door de gemeente
beter gewaarborgd is en dat mede daardoor de totale reïntegratiekosten (inclusief het keten-
en klantmanagement van de gemeente zelf) lager zullen uitvallen.
· Gemeenten die met hoofdaannemers werken stimuleren vaak expliciet dat specialistische,
vaak kleinere onderaannemers worden ingeschakeld. Over de mate waarin en de wijze waar-
op onderaannemers worden ingeschakeld, inclusief de rol die klantmanagers daar eventueel
bij spelen, moeten heldere afspraken tussen gemeente en hoofdaannemers worden gemaakt.
Daarbij is het niet de bedoeling dat onderaannemers met naam en toenaam als `verplicht in
te schakelen' door de gemeente worden benoemd, als dat niet plaatsvindt op basis van de
uitkomst van een aanbesteding. `U bocht-constructies', waarmee wet- en regelgeving wor-
den omzeild, staan haaks op de door Suwi beoogde marktwerking. Het bestek is de meest
geëigende en transparante weg om te sturen.
· Ook de beoordeling en/of het organiseren van de inzet van zorg en sociale activering binnen
trajecten kan worden overgelaten aan hoofdaannemers (bijvoorbeeld in Leeuwarden) of in
eigen hand worden gehouden (gemeentelijk klantmanagement). Ter voorkoming van een te
grote afhankelijkheid en te weinig sturing is het bij een werkwijze zoals in Leeuwarden van
extra groot belang dat hierover vooraf grondige, heldere afspraken met de hoofdaannemer(s)
worden gemaakt. Zeker omdat volgens veel gemeenten reïntegratiebedrijven nog te weinig
kaas hebben gegeten van zorg en sociale activering, mag niet worden verondersteld dat reïn-
tegratiebedrijven - zeker als zij nog niet eerder voor de gemeente hebben gewerkt - vanzelf
wel de juiste instellingen en trajecten op het gebied van zorg en sociale activering weten te
vinden.
`De gemeente Leeuwarden besteedt conform Suwi maximaal uit.Van een `over de schutting'-
werkwijze is bij ons trouwens geen sprake.Wij kiezen expliciet voor de regierol van de
gemeenten en besteden sinds 2001 alles aan. Bij ons is geen selectie van cliënten voor sociale
activering sec.Alleen voor reïntegratietrajecten, waar sociale activering onderdeel van kan
uitmaken. Leeuwarden doet geen zaken met reïntegratiebedrijven die zich alleen op sociale
activering concentreren.Als sociale activering vervolgens het hoogst haalbare blijkt te zijn,
dan is dát het behaalde resultaat. Sociale activeringsinstellingen en -bedrijven kunnen onder-
aannemer van een reïntegratiebedrijf zijn. Er gaat geen rechtstreekse financiering van de
gemeente naar de sociale activeringsinstellingen.'
Linda Hazenkamp, gemeente Leeuwarden
16
· In algemene zin stelt een grotere vrijheid van handelen aan de kant van reïntegratiebedrij-
ven hogere eisen aan transparantie en verantwoording aan de gemeente.
· In paragraaf 4.1.1 is al ingegaan op de eisen die het kiezen voor de regierol stelt aan de
communicatie met cliënten en aanbieders. Zeker als wordt gewerkt met hoofdaannemers
moet voor cliënten duidelijk zijn voor welke vragen zij bij wie terecht kunnen. Bovendien
kan de gemeente het zich niet veroorloven om alleen met tussenkomst van één of meer reïn-
tegratiebedrijven te weten hoe de cliënt de dienstverlening ervaart en zullen dus ook directe
vormen om cliënttevredenheid te volgen nodig zijn.
· Indien een gemeente de keuze maakt losse producten in te kopen dan zullen er bij de trajec-
tuitvoering meer aanbieders betrokken zijn, dus meer wisseling van begeleiders, minder per-
soonlijke continuïteit met uitzondering van de gemeentelijke klantmanagers. Dit stelt ver-
gaande eisen aan het keten- en klantmanagement.
2.2 Doelgroepen en cliënten
Bij de inkoop is een belangrijke vraag wat - kijkend naar het cliëntenbestand - als basis
wordt genomen voor het maken van afspraken met reïntegratiebedrijven. Onderstaand komt
een aantal, aan deze vraag gerelateerde, keuzevraagstukken aan de orde.
2.2.1 Wordt wel of niet op basis van vooraf benoemde doelgroepkenmerken ingekocht?
Op de gemeentelijke reïntegratiemarkt is in dit verband een aantal trends waarneembaar:
· Een deel van de gemeenten zegt gestopt te zijn met `klassiek doelgroepenbeleid', omdat dat
haaks staat op het gemeentelijk beleid om in alle gevallen individueel maatwerk te bieden.
· Een ander deel van de gemeenten zegt eveneens gestopt te zijn met klassiek doelgroepenbe-
leid en dat vervangen te hebben door een bestandssegmentatie op basis van eenduidige
ondersteuningsbehoefte (`homogene groepen'). Die behoefte is deels terug te voeren op de
traditionele doelgroepindeling, maar loopt voor een belangrijk deel ook dwars door die
indeling heen.
· Tot slot zegt een deel van de gemeenten dat zij in het kader van de aanbesteding juist voor
het eerst beginnen met het onderscheiden van doelgroepen, deels in klassieke zin (doorgaans
samenhangend met het bestaan van doelgroepgeoormerkte budgetten en/of afspraken in het
kader van Agenda voor de Toekomst) en deels in termen van eenduidige ondersteuningsbe-
hoefte (met het oog op gerichte inkoop van reïntegratiedienstverlening).
In de kern is belangrijk dat de ingekochte dienstverlening in kwantitatieve en kwalitatieve zin
aansluit bij het gemeentelijk cliëntenbestand. Dat staat of valt met inzicht in het bestand, van
zowel de bestaande gevallen als van de verwachte nieuwe instroom voor zover dat op basis
van ervaringsgegevens mogelijk is. Alleen met gebruikmaking van dat inzicht is gerichte
inkoop mogelijk.
Gerichte inkoop is niet alleen belangrijk met het oog op de `fit' met het cliëntenbestand, maar
ook omdat dit stimuleert dat reïntegratiebedrijven hun diensten zo passend en liefst innovatief
mogelijk aansluiten bij de vraag. Daarbij speelt de vraagformulering een belangrijke rol. Het
17
maakt verschil of de vraag voorafgaand aan de inkoop zeer gedetailleerd (technisch) wordt
gesteld of open. Bijvoorbeeld: wij zoeken trajecten voor een groep `allochtone vrouwen die
willen herintreden op de markt'. Een dergelijke, functionele vraag stimuleert de creativiteit
van reintegratiebedrijven. Essentieel is dan wel dat de markt van aanbieders breed wordt
bereikt. Verdere informatie hierover is te vinden in de handreiking `Inkoop en innovatie'.
Gemeenten vinden het lastig bij de beoordeling van aanbieders de echte kwaliteits- en
dienstverleningsverschillen te vinden. Een manier om dit te doen is te vragen naar voorgaande
ervaringen, aanpak en resultaten en naar referenties.
Gerichte inkoop op basis van segmentatie in doelgroepen en/of homogene groepen stimuleert
daarmee ook dat de écht innovatieve, over onderscheidende dienstverlening beschikkende aan-
bieders aan bod komen. Het vinden van innovatieve dienstverlening brengt overigens wel met
zich mee dat de vraag ruim bekend moet worden gemaakt.
Gemeenten die niet op basis van grondige bestandskennis vooraf gericht inkopen, maar zaken
doen met grote reïntegratiebedrijven met een breed dienstenpakket, doen dat soms noodge-
dwongen (vanwege het nog niet beschikken over een grondige bestandsanalyse), maar soms
ook bewust. Namelijk omdat bewust wordt gewerkt met een beperkt aantal aanbieders, die wel
in alle gevallen individueel maatwerk moeten waarborgen of dat zo nodig via partners/onder-
aannemers mogelijk moeten maken.
2.2.2 Keuzevrijheid voor cliënten
Uit de Tweede Trendrapportage Reïntegratiemarkt komt naar voren dat gemeentelijke cliënten
op dit moment meestal geen directe inspraak hebben in de keuze van een reïntegratiebedrijf.
Dat wordt gezien als de expertise en verantwoordelijkheid van de klantmanager, die daarbij
wordt geacht rekening te houden met eventuele bijzondere wensen van de cliënt. De klantma-
nager neemt uiteindelijk de beslissing. Circa 14% van de geïnterviewde gemeenten biedt in
meer of mindere mate aan cliënten keuzevrijheid, al dan niet met ondersteuning/begeleiding 6).
Ongeveer 10% van de gemeenten werkt met een persoonsgebonden budget, meestal in het
kader van de REA-experimenten. In een enkel geval heeft de gemeente zelf iets opgezet,
bijvoorbeeld in Leiden.
Overigens werd tijdens het onderzoek in het kader van de Tweede Trendrapportage vastgesteld
dat nog eens 10% een werkwijze met een persoonsgebonden budget in voorbereiding heeft.
Het vergroten van de keuzevrijheid van cliënten is ook op de gemeentelijke reïntegratiemarkt
een duidelijke tendens.
Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn:
· Houd rekening met de samenstelling van je doelgroep. De ervaring is dat het werken met
keuzevrijheid, al dan niet in termen van een persoonsgebonden budget, alleen met intensieve
begeleiding en ondersteuning van de klantmanager mogelijk is. Bij de meest gecompliceer-
de cliënten moet de ondersteuning door de klantmanager zodanig intensief zijn, dat het fei-
telijk niet veel verschilt van de `traditionele' situatie dat de klantmanager bepaalt welk tra-
ject een cliënt ingaat.
18
`Utrecht doet sinds 1998 mee aan een PGB-experiment in het kader van de Wet REA in
Midden-Nederland. Op dit moment gaat het hierbij om een oriëntatiebudget voor het opstel-
len van het trajectplan plus een bedrag van ruim 3.500 euro plus eventuele additionele finan-
ciering. Dit was in het begin van het experiment niet goed binnen de gemeente belegd. Het
opstellen van het trajectplan was lastig en de behandeling binnen de gemeente was ook niet
goed georganiseerd.Veel keuzevrijheid, geen duidelijkheid over aanspreekpunten en procedu-
res en een te kwetsbaar ingericht coördinatiepunt. De ervaring in Utrecht is dat PGB hoofd-
zakelijk geschikt is voor hoger opgeleiden.' Joke van der Meulen, gemeente Utrecht
· Een veelgehoord argument tegen de introductie van keuzevrijheid van cliënten is dat dit bij
een grote groep niet werkt en moet worden begeleid door een intensieve rol van de klantma-
nager. En wat stelt het dan eigenlijk nog voor? Een belangrijke reden voor gemeenten om er
toch voor te kiezen is, dat - ook al wordt intensief ondersteund door de klantmanager - het
naar de cliënt toe zeer motiverend en activerend werkt dat hij uiteindelijk wél zelf heeft
gekozen (commitment). Daarnaast kan de notie `niet bepalen, maar ondersteunen' bijdragen
aan de wijziging van de attitude van klantmanagers van klantvriendelijk in klantgericht.
· Tweede aandachtspunt, van interne aard, is dat de interne logistiek dus niet moet worden
onderschat en dat het zaak is om de beheersorganisatie vooraf goed geregeld te hebben.
`In Enschede bieden wij onze cliënten op dit moment geen echte keuzevrijheid. De wensen
en mogelijkheden van de cliënt worden natuurlijk wel betrokken bij de vaststelling van de
inhoud van het trajectplan. Echt keuzevrijheid bieden heeft nogal wat consequenties als je dat
echt goed wilt doen. Daar is de gemeente nog niet klaar voor. Het kan zijn dat we daar over
enkele jaren misschien wel staan, maar voorlopig kiezen we voor een stap-voor-stap-benade-
ring. Zoals dat reïntegratiebedrijven zich op een daartoe georganiseerde beurs aan cliënten
kunnen presenteren, zodat cliënten hun belangstelling kenbaar kunnen maken.'
Ineke Kleine, gemeente Enschede
· Het gaat daarbij niet alleen om de communicatie tussen cliënt en klantmanager, maar ook
binnen de gemeente, tussen gemeente en reïntegratiebedrijven en tussen gemeente en instel-
lingen voor zorg en welzijn.
· De cliënt moet actief gevoed worden met mogelijkheden van reïntegratiebureaus, en
-partijen. Daarnaast moet gerichte communicatie en zo nodig activering naar de cliënt
plaatsvinden om de cliënt aan te zetten tot het in de hand nemen van de eigen reïntegratie.
6) Inspraak in de inhoud van het traject is er altijd, omdat de cliënt vanzelfsprekend betrokken is bij de intake en het
opstellen van het trajectplan. Daarbij wordt gelet op diens wensen én reële mogelijkheden en ondertekent de cliënt
het trajectplan voor akkoord. Ook hier is het uiteindelijk de klantmanager die bepaalt. Door een enkele gemeente is
opgemerkt dat er soms wel eens te veel wordt afgegaan op alleen maar de (soms irreële) wensen van de cliënt.
19
· Werken met persoonsgebonden budgetten of andere vormen van keuzevrijheid van cliënten
stelt eisen aan de competenties van klantmanagers. Hierop is in de eerdergenoemde hand- leiding over klantmanagement al ingegaan.
· Een markteffect is in ieder geval op dit moment nog dat een deel van de reïntegratiebedrij-
ven afziet van deelname aan de aanbestedingsprocedure in geval van te grote onduidelijk-
heid over de verwachte caseload en de aanlevering daarvan.
`Wij hebben ons bij het zoeken van reïntegratiebedrijven bewust gericht op partijen die
akkoord gaan met het niet maken van voorafgaande volumeafspraken en met keuzevrijheid
voor cliënten. 17 aanbieders hebben zich gemeld na plaatsing advertentie. Niet veel, overigens
wel meer dan verwacht, gelet op de door ons gestelde eisen.Wij zijn tevreden over de keu-
zemogelijkheden die wij momenteel aan onze cliënten kunnen bieden.'
Alexandra Bartelds, gemeente Leiden
· Tot slot is een aandachtspunt of de gemeente het aan geselecteerde reïntegratie-bedrijven
toestaat om zelf cliënten te werven.
2.3 Samenwerking
Terwijl de eerder geschetste keuzen vooral gericht waren op de wijze waarop een gemeente
zelfstandig haar eigen dienstenpakket inricht, kan natuurlijk ook samenwerking met andere
partijen op de reïntegratiemarkt worden gezocht. Daarbij kan het gaan om samenwerking met
andere opdrachtgevers waaronder (kleinere) buurgemeenten, UWV, CWI, maar ook met afne-
mers (bedrijven, branches).
Daarnaast kan de gemeente kiezen voor strategisch partnership met één of meer specifieke
reïntegratiebedrijven, bijvoorbeeld op basis van de strategische overweging dat gemeente en
reïntegratiebedrijf/reïntegratiebedrijven beide kiezen voor gezamenlijk duurzaam investeren in
innovatie, sluitende aanpak en continuïteit.
`Wij hebben een driejarig contract met KLIQ. Overigens niet exclusief. Daarvoor werkten we
ook al jaren hecht samen in een samenwerkingsverband,Werkraat geheten.We hebben onder
meer voor KLIQ gekozen omdat we weten wat we aan elkaar hebben, daar tevreden over
zijn en omdat KLIQ ook wil investeren in de samenwerking. De gemeente wil meer langs een
groeipad Suwi implementeren, waarbij we langs geleidelijke weg meer marktwerking en con-
currentie inbouwen. Bijvoorbeeld via experimenteren met andere aanbieders. Ons primaire
vertrekpunt zijn de cliënten en het voorzieningenpakket dat we hun kunnen bieden. En daar-
mee ook het belang om chaos en discontinuïteit in de uitvoering te voorkomen.Wij vinden
dat het ministerie oog moet hebben voor en ruimte moet bieden aan gemeenten om dat
zorgvuldige groeipad te doorlopen. De gemeente onderschrijft de doelstellingen van Suwi,
maar heeft behoefte aan ruimte om de weg te kiezen die het beste past bij de praktijk en uit-
voering in Den Haag.' Dick Holt, gemeente Den Haag
20
De keuzen die de gemeente maakt op het gebied van samenwerking met andere opdrachtge-
vers en afnemers (bedrijven, branches) roepen reacties op in de markt. Deze worden hierna
kort aangeduid:
· Het zoeken van samenwerking tussen vragers op de reïntegratiemarkt biedt een bundeling
van ervaring en deskundigheid. Bovendien kan de belasting voor de gemeentelijke organisa-
tie door het organiseren van noodzakelijke opleidingen en/of uitbreiding fte dan minder
groot zijn.
· Voor samenwerkende gemeenten kan de samenwerking een betere onderhandelings-positie
opleveren. Enerzijds gaat het dan om grotere klantgroepen, waardoor de vrager interessanter
wordt voor de aanbieder, anderzijds is het voor de vrager door het gedeelde opdrachtgever-
schap mogelijk om een meer gedifferentieerde inkoop te verrichten. Ook op het gebied van
inkoop is het mogelijk om deskundigheid en ervaringen te delen tussen samenwerkende par-
tijen. Vooral voor kleinere gemeenten zijn dit op dit moment vaak redenen om de samen-
werking te zoeken.
`Appingedam, Delfzijl,Ten Boer en Loppersum werken op het gebied van inkoop op ambtelijk
niveau nauw samen.Verwacht wordt dat dit in samenhang met andere ontwikkelingen, zoals
één gemeenschappelijke sociale dienst en het inrichten van een Suwi-Bedrijfsverzamel-
gebouw, het begin zou kunnen zijn van een bredere samenwerking tussen de vier gemeenten.
Hierdoor bundelen we kennis en expertise, veel efficiënter dan ieder op zijn eigen houtje.
Op de samenwerking wordt geen zwaar organisatorisch traject gezet, we doen het praktisch,
volgens een groei- of zo je wilt ontwikkelmodel.' Sieb Bos, gemeente Appingedam
· Ook het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid is een platform dat in diverse regio's wordt
benut voor samenwerking op het gebied van inkoop. Zie hiervoor de diverse `foto's' van de
ontwikkeling van de Regionale Platforms, uitgebracht door Cap Gemini Ernst & Young in
opdracht van SSG.
· In geval van samenloopsituaties (uitkering van UWV/gemeente) kan een goede samenwer-
king tussen gemeente en UWV voor de cliënt de duidelijkheid over verantwoordelijkheden
en taakverdeling vergroten.
21
`We werken als UWV op allerlei terreinen - en in toenemende mate - samen met gemeenten.
Bijvoorbeeld met betrekking tot personen die zowel WAO als Bijstand ontvangen.We spre-
ken dan af wie de `lead' neemt bij de reïntegratie van deze cliënten. Ook WAO-cliënten
kennen schulden, hebben behoefte aan kinderopvang of woon- of vervoersvoorzieningen.
Het oplossen van dit soort problemen verhoogt de kans op reïntegratie. Hulp van de
gemeente is hierbij geboden.
Er zijn verder goede ervaringen met wijkgerichte gemeentelijke (zorg)projecten, waarbij nu
ook UWV-cliënten worden meegenomen.
Iets anders is sociale activering voor Arbeidsgehandicapten, sinds 1 januari 2002 een nieuwe
taak van UWV. De plaatsing in concrete trajecten sociale activering is voorbehouden aan de
gemeenten. UWV vergoedt de kosten van zo'n traject.
Van onze kant kunnen we de ervaringen met de UWV-aanbestedingsrondes en met reïntegra-
tiebedrijven delen met gemeenten.Via de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid gebeurt
dat in toenemende mate.
Doordat gemeenten druk bezig zijn met het inregelen van hun eigen inkoop, staat de samen-
werking rond inkoop, bijvoorbeeld met UWV, nu nog nauwelijks op de agenda. De onderlinge
contacten tussen UWV en gemeenten nemen overigens wel toe, de eerste stappen worden
gezet.' Guus van den Heuvel, UWV
· Samenwerking tussen diverse partijen op de reïntegratiemarkt kan voor cliënten als gevolg
hebben dat zij meer op de persoon toegesneden trajecten kunnen krijgen. Dit verhoogt de
efficiency en kan herkenning in het traject en de bereidheid om mee te werken groter
maken. Voor de vragers en cliënten kan het ook interessant zijn als door samenwerking tus-
sen aanbieders nieuwe of extra innovatiemogelijkheden worden gecreëerd. In de handrei-
king `Inkoop en innovatie' wordt hierop nader ingegaan.
· Strategisch partnership met één of enkele reïntegratiebedrijven kan grote voordelen hebben
(zie hiervoor). Daarbij is het wel zaak om te blijven zorgen voor prikkels voor optimaal
presteren door de geselecteerde aanbieders. Op welke wijze zorgt de gemeente er voor dat
zij zichzelf niet te kort doet door niet te profiteren van de (nieuwe) diensten van misschien
wel beter presterende aanbieders op de markt? Hoe kan de gemeente op dit punt blijven ver-
gelijken met de kwaliteit van de dienstver-lening van bestaande partners? Een veelvoorko-
mende vorm is dat naast `bulkafspraken' met de strategische partner(s) andere, vaak kleinere
aanbieders worden ingeschakeld. Voordelen hiervan zijn onder meer dat hierdoor kan wor-
den vergeleken dat desgewenst aan cliënten keuzevrijheid wordt gegeven en dat kan worden
gezorgd voor een breder dienstenpakket binnen de gemeente.
· Er is een tendens waarneembaar dat gemeenten zelf in hun reïntegratieaanpak gestructureer-
de samenwerking met afnemers zoeken. Door met bedrijven en instellingen vooraf kwalita-
tieve en eventueel ook kwantitatieve afspraken te maken over instroomprofielen en
instroomkanalen kunnen de effectiviteit en de efficiency van de reïntegratie sterk worden
vergroot. Geselecteerde reïntegratiebedrijven zullen de bereidheid moeten hebben daarop in
te spelen en zullen dat doorgaans ook graag doen (verlaging van reïntegratie-inspanningen).
Gemeenten kunnen met reïntegratiebedrijven onderhandelen over de mate waarin `gemeen-
telijk voorwerk' leidt tot een prijsverlagend effect.
22
2.4 Inkoopprocedure
Wat betreft de inkoopprocedure gaan wij in op de volgende vraagstukken:
2.4.1 Wijze van inkopen: aanbesteden en zo ja, openbaar of niet openbaar? Waaraan zijn
kleinere gemeenten, indien zij kiezen voor de onderhandse procedure, gebonden?
De vraag wanneer een opdrachtgever dient over te gaan tot aanbesteding en hoe het aanbeste-
dingsproces dient te worden ingericht, is reeds aan de orde geweest in andere handreikingen
van het Steunpunt Suwi Gemeenten. Onder meer wordt daarin toegelicht, dat bij de keuze tus-
sen de openbare of `niet-openbare' procedure het belangrijkste argument voor de niet-openba-
re variant doorgaans is dat daarbij de selectie- en gunningsfase kunnen worden gescheiden.
Daardoor kan vooraf `het kaf van het koren' worden gescheiden en kan de belasting van het
moeten beoordelen en vergelijken van zeer grote aantallen offertes worden beperkt. Ook is
toegelicht dat de term `niet-openbare procedure' in die zin misleidend is, dat ook deze proce-
dure aan alle eisen van openbaarheid en transparantie moet voldoen.
Voor reïntegratiebedrijven betekent de niet-openbare procedure op zich niet dat er minder kan-
sen voor nieuwe aanbieders zijn of dat anderszins de marktwerking minder goed is. De mate
waarin in de selectiefase kwaliteits- en andere eisen worden gesteld, heeft daarop wel grote
invloed. Daarbij zoeken gemeenten de balans tussen enerzijds het willen waarborgen van de
juiste kwaliteit in het belang van de cliënten en anderszijds het niet al op voorhand uitsluiten
van grote aantallen reïntegratiebedrijven, inclusief nieuwe toetreders met wellicht ook innova-
tieve methodieken.
Kleinere gemeenten die onder de Europese aanbestedingsgrens blijven, mogen ondershands
aanbesteden, maar kunnen ook kiezen voor een Europese aanbesteding. Ondershands betekent
niet dat de procedure niet transparant hoeft te zijn. Een veelgehoorde concrete vraag is of
kleinere gemeenten die niet verder willen gaan dan het vragen van een offerte aan bijvoor-
beeld vijf reïntegratiebedrijven, via een advertentie ook alle andere aanbieders moeten infor-
meren over de voorgenomen inkoop. Het antwoord daarop is niet in scherpe bewoordingen te
geven, omdat dit afhangt van de situatie. Op grond van jurisprudentie moet er in ieder geval
voor worden gezorgd dat kan worden aangetoond dat een serieuze afweging is gemaakt tussen
de omvang van de opdracht, de problematiek van de doelgroep, de marktsituatie en het niet
publiceren. Door SZW wordt geadviseerd om geen risico te nemen en wél een advertentie te
plaatsen in ten minste één plaatselijk nieuwsblad. Daarbij komt dat het in het belang van de
gemeente en haar cliënten is om de creatieve mogelijkheden van de reintegratiemarkt op te
zoeken en de ruimte te geven.
2.4.2 Plaats van zorg en sociale activering in de procedure
Bij gemeenten is sterk de notie aanwezig dat reïntegratie van veel cliënten, zeker gegeven het
grote aandeel `onderkant fase 4' in de cliëntenbestanden, alleen effectief is, als daar ook de
voortrajecten in de sfeer van zorg en sociale activering bij worden betrokken. En dan niet los
van elkaar staand, maar in de zin van een ketenbenadering juist in samenhang uit te voeren.
Dit is een van de redenen waarom niet alleen bij de inkoop van reïntegratietrajecten wordt
gekozen voor verzakelijking, maar in veel gemeenten ook in de relaties met de instellingen
23
voor zorg en sociale activering. Concreet gaat het daarbij om het vervangen van subsidierela-
ties door contractuele (inkoop)relaties, het maken van prestatieafspraken, de wijze van presta-
tiemeting, het inbouwen van gedeeltelijke resultaatfinanciering en het aanpassen van de wijze
van afrekening. Wat betreft de effecten is eerder in deze handreiking al ingegaan op het belang
van zorgvuldigheid bij de overgang van het oude naar het nieuwe regime. Het gaat voor veel
niet-commerciële instellingen om een forse cultuurverandering die tijd en energie vergt. Door
zich als gemeente daar onvoldoende rekenschap van te geven bestaat het risico dat het kind
met het badwater wordt weggegooid. Anderzijds kan een gemeente het zich niet veroorloven
om in de sfeer van zorg en sociale activering, waarvan de effectiviteit cruciaal is voor de tota-
le reïntegratieaanpak, te lang minder scherp en resultaatgericht te werk te gaan dan op de reïn-
tegratiemarkt. Het gaat ook hier om het vinden van de juiste balans, een kwestie van gemeen-
telijk maatwerk, gelet op de verschillen tussen gemeenten.
2.4.3 Zicht op kwaliteit
De opdrachtgever streeft naar de meest optimale prijs-kwaliteitverhouding. Maar hoe weet je
als gemeente wat de echte verschillen tussen de aanbieders op de markt zijn, hoe weet je of de
papieren tekst van offertes ook spoort met de werkelijke kwaliteit van de dienstverlening? Dat
is een vraag waarmee veel gemeenten worstelen. Dat is inderdaad geen eenvoudige zaak.
Sinds kort is aan een aantal bedrijven het Borea-keurmerk verleend. Dit biedt een zekere
garantie voor kwaliteit. Het is dus mogelijk om aan de offrerende bedrijven te vragen of zij
over het keurmerk beschikken. De opdrachtgever kan ook een stap verder gaan en aan de
offrerende partijen vragen naar de scores die het betreffende bedrijf heeft behaald op de diver-
se onderdelen van het keurmerk (zoals slagingspercentages, cliënttevredenheid et cetera). Nog
een stap verder is de bedrijven te vragen naar de rapportage van de auditors die hen hebben
beoordeeld.
Daarnaast kunnen gemeenten ook andere eisen stellen aan de offertes, zoals bijvoorbeeld het
vermelden van een bepaald aantal verifieerbare referenties bij vergelijkbare eerdere opdrach-
ten en het opgeven van slagingspercentages die in eerdere opdrachten zijn behaald.
Sturen op kwaliteit kan goed gefaciliteerd worden door een intensieve uitwisseling van infor-
matie tussen inkopers, zoals hiervoor beschreven. Daarnaast kan gaandeweg de looptijd van
contracten worden bijgestuurd door meerdere bedrijven te contracteren, die hetzelfde soort
product of traject aanbieden. Dit biedt de mogelijkheid de klantstroom te verleggen in de rich-
ting van de beter presterende bedrijven. Als voor deze mogelijkheid wordt gekozen, dient men
in de contracten uiteraard geen vaste aantallen toe te leiden cliënten af te spreken, en liever
ook geen minimaal of maximaal aantal klanten, tenzij uitdrukkelijk met de clausule dat op
basis van realisatie tot bijstelling van het afgesproken aantal kan worden besloten.
Bij het stellen van dit soort eisen dient echter wel goed nagedacht te worden over de vraag of
hiermee niet een potentieel interessant deel van het aanbod wordt uitgesloten. Denk daarbij
aan bedrijven die nieuw zijn en/of een nieuw product bieden, waarmee nog geen ervaring is
opgedaan. Of bedrijven die te klein zijn om lid te zijn van Borea, maar die toch een interes-
sant product kunnen bieden. Om die reden kiezen gemeenten er bijvoorbeeld soms voor om
een deel van de aanbesteding af te zonderen voor specifieke innovatieve projecten.
24
`In het verleden behaalde resultaten door reïntegratiebedrijven worden door Goes heel
bewust niet als selectiecriterium gebruikt in de aanbestedingsprocedure. Daarmee zou je nieuwkomers en kleine bedrijven bij voorbaat uitsluiten.' Ferdinand Tierie, gemeente Goes
2.4.4 Wijze van beoordelen offertes
In de Tweede Trendrapportage Reïntegratiemarkt wordt opgemerkt dat gemeenten op dat
moment (voorjaar 2002) meestal nog geen duidelijke gunningscriteria bij de selectie van aan-
bieders hanteerden, maar wel zitten in de fase dat deze worden geformuleerd met het oog op
de aanbesteding voor het jaar 2003. De gunningscriteria van de koplopers waren in het voor-
jaar van 2002 al wel duidelijk. Doorslaggevend bij deze koplopers is over het algemeen `de
economisch voordeligste aanbieding' (gegeven de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen,
vooral plaatsingspercentage, bekendheid/vertrouwen in de kwaliteit/-referenties en doorloop-
tijd).
Ervaringen van koplopers met aanbesteding leveren onder andere op dat het van belang is om
direct te zorgen voor een kristalhelder bestek. Daar hebben gemeenten verderop in de offerte-
procedure veel profijt van. Niet voldoende investeren in het begin (strategie, bestek) levert
later vaak veel onnodige discussies en tijdverlies op.
Ook de vraag door wie de offertes worden beoordeeld is belangwekkend. Zeker gelet op het
feit dat - zelfs bij beoordeling door middel van puntenscores - offertes niet mechanisch kun-
nen worden vergeleken, is het samenstellen van een beoordelingsteam verstandig. Een team
betekent een extra waarborg voor de beste eindafweging en voor een grotere objectiviteit.
Overigens geeft een deel van de gemeenten aan in de gunningsfase ook het persoonlijke ele-
ment zeer belangrijk te vinden, naast de kwaliteit van de offertes. Deze gemeenten kiezen
voor een aanvulling op de `papieren procedure', bijvoorbeeld in de vorm van persoonlijke pre-
sentaties of kennismaking vooraf met de reïntegratiecoaches die door het reïntegratiebedrijf
zijn gekandideerd.
Wat betreft de vergelijking van offertes is tot slot een vraag van belang, die in meerdere inter-
views ter sprake kwam, namelijk over de compensatieregeling voor BTW. Het antwoord op
deze vraag is dat gemeenten zullen worden gecompenseerd voor de door hen per saldo betaal-
de BTW over reïntegratietrajecten. De daartoe strekkende regelgeving is (januari 2003) in
voorbereiding en zal terugwerken tot 1 januari 2003.
2.5 Inhoud contracten
Achter de bekende items in contracten met reïntegratiebedrijven (zie onder andere het model
contract, dat eerder in opdracht van SZW door Stimulansz is opgesteld) gaan diverse strategi-
sche vraagstukken schuil. Van belang is dat gemeenten zich bewust zijn van de overwegingen
en aandachtspunten die daarbij een rol spelen en niet te automatisch een standaardformule
kiezen. Onderstaand worden de belangrijkste kort besproken.
25
Overigens zij voor de vraag `hoe kan een gemeente innovatie stimuleren in de samenwerking
met aanbieders' verwezen naar de handreiking innovatie, die in opdracht van SSG is uitge-
bracht.
2.5.1 Volumeafspraken
Sommige gemeenten maken vooraf volumeafspraken met reïntegratiebedrijven (aantal door de
gemeente toe te leiden cliënten tijdens de contractperiode), andere doen dat niet.
Eerstgenoemde gemeenten vinden dat niet meer dan rede-lijk in de richting van de contract-
partners, terwijl de andere gemeenten dat heel bewust niet doen of bewust niet verder gaan
dan indicatieve min-max-afspraken (waarbij een bepaalde marge wordt afgesproken), omdat:
· het lastig is om de exacte aantallen vooraf te kunnen voorspellen, zeker wat betreft de nieu-
we instroom (afhankelijkheid van de economische ontwikkeling en van het CWI);
· de interne logistiek van de toeleiding niet tijdig is georganiseerd;
· er wordt gekozen voor keuzevrijheid van cliënten, waardoor het maar de vraag is hoeveel
cliënten zullen kiezen voor een bepaalde aanbieder.
In contracten ontbreken overigens vaak financiële sancties op het niet nakomen van de toelei-
dingsafspraken door de gemeenten. Sommige gemeenten proberen in die gevallen wel tot een
oplossing te komen, die voor beide partijen bevredigend is.
Voor gemeenten is de uitdaging om een uitgebalanceerde afspraak te maken, waardoor aanbie-
ders een bepaald minimaal houvast hebben, die voor de gemeente uitvoerbaar is (mede op
basis van grondig inzicht in het bestand) en die naar de interne organisatie toe houvast biedt
en prikkels inbouwt (interne prestatieafspraken).
Het niet willen maken van volumeafspraken, zeker in combinatie met een gering volume, leidt
tot verminderde interesse onder aanbieders op de markt. Grote gemeenten kunnen zich op dit
moment iets meer veroorloven, maar kiezen in een deel van de gevallen op grond van redelijk-
heid toch voor het afspreken van aantallen cliënten waar de reïntegratiebedrijven in principe
van uit kunnen gaan.
2.5.2 Looptijd contract
De meest gangbare looptijd van contracten is op dit moment één jaar, al dan niet met de clau-
sule van verlenging voor bijvoorbeeld maximaal tweemaal. Een tendens (koplopers) is echter
dat gemeenten er steeds vaker voor kiezen om uit oogpunt van continuïteit meerjarige contrac-
ten te sluiten (twee à drie jaar, met mogelijkheid tot opzegging in geval van wanprestatie).
Aandachtspunten en overwegingen bij de looptijd van het contract zijn:
· Continuïteit voor de uitvoering versus flexibiliteit en marktwerking. Aan de ene kant moet
chaos in de uitvoering worden voorkomen door te snelle wisseling van aanbieders (zeker als
geen goede overgangsafspraken worden gemaakt). Aan de andere kant prikkelt de mogelijk-
heid van het opzeggen of niet verlengen van het contract de bestaande partners. Bovendien
is het goed om van tijd tot tijd weer te weten welke partijen op de markt (waaronder nieu-
we) welke dienstverlening in de aanbieding hebben, zodat de gemeente steeds bewust kan
kiezen.
26
· Een eenjarig contract maakt het in de praktijk zeer moeilijk om de prestaties van de inge-
schakelde aanbieder goed te kunnen beoordelen, gelet op de gemiddelde trajectduur die bij
fase 4-cliënten niet zelden het jaar te boven gaat.
· Een meerjarig contract kan een betere basis voor innovatief partnership zijn.
· Reïntegratiebedrijven zijn in de praktijk vaak bereid om in geval van meerjarige contracten
een lager tarief te hanteren.
Duurzaamheid plaatsingen
Over de duurzaamheid van plaatsingen (steeds vaker gekoppeld aan een bonus in geval van
een bepaalde minimale duur) werden voorheen in contracten regelmatig geen afspraken
gemaakt. Bij kleinere gemeenten komt dit nog wel voor. Op dit moment wordt het steeds
meer stan-daard dat over de plaatsingsduur wel afspraken worden gemaakt, meestal over
plaatsingen voor ten minste een halfjaar, maar ook een jaar komt voor (bron: Tweede Trend-
rapportage Reïntegratiemarkt).
2.5.3 Overwegingen en aandachtspunten zijn:
· Duurzame plaatsingen leiden tot meer schadelastbeperking (uitkeringen) voor gemeenten.
· Anderzijds kunnen te vergaande eisen op dit punt, als die impliceren dat reïntegratiebedrij-
ven pas na lange tijd zekerheid hebben over het ontvangen van het deel outputfinanciering,
leiden tot afroming (de minst kansrijke cliënten buiten de trajecten houden). Zéker als de
eis wordt gesteld dat parttime-arbeid, waardoor de cliënt niet direct uit de uitkering is, niet
meetelt (ook daarover wordt door gemeenten verschillend gedacht. Een deel verwacht dat
cliënten kansen missen als kortere en/of kleinere dienstbetrekkingen niet mogen meetellen,
een ander deel gaat daar niet van uit of speelt op dit risico in door dit te compenseren in het
tarief).
· Te vergaande eisen zullen een deel van de afnemers (bedrijven, branches) ervan weerhouden
om samenwerkingsafspraken met de gemeente te maken. Anderzijds is juist het eigenbelang
van die afnemers dat zij aan hun benodigde instroom komen, liefst duurzaam. Afnemers
kunnen zich dus op dit punt verschillend opstellen.
· Het effect op aanbieders kan verder zijn dat als de eis van één jaar of meer (zeker als deze
achteraf moet worden vastgesteld) wordt gecombineerd met no cure, no pay, een deel van de
aanbieders zal afhaken wegens een te groot bedrijfsrisico.
· Een voordeel voor de cliënt van de eis die met betrekking tot de duurzaamheid van een
plaatsing in werk aan een reïntegratiebedrijf wordt gesteld, is dat het reïntegratiebedrijf
vooral op zoek gaat naar duurzame werksituaties. Bij de plaatsingsdefinitie is het zaak geen
kansverkleinende effecten op te roepen in die zin, dat er oog voor moet zijn dat - zeker bij
cliënten met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt - duurzame arbeidsinpassing pas
lukt na eerst enkele kortere werksituaties.
`De prijs-kwaliteitverhouding van een aanbod moet leidend zijn. Niet de prijs alleen. Ideaal
is natuurlijk een zo kort mogelijk traject dat leidt tot een duurzame plaatsing. In de aan-
bestedingsronde 2003 stellen we overigens, gelet op de verkrappende arbeidsmarkt, nog
steeds de eis dat een dienstverband minimaal 6 maanden duurt.'
Guus van den Heuvel, UWV
27
2.5.4 Financiering
De trend op de reïntegratiemarkt is: een steeds sterker accent op resultaatfinanciering. De
Tweede Trendrapportage wees uit dat er interessante verschillen tussen gemeenten zijn waar
het gaat om de risicospreiding over ge-meente en aanbieders. In de meeste gevallen wordt
gekozen voor no cure, less pay. In enkele gevallen is ook sprake van no cure, no pay, soms
zelfs bij fase 4-dienstverlening. Vaak zit het ver-schil in de wijze waarop het resultaat is
benoemd: als een ruime of gedifferentieerde definitie is gekozen, is no cure, no pay in rede-
lijkheid beter aan een aanbieder `op te leggen' dan bij een enge plaatsingsdefinitie. Overigens
zijn enkele gemeenten op basis van ervaring juist teruggekomen van no cure, no pay-financie-
ring bij fase 4-trajecten door een aandeel vaste financiering in te bouwen (in één geval `voort-
gangsvergoeding' genoemd). Door veel gemeenten is aangegeven dat fase 4 en no cure, no pay
niet samengaan, gelet op de aard van de doelgroep (tenzij zoals vorenstaand aangegeven de
definitie van `resultaat' heel ruim wordt geformuleerd). Zuivere input-financiering komt nog
maar zelden voor. Dit is op dit moment nog te zien bij kleinere gemeenten. Overigens zijn ook
die met een omslag bezig.
Overwegingen en aandachtspunten zijn:
· Resultaatfinanciering verhoogt de prikkel op de effectiviteit van de trajecten en vermindert
de neiging bij aanbieders om vooral ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk trajecten worden
opgestart, ongeacht het resultaat. Via klantmanagers, overleg en (dreiging met) opzegging of
niet verlenging kan en moet ook worden gestuurd op de resultaten, maar sturen met geld is -
in de mate waarin dat kan en redelijk is - nog altijd het meest effectief.
· Naast resultaatfinanciering (`outcome-financiering') werkt een deel van de gemeenten ook
met `output-financiering', waarbij bijvoorbeeld per trajectonderdeel wordt afgerekend.
`De vraag is of je afrekent per trajectonderdeel of voor het totale traject. Het eerste is
zuiverder, en je kan go-no go momenten creëren. Maar zal wel duurder zijn. Bij het afrekenen
van totaal-trajecten kun je meer algemene afspraken maken en zul je wellicht wat goedkoper
uit zijn.' Ferdinand Tierie, gemeente Goes
· Zeker bij (gedeeltelijke) resultaatfinanciering geldt dat ondubbelzinnig vastgelegd moet
worden wat verwachtingen zijn, bijvoorbeeld: wat houdt `less pay' in? Wat is `cure'? Is
`cure' een betaalde baan of is dat doorstroming naar een voor de klant beter volgend traject?
Beide begrippen zijn multi-interpretabel, dus zowel vrager als aanbieder moeten definiëren
wanneer in hun ogen een traject geslaagd is. Beide financieringsmethoden kunnen er overi-
gens toe leiden dat er in zekere zin een verschraling van het aanbod ontstaat. Immers, alleen
financieel heel sterke aanbieders kunnen het zich veroorloven een dergelijk risico aan te
gaan. Kleinere aanbieders die wellicht een veel beter product kunnen leveren, kunnen door
deze financierings-methode `uit de markt geprijsd worden'. Andersom is ook mogelijk:
`kleine aanbieders' kunnen zich gedwongen zien zich aan te sluiten bij de `grote aanbie-
ders', die daarmee weer veel macht en invloed kunnen verwerven, waardoor het onmogelijk
wordt voor een `kleine vrager' harde eisen te stellen. De `kleine vrager' of gemeente kan
zich daarmee zelf uit de markt prijzen.
28
· In de mate waarin het risico bij de aanbieder wordt gelegd en zeker als dit samen gaat met
een enge resultaatdefinitie, zal afroming in de hand worden gewerkt. Om die reden kiezen
gemeenten er niet snel voor om bij fase 4-cliënten over te gaan tot een fors deel resultaatfi-
nanciering, laat staan no cure, no pay. In algemene zin mag worden verwacht dat naarmate
het financiële risico meer bij het reïntegratiebedrijf wordt gelegd, van de gemeente meer
wordt gevraagd in termen van kennis van het bestand en toeleiding.
· Een laatste reden die gemeenten noemen voor het niet werken met volledige resultaatfinan-
ciering is dat het de ervaring is dat de resultaten van reïntegratiebedrijven niet alleen afhan-
kelijk zijn van de reïntegratiebedrijven zelf. Ook de gemeente zelf (flankerend beleid, voor-
selectie, toeleiding) oefent daar invloed op uit. Daarbij past niet dat het risico volledig bij
de reïntegratiebedrijven wordt gelegd.
`In Enschede hebben we ook een wijkgerichte aanpak. Het is opvallend te zien dat het reïnte-
gratiebedrijven in de ene wijk veel meer moeite kost om cliënten te plaatsen dan in de ande-
re wijk. Het middel no cure, no pay kan je dan in redelijkheid niet aan je partners opleggen.
Bovendien zou dat ook de invloed van de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie op de plaat-
singsresultaten miskennen.Wij hebben onze financiële sturing op resultaten anders ingericht,
een mix van resultaat- en outputfinanciering, die volgens ons net zo effectief is, maar wel
eerlijker.' Ineke Kleine, gemeente Enschede
To t b e s l u i t
In deze handreiking `Inkoopstrategie' is ingegaan op een aantal vraagstukken waarvoor een
gemeente staat bij het formuleren van haar inkoopstrategie op de reïntegratiemarkt. Deze
handreiking is bedoeld als een praktisch ondersteunend document, dat bewust kernachtig en
kort is gehouden en dat dus ook niet de pretentie heeft uitputtend te zijn. In dit verband is van
belang dat deze handreiking een aanvulling wil zijn op reeds eerder uitgebrachte publicaties.
De nieuwe rol van de gemeente op de reïntegratiemarkt betekent nogal een verandering voor
de gemeente. Het ministerie van SZW is zich daarvan bewust. Onder andere vanuit het tijdelij-
ke Steunpunt Suwi Gemeenten heeft het ministerie van SZW daarom geprobeerd zo goed
mogelijk ondersteuning te bieden en zal daar ook na opheffing van het Steunpunt mee door-
gaan. Steunpunt Suwi gemeenten is per 1 januari 2003 opgeheven en de taken en activiteiten
zijn per deze datum binnen het ministerie van SZW geïntegreerd. De medewerkers van het
Steunpunt hopen de gemeenten ook met deze laatste handreiking van dienst te zijn. De schrij-
vers van deze handreiking, adviseurs van de adviesgroep Werk & Inkomen van Cap Gemini
Ernst & Young, sluiten zich daar van harte bij aan.
29
B i j l a g e 1
C h e c k l i s t
Onderstaand volgt een checklist die de gemeente kan gebruiken om na te gaan of bij het ont-
wikkelen van de gemeentelijke inkoopstrategie een aantal belangrijke vraagstukken voldoende
aan de orde is geweest.
Positie van de gemeente
· Hoofdmodellen
· Vormgeving klantmanagement
· Hoofdaannemerschap/inkoop integrale trajecten of losse producten
Doelgroepen en cliënten
· Wordt wel of niet op basis van vooraf benoemde doelgroepkenmerken ingekocht?
· Keuzevrijheid voor cliënten
Samenwerking
· Gemeente met andere opdrachtgevers (kleine gemeenten, UWV, sectoren/bedrijven, CWI)
· Gemeente met afnemers (bedrijven, branches)
· Strategisch partnership tussen gemeente en reïntegratiebedrijven
Inkoopprocedure
· Wijze van inkopen: aanbesteden en zo ja, openbaar of niet openbaar? Of ondershands
en zo ja, waaraan zijn kleine gemeenten dan gehouden en wat zijn afwegingsfactoren?
· Plaats van zorg en sociale activering in de procedure
· Zicht op kwaliteit
· Wijze van beoordelen offertes
Inhoud contracten
· Volumeafspraken
· Looptijd contract
· Duurzaamheid plaatsingen
· Financiering
30
B i j l a g e 2
Overzicht van relevante
publicaties en websites
Publicaties, zie gemeenteloket.minszw.nl/docs/steunpunt_suwi/reïntegratie
· `Op weg naar volwassenheid - tweede inventarisatie van de stand van zaken op de markt
voor reïntegratiediensten', Regioplan/CGEY/Q-Consult, november 2002.
· `Een kader voor de inkoop van reïntegratietrajecten door gemeenten',
Stimulansz, september 2001.
· `Beslismodel - hoe de regiefunctie invullen', Stimulansz, september 2001.
· `Praktijkvoorbeelden van gemeenten bij de inkoop van reïntegratietrajecten',
uitgave SSG, tekst Stimulansz, april 2002.
· `Regionaal inkopen, deel 1', uitgave SSG, tekst Stimulansz, september 2002.
· `Regionaal inkopen, deel 2', uitgave SSG, tekst Stimulansz, januari 2003.
· `Inkopen van reïntegratietrajecten, stappenoverzicht voor gemeenten',
uitgave SSG, tekst Stimulansz, november 2002.
· `De gemeente als klantmanager', uitgave SSG, tekst Stimulansz/Klompe & Keyzen,
september 2002.
· `Model inkoopbeleid', Stimulansz, september 2002.
· `Model bestek', Stimulansz, september 2002.
· `Model voor selectie en gunning', Stimulansz, september 2001.
· `Model contract', Stimulansz, september 2001.
· `Model regie en prestaties', Stimulansz, september 2001.
Overige publicaties, zie http://gemeenteloket.minszw.nl/docs/steunpunt_suwi/
· `Agenda van de toekomst', Stimulansz, september 2001.
· `Stimuleringsregeling bevordering uitstroom door middel van casemanagement',
Stimulansz, december 2001.
· `Handreiking cliëntenparticipatie onder Suwi', uitgave SSG, tekst Stimulansz, november 2002.
· `3e Foto Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid', uitgave SSG, tekst CGEY, november 2001.
· `4e Foto Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid', uitgave SSG, tekst CGEY, augustus 2002.
· `Handboek bedrijfsverzamelgebouw', uitgave SSG, tekst Stimulansz, maart 2002.
· `Handreiking nieuwe doelgroepen, deel 2', uitgave SSG, tekst Stimulansz, juli 2002.
· `Handreiking cliëntvolgsysteem', uitgave SSG, tekst Stimulansz, september 2002.
Relevante websites
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: www.minszw.nl
Steunpunt Suwi Gemeenten: www.gemeenteloket.minszw.nl
Raad voor Werk en Inkomen (incl. de reïntegratiemonitor). www.rwi.nl
Borea (Brancheorganisatie Reïntegratiebedrijven): www.borea.nl
BOA: www.boaplein.nl
Uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekeringen: www.uwv.nl
Vereniging van Nederlandse Gemeenten: www.vng.nl
STECR (Platform Reïntegratie): www.stecr.nl
Arcon (Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten): www.arconweb.nl
Breed Platform Verzekerden en Werk: www.bpv.nl
31
B i j l a g e 3
Geraadpleegde personen
Aan de totstandkoming van deze handreiking hebben
meegewerkt:
Gebruikersklankbordgroep/geïnterviewd
· Ineke Kleine, gemeente Enschede (tevens geïnterviewd)
· Alexandra Bartelds, gemeente Leiden (tevens geïnterviewd)
· Nadine van der Sluis, gemeente Amsterdam
· Martijntje Brink, gemeente Tilburg (tevens geïnterviewd)
· Belinda Bonting, gemeente Wageningen
· Yvonne Bieshaar, gemeente Den Bosch (tevens geïnterviewd)
· Sieb Bos, gemeente Appingedam en Delfzijl (tevens geïnterviewd)
· Cees Magielse, gemeente Oss
· Michel Hendrikse, gemeente Terborg
· Ina Hol, gemeente Ede
· Petra Gerritsen, gemeente Medemblik
· Ferdinand Tierie, gemeente Goes (tevens geïnterviewd)
(In geval van hier niet genoemde, maar in deze handreiking wel geciteerde personen
gaat het om citaten uit interviews in het kader van de Tweede Trendrapportage `Op weg
naar Volwassenheid')
UWV
· Guus van den Heuvel (geïnterviewd)
Begeleidingscommissie opdrachtgever (SZW/SSG)
· Nel Buis
· Josje Lesterhuis
· Elleke Davidse
· Rooske de Joode
· Johan Breure
32