LEI

persbericht / nr. 1722

17-februari-2003

Levensmiddelenhandel vlakt prijsschommelingen af, weinig aanwijzingen voor misbruik marktmacht.

Schommelingen in de prijzen die de boer voor zijn producten ontvangt, werken maar beperkt door in de prijzen die de consument betaalt. Bij het publiek bestaat daardoor de indruk dat vooral het grootwinkelbedrijf prijsstijgingen wel doorberekent aan de consument maar prijsdalingen niet. Toch doet die situatie zich niet zo vaak voor, en als het gebeurt wijst het niet noodzakelijk op misbruik van marktmacht. Dat concludeert het LEI na een onderzoek in opdracht van het Ministerie van LNV. De afzet van zes soorten vlees en aardappels werd in kaart gebracht. De verwerkende industrie en de detailhandel vlakken de prijsschommelingen die de boer ondervindt vrijwel altijd af voor ze de consument bereiken. Het grootwinkelbedrijf gaf tussen 1995 en 2000 alleen voor varkensvlees de prijsstijgingen sterker door dan de prijsdalingen. De verwerkende industrie deed hetzelfde voor pluimveevlees.

Er zijn geen sterke aanwijzingen dat het grootwinkelbedrijf zijn marktmacht misbruikt. Het rekent zowel positieve als negatieve prijsveranderingen op boerderijniveau in beperkte mate door in de consumentenprijs. Het niet volledig of eenzijdig doorgeven kan verband houden met marktmacht, maar ook met de kosten van prijsaanpassingen, zoals voor reclame en etikettering. Er lijkt dan ook geen reden om het mededingingsbeleid op dit punt aan te scherpen.

Van de onderzochte producten wordt bij rundvlees, kalfsvlees en patates frites de prijsschommeling voor de consument het sterkst afgevlakt. De afvlakking op korte termijn betekent niet dat de detailhandel ongevoelig is voor alle prijsontwikkelingen. Op langere termijn zijn de consumentenprijzen duidelijk gerelateerd aan de prijzen af-boerderij.

Andere landen hebben een ander concurrentiebeleid dan Nederland. In Frankrijk geldt voor de detailhandel bijvoorbeeld een verbod op verkoop van producten beneden de inkoopprijs. Omdat het Franse grootwinkelbedrijf de verkoop van voedingsmiddelen tot nu toe intern subsidieert, is zo'n verbod ongunstig voor de agrarische sector; het belemmert de afzet en daarmee de prijsvorming.

Het onderzoek besteedt ook aandacht aan de vraag wie uiteindelijk de kosten heeft gedragen van de sinds januari 2001 wettelijk verplichte BSE-test. In Nederland zijn die kosten volledig afgewenteld op de boer. Dat vloeit voort uit de elasticiteiten van vraag en aanbod en is geen uiting van de macht van bepaalde marktpartijen. In verschillende andere Europese landen heeft de overheid de test geheel gesubsidieerd, waardoor de verlaging van de aan de veehouder uitbetaalde prijs beperkt bleef.

---

Macht en Prijsvorming in Agrofoodketens. Bekijk het rapport: 5.03.01.