Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Voorzieningen voor gehandicapten

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-K-U-2353326

13 februari 2003

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Wiersma (LPF) over voorzieningen voor gehandicapten (2020306210).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

Voorzieningen voor gehandicapten
1.
Voorzieningen voor gehandicapten

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Wiersma (LPF) over voorzieningen voor gehan- dicapten (2020306210)

---

Vraag 1.

Dienen gemeentebesturen aan gehandicapten een bruikleenauto ter beschikking te stellen in- dien de verstrekking ervan als de goedkoopst adequate voorziening moet worden aange- merkt? Zo ja, hoe beoordeelt u de handelwijze van de gemeente Leeuwarden in relatie tot de ingevolge artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) op gemeentebesturen rus- tende zorgplicht voor de verlening van vervoersvoorzieningen ten behoeve van deelneming van gehandicapten aan het maatschappelijk verkeer? Hoe beoordeelt u deze gang van zaken voorts in het licht van de op artikel 3 van de Wvg gebaseerde verplichting van het gemeen- tebestuur om verantwoorde voorzieningen (doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht) aan te bieden?
Antwoord

Bij de beoordeling van de aanvraag voor een Wvg-voorziening is het aan het gemeentebestuur om - uitgaande van de behoefte van de cliënt - te beoordelen wat in het concrete geval een ver- antwoorde voorziening is. Een verantwoorde voorziening in zijn algemeenheid is een voorziening die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend (art. 3 Wvg). De modelverordening van de VNG stelt dat 'Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover (...) deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.' Het begrip 'goedkoopst adequaat' wordt in de praktijk gezien als synoniem voor 'verantwoord' zoals de wet dit eist.
Indien het gemeentebestuur van oordeel is dat het verstrekken van een geldbedrag in een con- creet geval de goedkoopst adequate voorziening is, is het niet verplicht een duurdere voorzie- ning als een bruikleenauto te verlenen. De handelwijze van de gemeente Leeuwarden waarnaar in de vraag wordt verwezen is mij niet bekend.

Vraag 2.

Kent u de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 november 2001 (01/675 WVG) waarin is bepaald dat een bruikleenauto, hoewel deze een bekende, vertrouwde en voorspel- bare betekenis heeft, niet aan belanghebbende behoeft te worden verstrekt omdat een tege- moetkoming voor het huren van een auto een adequate voorziening zou zijn? Is het niet on- waarschijnlijk dat in het onderhavige geval een bruikleenauto als de goedkoopst adequate voorziening dient te worden aangemerkt? Zo ja, acht u deze uitspraak in lijn met de strekking, het doel en de uitgangspunten van de Wet voorzieningen gehandicapten?

Antwoord

Ja. De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat de weigering om een bruikleenauto te ver- strekken onder toekenning van een bedrag dat voor het huren van een auto dan wel anderszins kan worden aangewend in rechte stand kan houden. De Raad verwijst daarbij nog expliciet naar het in de modelverordening van toepassing zijnde 'primaat van de goedkoopst adequate voorzie- ning'. Ik zie dan ook niet in waarom deze uitspraak niet in lijn zou zijn met de uitgangspunten van de Wet voorzieningen gehandicapten. Overigens past mij ten opzichte van rechterlijke uit- spraken een grote mate van terughoudendheid.

2

Vraag 3.

Is het aan bepaalde belanghebbenden in een vergelijkbaar geval jarenlang nog nimmer door het gemeentebestuur een adequaat vervoermiddel aangeboden?

Vraag 4.

Indien een bruikleenauto in casu voor de belanghebbenden als de goedkoopst adequate voor- ziening dient te worden aangemerkt, zou deze voorziening dan niet door het bestuur van de betreffende gemeente aan de belanghebbenden dienen te worden aangeboden? Zo ja, bent u bereid om maatregelen tegen het betreffende gemeentebestuur te nemen, zodat de schrijnen- de situatie van belanghebbenden, die al jaren voortduurt, een keer wordt doorbroken?

Antwoord

Zoals onder 2. is aangegeven is naar het oordeel van de Centrale Raad van beroep door het ge- meentebestuur een adequate voorziening verstrekt. Alleen al daarom is het 'nemen van maatre- gelen' niet aan de orde. Ik merk daarbij nog op dat het in het kader van de Wvg in een concreet geval corrigeren van het handelen van een gemeente op de weg van de rechter ligt; het Rijk heeft hier geen taak.